Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

15 september 2019

Overweging zondag 15 september 2019
VLOP Stefan Dijkhuizen
Lieve mensen, gemeente van onze Heer,
Een van de spannendste en soms ook moeilijkste dingen van mijn werk als dominee tussen al het grijze staal en beton, is dat je in bepaald opzicht toch helemaal wordt teruggeworpen op jezelf.
Waar je in de gemeente in ieder geval op zondag nog samen een taal spreekt, samen zingt, bidt, leest, waar je preekt, waar je verder ook voor het kerkblad schrijft, een weeksluiting met bekende liederen in het verzorgingshuis doet, catechisatie geeft, enz., waar woorden als ‘God’, ‘kerk’, ‘liturgie’, maar ook ‘bidden’ of ‘genade’ bijna vanzelfsprekend iets oproepen, is dat bij Defensie allang niet meer zo. Daar waar de marine vroeger nog wel een plek was waar veel christelijke jongens uit vissersdorpen of andere vaderlandslievende plekken kwamen, is dat nu ook lang voorbij.
Letterlijk grijs staal en beton dus. En dus ook een andere taal voor de dominee, zonder die woorden die binnen deze muren meestal meteen herkenbaar zijn.
Maar hoe vertel je dan waarvoor jij bij defensie werkt, en wat zo’n ‘hemelpiloot’ daar toch op de steiger en aan boord komt doen? In die zin heb ik meer moeten afleren, en word ik dagelijks uitgedaagd om andere woorden te vinden. Woorden zonder ‘God’, ‘kerk’, of wat dan ook. In die zin kan ik me steeds meer voorstellen wat Bonhoeffer bedoelde toen hij zei: ‘Leven alsof God niet bestaat’.
Hoe dan ook, een mooi voorbeeld van die taal vind ik het motto dat we als DPGV op ons Jaarschrift zetten. Wat doen wij dan? Of wat proberen wij – in alle bescheidenheid? ‘Mensen helpen mens te blijven.’
Die mens achter dat uniform, en met dat wapen in zijn handen, of op dat oorlogsschip, in het oog houden. Dat ‘ie niet ten onder gaat tussen rangen en standen, uitzendingen en gevaren.
‘Mensen helpen mens te blijven.’ Maar moet je daar dominee of pater voor zijn dan? Is dat dan niet veel te menselijke taal, zonder een laag van God of geloof?
Dat is een terechte vraag. Want als een humanist dit ook kan zeggen, wat onderscheidt je dan nog?
En toch vind ik het een mooi voorbeeld van hoe je zoekt naar taal die voor iedereen kan spreken. Gelovig, ongelovig en alles daar tussen in. Kerkelijk, binnen en buiten die muren. En als het hier op neerkomt, dan teken ik daar als dominee voor 100% voor. Omdat ik zelf ook echt geloof dat het God om mensen gaat. Als rode lijn ook door dat oude boek – die twee gedeeltes van zojuist zijn daar wat mij betreft sprekende voorbeelden van. Kom ik op terug.
Afgelopen donderdag. Ik ben geplaatst bij de Onderzeedienst maar doe ook geregeld taken daarbuiten. Een les over de Geestelijke Verzorging bij de marine, aan militair verpleegkundigen die net klaar zijn met hun opleiding op de kazerne in Hollandsche Rading en die nu aan boord of in het veld aan de slag gaan.
Ik heb van alles voorbereid, wat voorlichting over de GV, een lesje ethiek en wat casuïstiek over het werken aan boord. Maar zoals wel vaker, kom ik niet echt aan de lesstof toe. Bij de GV staat de ontmoeting en het gesprek voorop. We doen eerst een rondje voorstellen. Wie ben je, en hoe zit je er hier bij?
6 of 7 meiden en een enkele jongen delen iets van hun leven en hun eerste indrukken van een leven bij de baas. Ik geniet van de mensen en hun verhaal achter dat blauwe of groene pak.
Op de simpele vraag ‘En wat doet u dan bij de marine, preken ofzo?’, volgt een heel gaaf gesprek. Ik zoek wat naar woorden – bedoelt ze het nu kritisch, weet ze wat dominees normaal doen, of is het gewoon belangstellend? – maar eigenlijk wil ik gewoon zeggen: ‘Mensen helpen mens te blijven.’
En in de groep blijken lui te zitten die wel christelijk opgevoed zijn, maar daar afscheid van hebben genomen. Om goede redenen. Of die een eigen, andere weg hebben ingeslagen. Van af en toe een bezoekje aan Taizé – ik word helemaal blij – tot aan yoga en veel sporten. Maar ook eentje die nu een relatie heeft met een gelovige jongen, maar waar haar ouders enorme moeite mee hebben. Zij moet kiezen – haar ouders of haar vriendje. Een ander bidt iedere avond in een telefoongesprek en wordt daar rustig van. En weer een ander heeft helemaal niets met geloof of kerk maar kan ergens wel een beetje jaloers zijn op wat mensen soms zo lijkt te helpen onderweg.
We hebben een mooi gesprek, belangrijker dan de les. Het is ontmoeting – en dat is niet omdat we allemaal zo gelovig zitten te doen, maar omdat het ergens over gaat. Wat beweegt je, wie ben je, waar hoop je op en waar verlang je naar?
Straks gaan we aan tafel.
Dat doe je niet zomaar met elke wildvreemde, en toch zijn we hier een bijzonder bij elkaar geraapt clubje. Mensen van allerlei slag en soort. Net als aan boord eigenlijk. Je moet het maar redden met elkaar.
Over tafelen ging het ook in die twee Bijbellezingen. Met samen eten en drinken is blijkbaar iets in dat oude boek. Abraham met zijn drie onbekende gasten – misschien God zelf wel, of engelen – en Jezus met zondaars. Een breder spectrum bestaat haast niet.
In beide verhalen gaat het ook over zorg. Zorg voor dat wat verloren dreigt te gaan, of voor dat wat kwijt is geraakt. De mensen in Sodom, die stad die symbool staat voor al het kwaad, of juist de zorg voor ons dagelijkse bestaan zoals in de gelijkenissen die Jezus vertelt. Een schaap, belangrijk voor de herder. Een drachme, het hele dagloon voor een arme vrouw.
In Genesis ontstaat er na de maaltijd een bijzonder gesprek. Geen tijd om uit te buiken, want God besluit met Abraham te delen wat er Sodom en Gomorra te wachten staat. En dat is niet mis. Maar het wonderlijke is dan natuurlijk dat gesprek tussen Abraham en God. Want Abraham doet tot 6x toe een voorstel of God niet van zijn plannen af wil zien om de steden te verwoesten.
Hij durft wel, zou je kunnen zeggen. Of wil God juist dat Abraham reageert? Wil hij dat Abraham niet alleen maar luistert en zwijgt. Lokt hij Abraham uit tot antwoord, tot weer-woord, tot gebed, ‘Heer, doe het toch niet..!’
Dan wordt het in plaats van koehandel een verhaal over verantwoordelijkheid. God roept Abraham tot menselijkheid.
En misschien gebeurt er in het evangelie wel precies hetzelfde. Jezus en de Farizeeën verschillen echt niet zoveel van elkaar hoor. Allebei is het hen om recht te doen, en leven volgens de Tora. Maar daar waar Jezus’ tegenstanders blijven hangen in hun rol van tafelwacht – hij schuift bij die zondaars aan! – ziet Jezus verder.
God oordeelt, maar God bevrijdt ook. God zoekt de mensen – dat liedje hadden we ook kunnen zingen trouwens vandaag… God spreekt recht, maar wil ook heel-maken. De mens is niet zijn zonde, en er is altijd herstel mogelijk. Sterker nog, over ieder mens die weer gevonden wordt, zich laat vinden, is er ongelooflijke blijdschap.
Leven tussen zoeken en vinden. Tussen gezocht en gevonden worden. Tussen vragen en antwoord. Tussen vragen stellen, bidden, protesteren. Tussen roepen en horen, verant-woordelijk mens zijn.
Er is niet veel nodig om daar iets van waar te laten worden. Binnen en buiten de kerkmuren. Wij vieren hier die messiaanse tafelgemeenschap, waar iedereen welkom is, waar mensen mens mogen zijn, juist dat en niet anders, je hoeft geen Farizeeër, Schriftgeleerde of pilaarheilige te worden. Juist niet.
Dat is blijdschap in de hemel. Of beter gezegd nog, een stukje meer hemel op deze aarde.
Laten we met elkaar blijven zoeken, blijven roepen, ons laten vinden, naar elkaar luisteren. Naar het verhaal achter ons vrolijke gezicht, ons zorgeloze bestaan of die belangrijke baan. Laten we ons verblijden om het goede dat gevonden kan worden, in iedereen. Hij is het zelf, die ons uitnodigt. Amen.