Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

7 februari 2016

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Vorige week volgde ik een cursus voor begeleiders van stagiairs en beginnende predikanten. Eén van de beginvragen ter kennismaking was om terug te gaan in je eigen biografie, toen je zelf begon als predikant. Welke woorden, welk advies is voor jou heel belangrijk geweest? En van wie? De antwoorden waren zeer divers: een collega kreeg het advies van een kerkenraadslid naar de film te gaan, gewoon om te genieten en te ontspannen en vooral niet de film te beoordelen op ‘kan ik dit gebruiken in een gesprekskring?’ De mentor die concrete tips gaf hoe je een uitvaart moest doen, gelet ook op de plaatselijke gewoonten. Een derde kreeg het advies niet-angstig aanwezig te zijn en de plaats die je hebt als predikant ook daadwerkelijk in te nemen. Enzovoort, enzovoort.

‘Wees niet bang’ klinkt in het evangelie van vanmorgen. Deze woorden resoneerden in mijn hoofd met de ervaring van vorige week. Persoonlijk ben ik niet zo angstig aangelegd, en ook mijn gesprekspartners in de preekvoorbereidingsgroep waren niet in de greep van de angst, maar toch.
Als ik het nieuws volg en lees en hoor over de plaatsen waar mogelijk een opvang voor asielzoekers komt, wordt ‘angst’ als argument gebruikt om in verzet te komen ‘Ik ben bang dat ‘ze’ mijn dochters iets aan doen.’ ‘Het zijn allemaal criminele jonge mannen.’ Maar ook, iets heel anders, wel op het gebied van veiligheid: angst voor inbraak, terwijl de cijfers een ánder verhaal vertellen, namelijk dat het aantal inbraken afneemt. Nu moeten we cijfers van welk thema dan ook, niet bagatelliseren, maar ook niet overdrijven. Het is een ongelooflijk lastige materie. Tegen een gevoel van angst is het lastig opboksen.

Angst kom ik tegen bij jonge mensen. Leidend aan keuzeverlamming: hoe weet ik zeker dat ik de juiste vervolgstudie kies? Want als ik miskleun, verlies ik studietijd, kost het mij veel geld, en zit ik aan het einde van de rit met een studieschuld van hier tot gunter en geen baangarantie.

Angst zie ik bij oudere mensen of mensen die ernstig ziek zijn.Hoe zal mijn levenseinde zijn? Gaat dat met veel pijn en lijden? Angst voor God soms, het oordeel van God, dat kom ik ook tegen. Mensen met beginnende dementie die merken dat het leven door hun handen glipt en ze kunnen het niet meer hernemen, en juist dát gegeven, maakt hen zo angstig. Wat overkomt mij? Waarom? Hoe gaat het verder? Raak ik mijzelf kwijt?

Deze angst, van jong èn oud, is een ander soort angst dan bang voor de tandarts. Deze angst heeft te maken met de essentie van je bestaan, met wie je bent: existentiële angst. In een situatie van existentiële angst klinken Jezus’ woorden: ‘wees niet bang’.

Die woorden hebben we al eerder gehoord in het evangelie naar Lucas. De engel zegt het tegen Maria als hij haar vertelt dat ze zwanger zal worden. (Lucas 1:30) Het eerste woord dat de engel tegen de herders in het veld zegt, is ‘wees niet bang, ik kom met goed nieuws!’ (Lucas 2:10) Nu zegt Jezus het tegen Simon: ‘wees niet bang!’ (Lucas 5:10)

Hoe zit het ook al weer? Na de beproeving van Jezus in de woestijn is hij teruggekeerd naar Galilea. Hij leert daar in de synagoge en wordt door iedereen geprezen. Ook in Nazareth leert hij in de synagoge. Hij leert met de boekrol van Jesaja in de hand dat de heilstijd nu in hem is aangebroken.
Deze woorden komen hem bijna te staan op een lynchpartij. Deze boodschap ligt moeilijk in zijn vaderstad. Jezus belichaamt deze boodschap: bevrijding en heil, de rest van zijn leven. Mensen komen door hem weer in relatie met de buitenwereld. De genezingen van Jezus gaan het lichamelijk bereik te boven. Deze tekenen van het Rijk van God, deze lichtpuntjes in de duisternis spreken veel mensen aan. Ze lopen Jezus achterna.

Het volk dat zich om hem verdrong om het Woord van God te horen (Lucas 5:1) is dan ook dubbelzinnig op te vatten. De mensen zijn begerig het woord van God te horen – positief. Maar ook negatief: een mensenmenigte kan zo maar iemand onder de voet lopen, door roeien en ruiten gaan. Een mensenmenigte is niet altijd goed te mennen.

Jezus vraagt de visser Simon om zijn boot een stukje van de kant te varen, vanuit deze geimproviseerde preekstoel leert hij. Wát hij leert, komt in het vervolg. Jezus, de prediker, de timmermanszoon, de landrot, geeft ervaren vissers die de hele nacht geploeterd hebben en niets gevangen de opdracht opnieuw uit te gaan en hun netten uit te werpen. Ploeteren dat hoort bij mensen. Vogels aan de hemel, lelien op het veld, die ploeteren niet, die zijn alleen maar, ter ere van God.

Wat gebeurt er? De vissers doen het ook nog. Simon zegt: ‘Meester, als u het zegt zal ik de netten uitwerpen.'(Lucas 5:5) Het woord van de leermeester Jezus zet Simon aan tot actie. Van angst of iets in die richting is geen sprake, nog niet. Het draait om de ontmoeting tussen Jezus en Simon. Pas bij het zien van de enorme visvangst roept Simon Petrus uit: ‘Ga weg van mij, Heer, want ik ben een zondig mens.’ (Lucas 5:8) Dán komt er angst kijken: wat gebeurt hier? Wat gebeurt hier met mij?
De reactie van Simon Petrus is één van afweer: kom mij niet te na! ik ben niet geschikt, wie ben ik Schiet toch op en ga weg!’ Simon Petrus voelt de ontzetting en de angst, de afstand tot het goddelijke. Jezus overbrugt deze afstand door Simon aan te spreken met een concrete opdracht. ‘Wees niet bang, voortaan zul je mensen vangen.’ (Lucas 5:10) De compagnons van Simon, Jakobus en Johannes, zijn erbij inbegrepen.

Deze concrete opdracht van Jezus geeft een radicale wending aan het leven van deze drie vissers. In de toekomst zullen zij mensen vangen, in plaats van vissen. Niet om mensen in netten van woorden en daden gevangen te houden of te verstrikken. Mensen juist levend gevangen nemen, verlevendigen, doen herleven, vangen uit de diepste diepten van het leven ten leven, om voluit mens te zijn!

‘Wees niet bang’ verzekert Jezus hen. We hebben afgelopen maandag zitten zoeken hoe we deze woorden precies moeten interpreteren. ‘Het komt goed’ is het voor ons niet. Wat is ‘goed komen’? Dat er niets ergs gebeurt? Je zou ’t wel willen, maar dat is niet realistisch.

‘Wees niet bang’ als troost? Kan, troost voor wat? ‘Wees niet bang’ als geruststelling en aansporing, daar kwamen we op uit! De vissers laten alles achter en volgen hem. Wees niet bang, doe het maar!

In overdrachtelijke zin gaan wij ook in Jezus’ voetspoor. We laten wellicht niet alles achter, maar toch zoeken we manieren om in ons leven – op een wijze die bij ons past, woorden en daden te geven aan de navolging van Jezus en zijn boodschap: vrede en recht voor iedereen.

Een wijze die bij je past. Dat was mijn antwoord op die cursus vorige week. De kerkenraadsvoorzitter van mijn eerste gemeente was als conrector van een scholengemeenschap gewend aan de begeleiding van jonge, beginnende professionals. Ik begon als proponent en als eerste vrouw in een gemeente waar een aantal spraakmakende voorgangers was geweest. ‘Doe het op jouw manier, wees niet bang’ zei hij. Die paar woorden waren de juiste woorden op het juiste moment. Dan ben je niet bang meer, ook niet als je voor dingen gezet wordt die groots zijn en angstaanjagend. Dan ben je niet zo bang meer, ook niet toen ik hem 3 jaar later moest begraven.

Hoe het precies zit? Niet bang zijn in de kern van je bestaan? Ik speel dan graag leentje-buur bij de dichter Sytze de Vries:

Ga maar gerust, want Ik zal met je meegaan
Ik ben je baken, ook in diepe nacht.
Ik ben de stem die steeds in jou zal opstaan.
Ik ben de hand die op je vriendschap wacht.
Ik ben het licht dat voor je voeten uitgaat,

Ik ben de wind waardoor je adem haalt.

 

Ga maar gerust, want Ik zal met je meegaan.
Ik ben de zon, waarvoor het donker knielt.
Ik ben de groet, waarmee ook jij kunt opstaan.
Ik ben de hoop, dat zaad diep in je ziel.
Ik ben het lied, dat fluistert in de bomen.

Ik ben de dag, die schemert in je droom.

 

Ga maar gerust, want Ik zal met je meegaan,
Ik ben de liefde, die een mens je schenkt.
Ik ben de hoogste toon die jij kunt aanslaan.
Ik ben de verte, die verlangend wenkt
En, kom je thuis, de laatste mist verdwenen,
ben Ik de hand, die al je tranen wist.

Sytze de Vries
Te zingen op: ‘Finlandia’ Jean Sibelius

Uit: Het liefste lied van overzee. Deel 2. Sytze de Vries Uitgeverij Skandalon