Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

15 december 2019

Gemeente van Jezus Christus,
In deze adventstijd zijn we al twee weken op weg met Micha. We hebben gehoord hoe kwaad Micha werd op al die mensen die in de veilige thuisomgeving onrecht beramen en dat de volgende dag uitvoeren, gewoon omdat het kan. We lazen hoeveel weerstand de uitspraken van Micha opriepen. ‘Houd op met dat geprofeteer! Komt er nooit een einde aan?’, zo klonk de klacht.
Vorige week lazen we over de berg van God met de tempel die rotsvast zal staan. Micha zag een tijd van vrede voor zich waar iedereen rustig onder zijn eigen vijgenboom of wijnrank zou kunnen zitten. Een stralende stad als visioen van hoe het leven kan zijn. Maar daar zijn we nog niet, zo hoorden we uit de mond van de profeet Johannes. Om daar te komen hebben we nog een weg te gaan. Moet er nog opgeruimd worden.
Vandaag neemt Micha ons mee naar de rechtszaal. Er komt een rechtszaak en wij worden als lezer uitgenodigd om die bij te wonen. Als toehoorder of misschien wel als meer dan dat?
‘Hoor dan wat de Heer zegt’, zo begint het. Een uitnodiging om oplettend te zijn. Onze oren te spitsen. Het is God die aan het woord komt.
De bergen en de heuvels worden opgeroepen om getuigen te zijn. Mensen zijn soms kort van geheugen, maar de bergen en de heuvels gaan al lang mee. Ze hebben veel voorbij zien komen en weten hoe het de mensen vergaat.
De onwrikbare fundamenten van de aarde worden er zelfs bij geroepen. Het zijn de stabiele krachten die in het woelen van de tijden onverzettelijk zijn gebleven. Zij worden als getuigen opgeroepen om te horen wat God te zeggen heeft.

Wie zit er dan in het beklaagdenbankje? Het volk van God, Israël zo staat er. ‘O, dan kunnen we rustig achterover leunen’, denkt u misschien. Maar zodra je dát bij de woorden van een profeet gaat denken dan is het oppassen geblazen. Dat zijn geen woorden om je op je gemak bij te voelen.

God spreekt het volk aan als zijn verbondspartner. Al sinds de tijd van Abraham is God een bijzondere relatie aangegaan met dit volk. Maar in dit ene volk heeft God zijn blik gericht op de hele mensheid. Zo wil ik God voor jullie zijn, zo wil Hij laten zien.
In vers 3 klinken de vragen die God wil stellen aan zijn mensen wil stellen. Vragen waar hij heel graag een antwoord op wil hebben. Hij vraagt:
Wat heb ik je aangedaan?
Waarmee heb ik je vermoeid of lastig gevallen?
‘Antwoord mij’, zo vraagt God.

Een klein uitstapje is hier even op zijn plaats. Deze woorden uit Micha 6: 3 vormen een onderdeel van het ‘beklag Gods’. Dat is een onderdeel van de liturgie op Goede Vrijdag. Daarin klinkt onder het kruis de klacht van God: ‘wat had ik nog meer kunnen doen, wat ik niet gedaan heb?’. In de tussenliggende tekstgedeelten worden allerlei voorbeelden van Gods handelen uit Israëls geschiedenis aangehaald.
Helaas is deze tekst in de geschiedenis van de kerk in voedingsbron van antisemitische gevoelens geweest. Met onder andere deze tekst in de hand wees men met de beschuldigende vinger naar de Joden. De gruwelijke gevolgen van dit antisemitisme kennen we allemaal.
Het is dus ontzettend oppassen met deze tekst. Ja, Israël wordt hier aangesproken door God. Maar met welk doel? Wat wil hij daarmee bereiken?
Een rechtszaak klinkt heel hard en zakelijk. Het roept misschien het beeld op van een verbitterde God die vol verwijten, met opsomming van feiten, het volk ter verantwoording roept. Een God die vervolgens zelf wel het oordeel zal vellen. Maar dat is niet de toon die hier klinkt.
Uit de vragen: ‘Wat heb ik gedaan en waarmee heb ik je gekweld?’ klinkt eerder teleurstelling. Misschien zelfs wel een vermoeidheid. Heb ik dan zoveel van je gevraagd? Ben ik zo lastig? Dit is eerder de aard van de vragen die God stelt.
Het is de relatie die hier op spel staat in deze rechtszaak. Daar ervaart God een breuk, een afstand of in ieder geval is de situatie niet zoals hij hem zou willen hebben.
De vragen die hij stelt probeert God te verdiepen door hele cruciale momenten in de relatie tussen God en zijn volk naar boven te halen. Dat doet hij niet om zijn zaak met bewijzen te onderbouwen. Via Micha wil God iets wakker roepen bij de mensen die hij aanspreekt.
Waarschijnlijk ken je wel het gevoel dat je met je familie of je vriendengroep een herinnering ophaalt. Een gezellig diner biedt daar alle gelegenheid toe. ‘Weet je nog toen en toen…..’ Op het moment dat je zo’n herinnering ophaalt gebeurt er iets. Je bent met zijn allen weer even daar aanwezig lijkt het wel. Je voelt hoe het was met elkaar, corrigeert elkaar en lacht met elkaar. Zo bevestig je de bijzondere band die je met elkaar hebt.
Dat gevoel wil God wakker roepen door bijvoorbeeld te herinneren aan de uittocht. Toen ik jullie uit Egypte haalde, was ik toen lastig? Toen ik in de woestijn voor jullie zorgde, was dat een kwelling? Bijvoorbeeld toen koning Balak jullie wilde vervloeken, maar er alleen maar zegenspreuken uit de mond van Bileam kwamen? Was dat vermoeiend?
Door de herinnering aan deze gebeurtenissen wakker te roepen probeert God de mensen terug te brengen bij het gevoel van verbondenheid.
De vragen die worden gesteld zijn in dit verband geen vragen om te oordelen of om je gelijk mee te halen. Het zijn vragen die proberen te begrijpen. Wat gaat er toch iedere keer mis? Wat kan ik nog meer doen om jullie van mij te laten houden? Want ik hou zoveel van jullie.
God is deze rechtszaak begonnen om te herstellen, om wakker te roepen en om te bevestigen dat er van zijn kant nooit iets veranderd is. Hij houdt onverminderd veel van zijn mens en verlangt er met hart en ziel naar dat deze liefde beantwoord wordt.
Nu merken we wat de kracht is van deze profetische woorden. Want we begonnen als toehoorder, lekker veilig op een afstand. Maar deze vragen kunnen heel dichtbij komen. God zou aan een ieder van ons kunnen vragen: ‘wat gaat er toch iedere keer mis?’ Niet om ons te veroordelen, maar omdat Hij het wil begrijpen. ‘Waardoor groeit toch iedere keer de afstand tussen jou en mij?’
Want is het niet zo dat een gevoel van verbondenheid met God, met Jezus, met het heilige ons vanochtend naar de kerk brengt? Ons motiveert om deze Bijbel op te slaan en te lezen? Misschien is het niet meer dan een verlangen naar verbondenheid en liefde. Een voorzichtig begin van een relatie. Of misschien is die verbondenheid er ooit wel geweest, maar kunt u er niet meer bij komen.
In deze adventstijd klinkt een open uitnodiging om onze relatie, onze band met God te onderzoeken. De zaken worden even op scherp gezet om ons in beweging te zetten, zodat we gaan zoeken en gaan vragen.
Dan is het niet de bedoeling in de kramp te schieten. Dat doen de mensen in Micha 6 bijvoorbeeld wel. Die vragen zich bijna wanhopig af: wat moet ik doen? Moet ik offeren? Herstelt dat de relatie met God?
Micha weet dat dit niet het antwoord is dat God zoekt. Het blijft nog te veel op afstand. Aan de buitenkant zou je kunnen zeggen.
Heel klein en wereld zijn de woorden waarmee de rechtszaak besloten wordt, zonder dat er een oordeel heeft geklonken. De profeet zegt: ‘Mens (dus niet meer volk, maar mens), God heeft je gezegd wat goed is en wat hij van je vraagt: recht doen, trouw zijn in je liefde en heel gewoon wandelen met God’
Geen grote zaken worden hier genoemd. Geen grootse, bijna onmenselijke gebaren. Nee, hele gewone zaken die het samenleven tussen mensen regelen. Zaken die, als je er goed over nadenkt, best heel ingewikkeld kunnen zijn. Als je recht wil doen, moet je soms aardig tegen de stroom oproeien. Juist omdat het recht van de verdrukte in deze wereld weggedrukt wordt door de belangen van de sterke machten. Trouw zijn, betrouwbaar zijn kan ook veel doorzettingsvermogen en geduld vragen.
God vraagt geen grootse, ingewikkelde zaken om het contact met hem te verbeteren. Hij vraagt ons om met beide benen in deze wereld te staan, omdat daar de voedingsbodem is voor de verbondenheid met Hem. Dat is één van de geheimen van het Kerstfeest. Dat God als ons geworden is en dus midden in ons hele gewone bestaan te vinden is.
Op weg naar dat wonder, zoekt God contact met een ieder van ons, midden in ons gewone leven te midden van andere mensen. Daar zoekt hij ons omdat zijn aanbod van liefde en verbondenheid nooit is veranderd. Wat is ons antwoord?
Amen