15 december 2019
Vorige week lazen we over de berg van God met de tempel die rotsvast zal staan. Micha zag een tijd van vrede voor zich waar iedereen rustig onder zijn eigen vijgenboom of wijnrank zou kunnen zitten. Een stralende stad als visioen van hoe het leven kan zijn. Maar daar zijn we nog niet, zo hoorden we uit de mond van de profeet Johannes. Om daar te komen hebben we nog een weg te gaan. Moet er nog opgeruimd worden.
De onwrikbare fundamenten van de aarde worden er zelfs bij geroepen. Het zijn de stabiele krachten die in het woelen van de tijden onverzettelijk zijn gebleven. Zij worden als getuigen opgeroepen om te horen wat God te zeggen heeft.
Wie zit er dan in het beklaagdenbankje? Het volk van God, Israël zo staat er. ‘O, dan kunnen we rustig achterover leunen’, denkt u misschien. Maar zodra je dát bij de woorden van een profeet gaat denken dan is het oppassen geblazen. Dat zijn geen woorden om je op je gemak bij te voelen.
God spreekt het volk aan als zijn verbondspartner. Al sinds de tijd van Abraham is God een bijzondere relatie aangegaan met dit volk. Maar in dit ene volk heeft God zijn blik gericht op de hele mensheid. Zo wil ik God voor jullie zijn, zo wil Hij laten zien.
In vers 3 klinken de vragen die God wil stellen aan zijn mensen wil stellen. Vragen waar hij heel graag een antwoord op wil hebben. Hij vraagt:
Wat heb ik je aangedaan?
Waarmee heb ik je vermoeid of lastig gevallen?
‘Antwoord mij’, zo vraagt God.
Helaas is deze tekst in de geschiedenis van de kerk in voedingsbron van antisemitische gevoelens geweest. Met onder andere deze tekst in de hand wees men met de beschuldigende vinger naar de Joden. De gruwelijke gevolgen van dit antisemitisme kennen we allemaal.
Een rechtszaak klinkt heel hard en zakelijk. Het roept misschien het beeld op van een verbitterde God die vol verwijten, met opsomming van feiten, het volk ter verantwoording roept. Een God die vervolgens zelf wel het oordeel zal vellen. Maar dat is niet de toon die hier klinkt.
Uit de vragen: ‘Wat heb ik gedaan en waarmee heb ik je gekweld?’ klinkt eerder teleurstelling. Misschien zelfs wel een vermoeidheid. Heb ik dan zoveel van je gevraagd? Ben ik zo lastig? Dit is eerder de aard van de vragen die God stelt.
Het is de relatie die hier op spel staat in deze rechtszaak. Daar ervaart God een breuk, een afstand of in ieder geval is de situatie niet zoals hij hem zou willen hebben.
Waarschijnlijk ken je wel het gevoel dat je met je familie of je vriendengroep een herinnering ophaalt. Een gezellig diner biedt daar alle gelegenheid toe. ‘Weet je nog toen en toen…..’ Op het moment dat je zo’n herinnering ophaalt gebeurt er iets. Je bent met zijn allen weer even daar aanwezig lijkt het wel. Je voelt hoe het was met elkaar, corrigeert elkaar en lacht met elkaar. Zo bevestig je de bijzondere band die je met elkaar hebt.
Dat gevoel wil God wakker roepen door bijvoorbeeld te herinneren aan de uittocht. Toen ik jullie uit Egypte haalde, was ik toen lastig? Toen ik in de woestijn voor jullie zorgde, was dat een kwelling? Bijvoorbeeld toen koning Balak jullie wilde vervloeken, maar er alleen maar zegenspreuken uit de mond van Bileam kwamen? Was dat vermoeiend?
Door de herinnering aan deze gebeurtenissen wakker te roepen probeert God de mensen terug te brengen bij het gevoel van verbondenheid.
God is deze rechtszaak begonnen om te herstellen, om wakker te roepen en om te bevestigen dat er van zijn kant nooit iets veranderd is. Hij houdt onverminderd veel van zijn mens en verlangt er met hart en ziel naar dat deze liefde beantwoord wordt.
Want is het niet zo dat een gevoel van verbondenheid met God, met Jezus, met het heilige ons vanochtend naar de kerk brengt? Ons motiveert om deze Bijbel op te slaan en te lezen? Misschien is het niet meer dan een verlangen naar verbondenheid en liefde. Een voorzichtig begin van een relatie. Of misschien is die verbondenheid er ooit wel geweest, maar kunt u er niet meer bij komen.
In deze adventstijd klinkt een open uitnodiging om onze relatie, onze band met God te onderzoeken. De zaken worden even op scherp gezet om ons in beweging te zetten, zodat we gaan zoeken en gaan vragen.
Micha weet dat dit niet het antwoord is dat God zoekt. Het blijft nog te veel op afstand. Aan de buitenkant zou je kunnen zeggen.
Geen grote zaken worden hier genoemd. Geen grootse, bijna onmenselijke gebaren. Nee, hele gewone zaken die het samenleven tussen mensen regelen. Zaken die, als je er goed over nadenkt, best heel ingewikkeld kunnen zijn. Als je recht wil doen, moet je soms aardig tegen de stroom oproeien. Juist omdat het recht van de verdrukte in deze wereld weggedrukt wordt door de belangen van de sterke machten. Trouw zijn, betrouwbaar zijn kan ook veel doorzettingsvermogen en geduld vragen.