Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

6 oktober 2019

Gemeente van Jezus Christus,
Er is van alles aan de hand met deze gelijkenis van Jezus. Natuurlijk als je kerkdienst houdt die over talenten gaat, dan denk je aan dit verhaal. Makkelijk is echter anders. Dat ‘geween’ en tandengeknars van het laatste vers blijft wel hangen. Als een zwaard van Damocles lijkt het boven ons als lezers te hangen. Want op wie lijk ik en welk lot wacht mij dan?
Wie is die heer in de gelijkenis eigenlijk? Als dat God is, waarom wordt er dan niet ontkracht dat hij een streng en hard mens is? Dat beeld klopt toch niet met hoe wij God verder leren kennen in de Bijbel? De gelijkenis heeft daarom altijd veel protest opgeroepen, bijvoorbeeld van de schrijver Berthold Brecht. Het zou God tot een God van de kapitalisten maken.
In de voorbereiding die ik met Anga, Henk en René had, kwam ook ter sprake dat deze tekst vaak misbruikt is om een oordeel over mensen uit te spreken: ‘Jij hebt te weinig geloof. Jij benut je talenten niet goed genoeg.’ Zo kan deze gelijkenis worden tot een tekst om mensen te manipuleren of klein te houden.
En wat doet die derde slaaf nu eigenlijk fout? Ja, hij handelt anders dan de andere twee. Hij verstopt het geld dat hij gekregen heeft. Maar als je hoort hoe hij zijn meester ziet, snappen we dat wel. Als je vindt dat het een oneerlijk mens is, waarom zou je dan moeite voor hem doen? Zeker als je bang bent voor de gevolgen als je het geld verliest. Hoe zou hij daar op gereageerd hebben? Het is te begrijpen dat hij geen risico durft te nemen.
Daarbij komt nog eens dat in de rabbijnse traditie gesteld werd dat je geld in de grond stoppen een zorgvuldige manier was om met je geld om te gaan. Het was beter dan het in een doek stoppen of in een oude sok zoals het gezegde bij ons is. Dus met die gedachte op zak lijkt het oordeel van zijn meester wel heel hard.
Allemaal vragen en gedachten die dit tot een zeer gecompliceerde gelijkenis maken. Wat is hier aan de hand? Wat is de boodschap van dit verhaal?
Daar valt wel wat meer over te zeggen. Ik zal alleen al wel vast verklappen dat niet alles uit te leggen of te nuanceren valt. Die donkere toon aan het einde van het verhaal, vreugde versus uiterste duisternis, dat alles blijft staan. Daaruit blijkt dat voor de evangelist Matteüs het evangelie een serieuze zaak is. Er staat wat op het spel. Er is wat te verliezen. Je merkt dat Matteüs dat zijn lezers wil inprenten, zeker naar het einde van zijn evangelie toe.
Dat brengt ons bij één van de sleutels om iets meer van dit verhaal te begrijpen. Matteüs plaatst dit verhaal vrij ver aan het einde van zijn evangelie. Ervoor vertelt hij de gelijkenis van de vijf wijze en de vijf domme meisjes. Nog zo’n verhaal dat ongemakkelijk is. Na onze gelijkenis spreekt Jezus over het scheiden van de schapen en de bokken en komen de werken van barmhartigheid voorbij, het bezoeken van gevangen, eten geven van de hongerigen e.d. Nadat dit gezegd is, wordt Jezus gezalfd door een vrouw en komt de tijd voor de laatste maaltijd met zijn leerlingen. We bevinden ons dus vlak voor het einde van Jezus’ leven
We weten dat Jezus heel goed wist wat hem te wachten stond. Dit zijn dus de woorden van iemand voor wie de tijd dringt. Die niet zo lang meer te leven heeft en zijn leerlingen nog een laatste keer wil inprenten wat hem zo aan het hart gaat. Die urgentie klinkt door in zijn woorden, maken ze zelfs minder genuanceerd en ruimhartig dan we van Jezus gewend zijn.
Misschien is die heer in de gelijkenis wel helemaal niet God, maar Jezus zelf. Het is zeer waarschijnlijk dat de lezers in de gemeente van Matteüs dat vrij automatisch zo gelezen hebben. Jezus als de heer die op reis gaat, een poos weg blijft, maar uiteindelijk weer terug zal komen. Nieuwe woorden en beelden om zijn volgelingen voor te bereiden op de tijd die gaat komen.
Het was de realiteit voor de eerste lezers van het evangelie rond 85 na Christus. Jezus was vertrokken en ondanks de hooggespannen verwachtingen was hij nog niet teruggekeerd. Hoe ga je dan verder?
In dat licht bezien gaat de gelijkenis over de erfenis van Jezus. Hoe ga je om met dat wat Jezus heeft achtergelaten? Natuurlijk gaat het dan niet om geld en om winst. Om Jezus erfenis te begrijpen blader je terug in het evangelie. Naar de verhalen over het koninkrijk van God waar iedereen welkom is, naar mensen die genezen worden en zo een nieuw leven krijgen. Naar woorden over vrede, recht en vergeving.
Na zijn opstanding heeft Jezus die erfenis aan zijn volgelingen toevertrouwd. Die erfenis bevat niet alleen maar zaken en woorden. Het gaat daarbij ook om mensen en de zorg voor hen. We hebben zojuist drie nieuwe ambtsdragers bevestigd. In de opdracht klonken de woorden: ‘en herinner je dat het Christus eigen kudde is die jou wordt toevertrouwd.’ Ik weet dat ik dat bij mijn bevestiging tot predikant hele bijzondere woorden vond. In mijn ambt mag ik meewerken aan iets groters. Aan, ambitieus gezegd, het bouwen aan Gods koninkrijk. Het is Jezus’ erfenis waar ik en de andere ambtsdragers mee werken. Tegelijk geven deze woorden mij nog steeds een gevoel van ontspanning. De verantwoordelijkheid voor het alles ligt uiteindelijk bij Jezus zelf. Het is zijn kudde, waar hij altijd zelf voor zal blijven zorgen.
Met de gelijkenis wil Jezus zijn leerlingen duidelijk maken dat de tijd na zijn vertrek geen verloren tijd is. Het niet een tijd om werkeloos en ongeduldig te wachten tot het moment dat hij weer terugkomt. Het is de tijd om aan de slag te gaan met dat visioen van Gods koninkrijk. De wereld hier en nu al leefbaarder te maken voor iedereen.
Dat is een visioen dat erom vraagt risico te durven nemen.
Dat is wat de eerste twee slaven doen. Zodra hun meester op reis is gegaan, nemen ze dat wat ze gekregen hebben en gaan er mee handelen. Het blijft zijn bezit waar ze mee handelen en alles wat ze aan winst binnenhalen blijft van hun meester. Dat weerhoudt hen er niet van om te gaan en actie te ondernemen.
Wat zou er gebeurd zijn als de 3e slaaf wel was gaan handelen en alles had verloren? Ik denk dat zijn meester dan, net als bij de eerste twee slaven had gezegd: goede en trouwe slaaf, wees welkom in de vreugde van je heer. In plaats daarvan kiest deze slaaf ervoor zijn angst te laten winnen. Daardoor wordt het een self fulfilling profecy, hij krijgt waar hij het meest bang voor is.
Vrede en recht, het koninkrijk van God, komen er niet door af te wachten of door Jezus erfenis als een museumstuk zorgvuldig te bewaren. Het vraagt om mensen die zich in de arena van het leven durven te begeven. Die dáár willen opkomen voor recht, voor vrede en voor liefde. Zoals Jezus dat deed, met inzet van al hun talenten. Het vraagt om mensen die risico’s durven nemen en alles op het spel durven zetten. Niet wetend wat iets gaat opleveren, maar het toch doen. Omdat het visioen de moeite waard is om je voor in te zetten.
Voor de preek zongen we een lied van Huub Oosterhuis dat hier mooi op aansluit.
Hij die gesproken heeft een woord dat gáát,
Een tocht door de woestijn, een weg ten leven
Gods visioen zet in beweging, het gaat en de weg is niet altijd makkelijk, maar het gaat verder.
En verderop
Hij die ons in zijn dienstwerk heeft gewild
Die het gewaagd heeft onze hand te vragen
Voor beide kanten is het evangelie een waagstuk. Jezus heeft het gewaagd om zijn erfenis in onze handen te leggen. Hij is op een bepaalde manier van ons afhankelijk. Wij zijn Jezus’ handen en voeten op deze aarde, iets anders heeft hij niet. Maar Jezus schenkt ons zijn schatten in het vertrouwen dat wij genoeg in huis hebben om daarmee aan de slag te gaan. Het resultaat maakt hem dan niet eens zoveel uit. Zolang er maar mensen zijn die zich inzetten voor dat rijk van vrede en op te durven staan tegen alles wat daar mee in strijd is.
Voor ons is het een waagstuk om ‘ja’ te antwoorden op Jezus’ verzoek om mee te doen. Soms kunnen we ons afvragen of wij er wel geschikt voor zijn om mee te doen, of we er wel genoeg voor in huis hebben. Het is niet nodig om daar over in te zitten. De gelijkenis vertelt in het begin al dat de meester talenten geeft, ieder naar zijn vermogen.
Het is fijn dat er nieuwe mensen zijn die zich willen inzetten binnen de kerkenraad. Je hoeft ook zeker geen super gelovige te zijn om ouderling of diaken te kunnen worden. De kerkenraad is op zijn best als ze een goede afspiegeling is van de gemeente.
Er zijn echter heel veel plekken waar wij onze talenten kunnen inzetten voor het koninkrijk van God. Voor iedereen is er wel een plek of een manier te vinden. Dan maakt het niet uit wat je doet of hoe groots het is. Binnen en buiten de kerk mogen we grote, maar zeker ook de kleine talenten waarderen. Iemand die niet zoveel meer kan, maar wel heel attent kaartjes verstuurd naar mensen die het moeilijk hebben, is net zo belangrijk als de mensen op de voorgrond. Misschien wel belangrijker, want juist die kleine dingen kunnen voor mensen heel veel verschil maken. Juist in de kleine momenten van aandacht en zorg zien we iets van dat koninkrijk van God.
Voor Jezus was dat een zeer serieuze zaak, zeker aan het einde van zijn leven toen het er op aankwam. Laten wij met elkaar ook de vreugde vasthouden die erbij hoort. De vreugde van aan iets moois en goeds bouwen met elkaar, door gebruik te maken van de talenten die ons gegeven zijn. Die vreugde en de onbezonnenheid die er misschien bij hoort maakt dingen mogelijk die logisch gedacht onmogelijk zijn.
Amen