13 januari 2019
Gemeente van Jezus Christus,
Het zal u niet ontgaan zijn
dat de afgelopen dagen er een regenboogvlag heeft gewapperd
aan de buitenzijde van onze kerk.
Net als op vele andere kerken en overheidsinstellingen wapperden
deze week regenboogvlaggen als tegengeluid
bij de nashville-verklaring.
Deze verklaring, die eind vorige week werd gepubliceerd,
en een nederlandse vertaling is van een in 2017 gepubliceerd
Amerikaans document, namelijk het Nashville statement,
trok de afgelopen dagen veel nieuws.
De verklaring, die zich onder andere uitspreekt tegen
seksuele handelingen buiten het huwelijk,
huwelijken tussen mensen van hetzelfde geslacht,
homoseksualiteit en transseksualiteit, werd door
enkele tientallen predikanten,
een politicus
en twee hoogleraren, ondertekend.
Al snel kwamen er tegengeluiden,
van predikanten,
van plaatselijke gemeentes,
van de scriba van de protestantse kerk.
De afgelopen dagen was een druk heen en weer gebel
en gemail over hoe je nou het beste
kunt reageren
op zo’n document. Een document dat zo
op het bestaansrecht,
op het zielsniveau inbreekt
van mensen.
Oude pijn en verdriet en woede overheersten bij mensen,
maar ook en vooral bij hen die zelf
deze woorden voelen nadreunen in de diepere laag van hun eigen bestaan.
Zij die in hun puberteit of eerder er achter kwamen
dat ze verliefd werden op iemand
van hetzelfde geslacht.
Die die gevoelens
verborgen hielden uit angst
voor veroordeling.
Of zij die van kinds af aan voelden,
dit lichaam van mij, het klopt niet.
Het klopt niet,
ik ben een jongen maar ik voel me een meisje.
Ik ben een meisje maar ik voel me een jongen.
Of, ik weet het niet, ik voel me noch jongen noch meisje.
Voor hen, die na jaren strijd of schaamte of verdriet, eindelijk
hun identiteit hebben gevonden,
of een plek hebben gevonden,
bij mensen bij God,
waar ze zichzelf kunnen zijn,
wetende dat er ook vrienden, anderen,
zijn geweest die die jaren niet hebben gehaald.
Die onder schaamte, en pijn, bezweken
en het leven niet meer konden of wilden leven.
Voor hen rakelden deze woorden van de verklaring de oude pijn op,
woorden die op zielsniveau raken,
woorden die zeggen
jij, wie jij bent, jij hebt geen recht om
te zijn, om bestaan in de ogen van God.
Maar ook, met de publicatie,
de wetenschap dat er nog vele predikanten
in gemeenschappen werken
met jongeren die zoekend naar hun identiteit
geconfronteerd worden met deze boodschap:
Jij mag niet zijn.
Uiteindelijk overheerste het gevoel dat het beste
tegengeluid
niet perse een nieuwe tegenverklaring zou moeten zijn,
in ieder geval niet een verstrengeling
in een discussie,
niet van hoofd tot hoofd,
maar een tegengeluid van liefde.
Een beweging van ondoorgrondelijke,
onopgeefbare,
ongelofelijke
en onvoorwaardelijke liefde.
En dus werden er vlaggen gehesen:
met de kleuren van de regenboog,
symbool van de veelkleurigheid van ons menszijn,
wapperend in de wind,
als een zichtbaar teken:
Iedereen mag zijn.
iedereen is welkom.
Aan het begin van een dienst wil ik soms nog wel
eens benadrukken dat we hier allemaal te gast zijn.
U, jij, ik, maar ook de kerkenraad,
allemaal zijn wij te gast.
Wij zijn het niet die bepalen wie welkom is en wie niet.
En dus zijn wij niet degene bij wie de macht ligt
om iemand de toegang te ontzeggen.
Het is God zelf die uitnodigt,
in dit huis, dit tijdelijke huis,
zoals we soms zingen in dat lied:
De vreugde voert ons naar dit huis.
Dit huis slijt met ons aan de tijd,
maar blijven zal de kracht,
die wie hier schuilen verder leidt
tot alles is volbracht.
Dit is een huis om te schuilen,
een veilige plaats zou het moeten zijn,
waar mensen naar toe kunnen gaan.
Om met God te zijn, om zichzelf te zijn.
Zal dit een huis,
een plaats zijn waar, de hemel open gaat,
waar Gij ons met uw engelen troost,
waar Gij u vinden laat?
Vandaag vieren we in al deze commotie
de doop van Jezus.
In het verhaal trekt hij naar het water,
laat zich dopen door Johannes,
de hemel gaat open
en de Heilige Geest daalt op hem neer
in de gedaante van een duif.
In het logo van de protestantse kerk
vinden we dit symbool terug.
In het midden de duif, en om haar heen
de stralen
als van een licht.
Stralen reiken naar buiten,
en ik stel me zo voor dat ze verder gaan
buiten deze cirel,
en schijnen tot in de verste hoeken,
zoals licht kan doordringen,
en straalt
en schijnt over
iedereen die de buurt is.
Over.
Iedereen.
Als predikant heb ik de verplichting,
bijna zoals een arts de eed aflegt,
om iedereen te dopen,
die daar naar verlangt.
Ik kan niemand de doop ontzeggen.
Waarom? Omdat het niet aan mij is,
en omdat het niet aan ons als mensen is,
om te oordelen over het zielsverlangen van een ander.
Dat is ook waarom wij als gemeente
jaren geleden het avondmaal hebben opengesteld
voor iedereen,
oud of jong, belijdend of dooplid, of gastlid of geen lid.
Het is een een maaltijd voor iedereen
die het verlangen voelt deel uit te willen maken van
de liefde van God,
die Jezus liet zien in zijn leven en sterven.
In vroegere tijden werd de regenboog ook wel eens gezien
als een brug tussen de aarde en de hemel.
De regenboogvlaggen wapperden deze week.
Als een tegengeluid van liefde,
omdat niemand voor een ander de hemel
dicht mag doen.
Ik wil graag aan het einde van deze preek met
u als gemeente een lied zingen dat niet in de liturgie gaat,
maar dat we ooit wel hebben gezongen, onder andere, bij de
intrededienst van Berit
en dat ik erg vond passen vandaag:
All are welcome.
Amen.