6 augustus 2017
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Stilte is iets anders dan zwijgen.
Het eerste kan weldadig zijn.
Wanneer we op een warme drukke dag ergens op vakantie een kerk binnen stappen is het niet alleen de koelte die we zoeken, maar ook de rust die ons treft. Het rumoer is even ver weg; de actualiteit hebben we in het portaal achter gelaten en er zijn geen woorden die ons afleiden. Alleen maar stenen die onhoorbaar hun verhaal doen.
Even zijn we zelf ook stil; en het doet ons goed. Straks wacht ons weer de warmte en de drukte. Maar nu kan het allemaal wachten
Stilte kan een weldaad zijn.
Een moment van rust in de drukte van alledag
Te midden van al de dingen, die moeten, even stil staan en ons verwonderen
Dat we er nog zijn
En hoe mooi de wereld is
Zwijgen lijkt toch iets anders te zijn.
Het is veel meer het ontbreken van woorden
Het zoeken naar begrip
Het hopen op een antwoord
Wie geconfronteerd wordt met het zwijgen
Wil wel roepen schreeuwen
Kloppen op de deur
Maar er wordt niet opengedaan
Je hart bonst in je keel
De onrust jaagt je op de vlucht
Weg. Weg van die doodse stilte
Dat zwijgen dat maar voortduurt
De woorden die weggewaaid zijn
En hun zin verloren hebben.
Zo treffen we in het boek Koningen de profeet Elia aan
Liggend onder een stuik.
Verzuchtend Was ik maar dood Het is genoeg geweest
Het vuur dat op de berg Karmel het doorweekte offer verteerde
Het vuur dat zo hevig in Elia branden
Waardoor hij geen onrecht kon zien
Waardoor hij niet kon zwijgen
En zich uit moest spreken
Dat vuur heeft hem nu zelf opgebrand.
Het is niet zo vreemd dat de profeet juist nu instort
Na zijn grote succes vraagt hij zich af waar het allemaal goed voor geweest is
Hij heeft zich vol overgave ingezet voor zijn taak
Heeft dag en nacht gewerkt
Geen rust genomen
Daarvoor was het doel hem te heilig
De zaak te urgent
Er moest nu gesproken, gehandeld geprofeteerd worden
Maar nu is hij als enige overgebleven
Niemand om zijn verhaal mee te delen
De wereld zwijgt
De profeet zelf zwijgt. Hij gaat onder een bremstruik zitten; verlangend naar de dood. Want het is genoeg geweest
Hij valt in slaap
Hij zou net zo goed dood kunnen zijn
Zo moe is hij
Zo zinloos is alles
Zelfs als een engel hem aanraakt
Als er water is om zijn ziel te verkwikken
Gloeiende kooltjes om het vuur in hem aan te wakkeren
Brood om zijn lijf te versterken
Dan helpt het niets
Elia gaat er opnieuw bij liggen
Dat is wat het zwijgen met een mens doet
Het was er altijd al
Als ruis op de achtergrond
Maar nu slaat het hem tegen de grond
Elia was altijd al alleen
De enkeling die de moed had om tegen de koning en zijn vrouw op te staan
Hij wist altijd precies wat hij zeggen moest
Alsof God zelf hem de woorden influisterden
Hij was niet bang
In zijn eentje stond hij tegenover 450 priesters van Baäl
Maar hij had het gelijk aan zijn zijde
Het eeuwige gelijk
Het woord van de Eeuwige
Maar nu zwijgt Hij
En dat slaat de bodem onder zijn bestaan weg
God zwijgt
Van de een op de andere dag realiseert Elia zich dat hij niets meer hoort
Dat hij misschien nooit iets gehoord heeft
Dat het allemaal inbeelding was
Dat hij alleen met zichzelf alleen was
Ik ben als enige overgebleven
Ja, omdat ik altijd al de enige was
Ik en mijzelf
Een aardig duo
De hofnar van het paleis
Maar als ze er genoeg van hebben, vegen ze mijn leven uit
Als woorden op een schoolbord
Het is genoeg geweest
Want niet alleen de wereld zwijgt, maar ook de hemel
En dan helpt ook het sacrament niet meer
Het brood is verkruimeld
De wijn zonder smaak
En zelfs als een engel zou preken, zou het Elia niet helpen
De woorden vallen op de rots
Nog een klein beetje kracht is er over in de profeet
Nog een glimp van besef, dat het antwoord van God zelf moet komen
Dat hij naar de berg van de Heer moet. Dat hij verlangt naar de dood
Maar meer nog verlangt om een woord te horen. Hij sleept zich naar de Horeb.
En dan is daar uiteindelijk na veertig dagen en nachten
Na een eindeloze tijd
Een woestijn reis lang
Een generatie die voorbijgaat
het antwoord op het zwijgen
Op het niet- langer – spreken van God
Of het niet kunnen horen van God
Is daar het woord dat het zwijgen doorbreekt
En het is ….
Stilte
Zwijgen wordt stilte
Onrust wordt weldaad
Afwezigheid wordt aanwezigheid
Want de rest van de verschijnselen ze zijn niet meer dan de weerspiegeling van Elias innerlijk’
Ze vormen de echo van de stem in hem zelf
Ze zijn de buitenkant van wat zich in de profeet zelf afspeelt
De windvlaag
De tegenwind zodat je in al je poriën voelt dat je leeft
De weerstand die de profeet oproept
Zijn striemende woorden die de koning en zijn vrouw van woeden doen trillen
Die het bestaan ondersteboven keren
Het vuur dat in hem brandt
Dat hem jarenlang in beweging hield
Hij kent het allemaal
Van binnen en van buiten
Het is zijn eigen religieuze ervaring
De brandstof voor zijn ziel
Het heeft hem tot grote daden bewogen
Maar het kan hem niet uit het moeras trekken
Want hij wist het allemaal al
Het heeft hem gebracht waar hij nu is
Op de rand van de afgrond
Liggend onder een bremstuik
Verzuchtend: Het is genoeg geweest, Heer.
Maar de stilte kende hij nog niet
Alleen maar de doodse stilte van het zwijgen
Hij wist van de afwezigheid van woorden
Van taal zonder betekenis
Klanken zonder inhoud
Hij wist van een wereld die God niet hoort
Omdat ze er niet van uitgaat
Dat er Iemand is die spreekt
Alleen maar een zwijgend heelal
Een kosmos zonder genade
Het heeft aan hem gevreten dat de wereld zo stom bleef
Tot hij zelf verstomd raakte
Ik ben niet beter dan mijn voorouders
En je zou denken dat er dan iets moet gebeuren
Een vuur dat opnieuw gaat branden
Een kerk die inspireert en uitdaagt
De wind die opsteekt
En mensen in beweging zet
Dat we erop uitgaan om mensen tot inkeer te brengen
Een grote en geweldige klap
Die ons bestaan op zijn grondvesten doet trillen
Alles op zijn kop zet
Zodat mensen weer weten waar ze hun heil moeten zoeken
Maar de Heer was niet in de windvlaag
En niet in het vuur
Noch in de aardbeving
Hij verschijnt in stilte
Het zwijgen wordt tot stilte
Want ze zijn niet hetzelfde
Aan het één ontbreken de woorden
De ander is gevuld met betekenis
Het één is een en al afwezigheid van God
Het ander wijst op zijn diepe aanwezigheid
Mooi wordt dat verschil tussen zwijgen en stilte uitgedrukt in het gedicht van Willem Jan Otten
Dat misschien ook wel een gebed is
In ieder geval staat het onder die rubriek in het nieuwe liedboek
Opnieuw vinden we iemand die roept tot de hemel
Die antwoord wil vinden op de vragen die het leven hem stelt
Maar er komt geen antwoord
Zo lijkt het
Of is er de stilte na de storm
Nadat er ’s nachts uit een tent een kind geroepen heeft
Maar het was
Het mijne niet
Ik hoefde er niets mee
Een ander ging het troosten
Of bracht het over de camping naar het toiletgebouw
Maar wat als ik alleen maar kan horen wat mij bekend is
Alleen maar reken met wat mij vertrouwd is
Zoals mijn eigen kind
Het was het mijne niet
Want er is ook nog het kind van God
Het woord dat vlees geworden is
Dat ons roept
Maar wij horen het niet
En zou je Hem niet kunnen horen
In het roepen van ieder mensenkind
Dat troost verlangt
Water en brood
Een dak boven het hoofd
En dan die prachtige regel
Ik twijfel niet
Aan uw bestaan zo lang u tot mij
Zwijgt
Dat is de stilte van de Horeb denk ik
Het zwijgen dat gevuld is met aanwezigheid
De stilte die ons uitnodigt om op te staan
Elia wat doe je hier
De profeet moet weer terug naar het laagland
Naar het bladstille bos
Naar de tenten waarin we tijdelijk wonen
We breken op en gaan weer verder
God laat ons vrij
Dat is niet de vrijheid om overal een antwoord op te krijgen
Niet de vrijheid om eigen machtig te verklaren
Dat er geen God is
Omdat Hij toch niets zegt
Of niets te zeggen heeft, omdat wij zelf te druk zijn het zwijgen te doorbreken
Nee het is de vrijheid van het gebed
De mogelijkheid dat zwijgen tot stilte wordt
Afwezigheid gevuld wordt met aanwezigheid
Waarvan we niet weten hoe en waar
Maar die ons uitnodigt
Om op te staan
Adam waar ben je?
Amen