Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

7 februari 2010

lezingen: Jesaja 6: 1-8 en Lucas 5: 1-11

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Het verhaal uit Lucas 5 is zo beeldend dat we direct ter plaatse zijn. Want je ziet het voor je – ook als je, zoals ik, nooit in Israel bent geweest – : het meer van Gennesareth, gelegen in een prachtige en vruchtbare omgeving, in de buurt van Kafernaum. Een dichtbevolkt gebied waar mensen leven van de visvangst. Het verhaal laat ons zien hoe vissers na een lange nacht weer terugkeren naar de oevers van het meer. Vissen doe je ’s nachts: dan komen de vissen naar de oppervlakte. Het is een lange nacht geweest, met een teleurstellend resultaat: de netten zijn leeg en blijven leeg. Vermoeid, moedeloos en bezorgd, trekken de vissers hun netten aan wal en beginnen deze schoon te maken. Midden in het leven van deze vissers, midden in het alledaagse bestaan, lezen wij hoe Jezus aanwezig is. Voorheen leerde hij in de synagogen, maar hier bij het meer van Gennesareth leert Jezus in het openbaar.

De mensen stromen toe. Het goede gerucht over deze bijzondere man heeft een flink aantal mensen op de been gebracht. Opvallend is dat Lucas het verhaal over de roeping van de vissers plaatst nadat Jezus bekend is geworden bij het volk, vanwege zijn onderricht. Matteüs en Marcus plaatsen ditzelfde verhaal vrijwel aan het begin van hun evangelie, waardoor er weinig mensen getuigen zijn van de roeping van de eerste leerlingen. Het verhaal van de overvolle netten vinden we ook bij Johannes ná de opstanding, als Petrus weer in ere hersteld wordt.

De min of meer lichte overdrijving van het succes van Jezus, aangegeven door de grote groep mensen die is samengekomen, is typisch Lucas. De schare is zo groot dat Jezus in de verdrukking lijkt te komen. Deze drang van mensen lijkt te raken aan een oerverlangen van mensen naar duidelijkheid, naar een sterke man, misschien zelfs wel naar een woord van God, naar een oriëntatie voor deze mensen die uit zichzelf geen richting weten. Dit oerverlangen is een gegeven dat het leven van mensen kenmerkt. Het verlangen naar oriëntatie in je leven dat in relatie staat met het doel in het leven. Hiermee raken wij door dit verhaal aan de vraag wat onze oriëntatie is in het leven en wat het doel is waarvoor wij leven? Maar is het stellen van deze vraag niet een bestemming in ons leven? Is ons leven niet getekend door het gegeven dat wij zoekende mensen zijn, dat wij altijd onderweg zijn, dat oriëntatie bij het leven hoort, dat de oriëntatie ons in beweging brengt en ons in beweging houdt? Deze rusteloosheid is aanwezig in het leven van mensen, omdat wij zoekende mensen zijn, omdat wij moeten leven met vragen zonder antwoord, omdat het verlangen ons dagelijkse bestaan kenmerkt. Rusteloosheid, waardoor wij blijven zien wat niet is, waardoor wij blijven zoeken naar wat kan zijn, waardoor wij blijven geloven dat onze onrust uiteindelijk bij God rust zal vinden. De onrustige menigte aan de oevers van het meer van Gennesareth, die zoekende mensen zittend aan de voeten van de Heer, kan een beeld zijn waarin wij onszelf herkennen als een mens die levensrichting zoekt door te luisteren naar de woorden van Jezus van Nazareth.

Jezus vraagt Simon een eindje van de oever te varen; Simon zal dit zeker willen doen. Ze kennen elkaar een beetje; in het voorgaande hoofdstuk staat geschreven hoe Jezus de schoonmoeder van Simon genas van haar hoge koorts.

Hier op het water, op afstand van de menigte, geeft Jezus onderricht. Deze mens hier is meer dan alleen een leraar: Hij is de Christus die mensen heil en verlossing biedt met zijn woorden en daden. Dat deze mens meer is dan alleen leraar wordt eveneens benadrukt door de wijze waarop Simon hem aanspreekt.

Spreekt Simon in vers 5 nog over zijn Meester, in vers 8 noemt hij Jezus Kurios, Heer. Een titel die normaal pas na Jezus’ verrijzenis wordt gebruikt, maar die hier door het bovenmenselijke wonder wel op zijn plaats is. Ook de naam van de visser verandert in het verloop van dit verhaal. Wordt hij aanvankelijk nog bij zijn eigennaam genoemd, nadat Hij gevolg heeft gegeven aan de oproep van de Heer heet hij Simon Petrus.

Simon Petrus, zo wordt door deze roepingsgeschiedenis duidelijk, is de eerstgeroepene, hij zal later spreken in naam van de leerlingen. Op zijn schouders rust het ontstaan van de vroege kerk. Gezeten in de boot vraagt Jezus aan Simon om naar diep water te varen en hier nogmaals de netten uit te werpen. Een weinig realistische onderneming zo horen we uit de reactie van de visser. Een typisch voorbeeld van zo’n beste stuurman die aan wal staat…

Ze hadden immers de hele nacht tevergeefs gezwoegd, overdag zal dit niet veel anders zijn. Maar Simon Petrus antwoordt door zijn gehoorzaamheid, zijn ‘maar’ als antwoord is het begin van het geloof, het begin van datgene wat indruist tegen het gezonde verstand, dat indruist tegen het logisch denken en de ervaring van deze beroepsvisser. Ondanks de twijfel gehoorzaamt Simon Petrus
en zijn twijfel verandert voorzichtig in vertrouwen om ongekende wegen te gaan.

Het wonder van het meer van Gennesareth is eigenlijk niet eens zozeer de overvloedige visvangst,
het wonder lezen wij in de reactie van Simon Petrus. Dat iemand, Simon Petrus, op het woord van een onbekende, die ook nog eens geen verstand van vissen heeft, niettemin vertrouwt, doet wat hij zegt en een ander leven begint.

In zijn reactie op de overvolle netten, horen wij hoe de woorden van de Heer diep doordringen in zijn hart, dat hij opeens in alle helderheid beseft dat alles wat hij tot dan toe als zijn leven beschouwde
niet anders is geweest als een nacht zonder einde. Het is alsof plotseling tot hem doordringt hoe weinig de sleur van zijn leven voorstelt, hoe hij zich te pletter werkt voor …, waarvoor eigenlijk?
Vandaar zijn uitroep: ‘Ga weg van mij Heer, want ik ben een zondig mens’

In feite gaat het in dit verhaal over de verandering van een mensenleven. Een verhaal dat wij naast ons levensverhaal mogen leggen door onszelf de vraag te stellen: hoe leven wij en hoe brengen wij onze dagen en nachten door? Misschien herkennen wij iets in het leven van deze visser, druk doende met datgene wat van ons verwacht wordt, van onze ouders, onze kinderen, onze vrienden, van de wereld om ons heen.

Wat Jezus in dit verhaal duidelijk maakt is dat ons leven ook een andere betekenis heeft dat het leven een diepere dimensie heeft wat de oorzaak is van ons onrustig zoeken. Jezus roept datgene in ons wakker waardoor wij verder durven te zien dan ons dagelijkse sloven en slaven, de woorden die Jezus spreek,t raken aan ons verlangen, aan onze hoop dat de betekenis van het leven niet eindigt bij de sleur van alle dag.

Het geloof plaatst de mens in de ruimte met grond onder onze voeten, ons gegeven tot een nieuwe bestemming, aangezegd door Jezus zelf. Jezus roept mensen op om in die ruimte te gaan staan,
door te zien naar de diepten in ons leven, zoals Hij Simon Petrus naar het diepe stuurt. Hier bij de diepten van ons bestaan blijkt dat een mens zoveel meer op te halen heeft, blijkt dat de werkelijkheid veel groter is dan wij hadden gedacht.

Met deze mens, met deze visser die niet succesvol is, gaat Jezus zijn beweging verder. Juist deze mens, met z’n makken en nukken wordt door Jezus ingezet. Deze mens die allereerst snoeihard geconfronteerd is met het menselijke tekort, letterlijk met lege handen staand, die vertrouwt op Jezus, en op de weg die Jezus wijst, ook al lijkt het onmogelijk.

Te zien naar de diepten in je leven word je als mens geconfronteerd met de diepten in je leven vanwege de wreedheid en de onrechtvaardigheid van het bestaan, zo zeer dat er geen uitzicht is. Dan lijkt de oever verder weg dan ooit, en lijken de woorden van geloof te verwaaien. Maar toch wil ook vanmorgen het verhaal uit Lucas ons meegeven dat er een stem geroepen heeft, dat er een mens gesproken heeft om op die momenten van angst en twijfel vertrouwen te hebben dat God de mens niet alleen zal laten gaan.

De schrik zit er in bij Petrus als ook bij de profeet Jesaja wanneer zij doordrongen worden van Gods grootheid en heiligheid. Deze God is niet alleen naast ons als een nabije God, Hij is ook ons tegenover, als de Heilige en Eeuwige die het alles in zijn handen houdt, die onze eindigheid omsluit in de eeuwigheid.

Deze God vraagt ons te vertrouwen op zijn woord, Zijn woord dat grond geeft onder onze voeten, Zijn woord dat een bestemming geeft aan ons zoeken. Dit mogen wij elkaar vertellen zoals Petrus, zoals Jesaja, als mensen geroepen op deze weg van ons leven te gaan.

Amen.