23 juni 2019
Gemeente van Jezus Christus,
In zijn boek 150 Psalmen vrij maakt Huub Oosterhuis de volgende bewerking van Psalm 43:
Ben jij God, doe mij recht dan.
Ja, de leugen regeert wél:
zwendelaars hebben de macht.
Jij was mijn god, mijn baken en burcht.
Mag ik jou niet meer binnen?
Daarom loop ik er haveloos bij
gekweld en vernederd.
Stuur naar mij toe
lichtgevende voeten
dat die mij voorgaan
tot waar Gij zijt.
Dat mijn ziel niet wegkruipt.
Dat Gij
mijn gezicht bevrijdt.
Mij wikt en zegt ja.
……
Het zijn de Psalmen in deze dienst die woorden geven aan de vertwijfeling, de onrust en de zorgen waaraan een mens ten prooi kan vallen.
Volgens mij kent ieder mens wel van die periodes waarin deze woorden herkenning bieden. Momenten waarop je ’s nachts wakker ligt omdat zorgen je bezig houden. De laatste maanden hebben diverse gemeenteleden te maken gekregen met slechte berichten voor zichzelf of bij mensen die hen heel dierbaar zijn. Als predikant zie je dan soms van heel dichtbij hoe dergelijk nieuws levens overhoop kan gooien, van de ene op de andere dag.
Niet alleen dat soort zorgen kunnen je bezig houden. Voor velen is de nacht het moment waarop ze gaan liggen piekeren. Over het werk, over de kinderen, over oude en nieuwe fouten, over mogelijkheden en onmogelijkheden. De nacht is bij uitstek het moment waarop onze eigen onhebbelijkheden, de demonen waarmee wij vechten, ons bezig kunnen houden.
‘Hart onrustig, vol van zorgen,
Vleugellam geslagen ziel.’
Het zijn Psalmwoorden die ik als kind uit mijn hoofd geleerd heb. Toen ik Lucas 8 las en de toestand van die mens die Jezus ontmoet tot me door liet dringen, waren dit de woorden die in mij opkwamen.
Want het is een verhaal dat niet zo makkelijk is. Ons wereldbeeld en ons mensbeeld is zó anders geworden, dat we het verhaal niet onmiddellijk begrijpen. Het lot van de varkens botst met onze moderne opvattingen over dierenwelzijn. Verschillende redenen waarom de afstand tot dit verhaal voor ons gevoel groot kan zijn.
De eeuwen oude Psalmwoorden vormen dus een mogelijke ingang. Want in Lucas 8 ontmoeten we een mens van wie het leven getekend wordt door onrust. Hij loopt er haveloos bij, gekweld en vernederd zoals Huub Oosterhuis er woorden aan gaf.
De situatie waarin hij leeft is mensonterend. Hij heeft geen kleren meer aan en woont tussen de doden. Voor zijn eigen veiligheid, of voor die van de inwoners van de regio, wordt hij vastgebonden. Dat wat deze mens in zijn greep heeft is echter zo sterk dat hij steeds opnieuw de banden verbreekt. Vervolgens wordt hij de woestijn ingedreven, de eenzame plekken tegemoet. Als de mensen al niet bang voor hem waren en afstand hielden, dan maken de krachten in hem wel elke ontmoeting onmogelijk.
Het is een schrikbarend beeld van iemand die niet bereikbaar is. Opgesloten in zichzelf en in zijn situatie. De hopeloosheid komt helemaal tot uiting als Jezus de demon naar zijn naam vraagt. Het antwoord is legio, legioen. Een Romeins legioen telde zo’n 5000 soldaten. Zelfs al zou het hem lukken één demon te overwinnen, dan zouden er gelijk weer tien anderen klaar staan om deze mens te kwellen.
Hoe anders we tegenwoordig ook aankijken tegen ziekten en demonen. Ik ben er van overtuigd dat er nog steeds genoeg machten en krachten zijn die een mens zo kunnen beheersen dat een leven mensonwaardig wordt.
Stuur naar mij toe
Lichtgevende voeten
Die mij voorgaan
Tot waar Gij zijt.
Jezus is op het moment van deze ontmoeting in niet-Joods gebied. Jezus heeft al wel naam gemaakt, maar of dat dit gebied al bereikt had, dat is onzeker. Daarom is het des te opvallender dat deze mens zelf naar Jezus komt. Zodra Jezus en zijn leerlingen na een stormachtige, vertwijfelde nacht aanleggen, komt deze man zelf op hen af. Misschien wel gedreven door een verlangen naar die lichtgevende voeten die hem brengen naar een plaats waar er hoop en toekomst zal zijn.
Deze mens, die zo onbereikbaar is, gaat op zoek naar de ontmoeting met Jezus.
Het is in de ontmoeting dat er iets veranderd. Dat komt door een simpele vraag. Het eerste en eigenlijk het enige wat wij Jezus in dit eerste deel van het verhaal horen zeggen is: Wat is je naam? Ik kan me zo voorstellen dat het voor die man jaren geleden geweest moet zijn dat er iemand naar zijn naam gevraagd heeft. Zijn naam zal er niet meer toe gedaan hebben. Hij was die gek daar bij die graven. Maar Jezus vraag hem naar zijn naam.
Door de naam te vragen scheidt Jezus de mens van zijn demonen. Het is een legioen dat hem beheerst, maar ergens diep van binnen zit nog de mens verborgen die hij ooit was. Dwars door alle legioenen heen is dat wat Jezus ziet: een mens die de moeite waard is om te ontmoeten.
Door die ontmoeting raken de demonen hun grip op deze mens kwijt. Dat hebben ze zelf het beste door, want nog voordat Jezus iets gezegd of gedaan heeft tekenen ze hun capitulatie. Veel helpt dat niet, want de ironie van het verhaal is dat ze uiteindelijk in diezelfde afgrond belanden, waar ze aan het begin zo bang voor waren.
In Jezus ontmoet deze mens met zijn demonen zoveel onvoorwaardelijke liefde, daar kan geen duistere en donkere macht tegenop. Jezus laat zien dat God ieder mens de moeite van het ontmoeten waard vindt. Zelfs daar waar mensen dat zelf niet meer kunnen zien. Zelfs als de omgeving hen al lang heeft afgeschreven.
Zo wordt dit voor deze gebonden mens tot een bevrijdende ontmoeting. Het verschil is opmerkelijk. Als de mensen uit de stad eens komen zien wat er allemaal aan de hand is zien ze dat hij gekleed is, dat hij bij zijn volle verstand is en hij zit rustig aan Jezus voeten. Daar begint zijn nieuwe leven.
Dat die vrijheid onwennig is laat het laatste deel van het verhaal zien. Daarin vraag de man aan Jezus of hij met hem mee mag gaan. Jezus staat dat niet toe. Dat lijkt misschien heel hard, maar daarmee voorkomt Jezus dat deze mens zich weer opnieuw door iets laat binden. Hij had zich dan afhankelijk gemaakt van Jezus. Terwijl Jezus nu eigenlijk tegen hem zegt: ‘Ga maar de vrijheid tegemoet. Hier is jouw plek, midden tussen de mensen die hier wonen. Ik heb er vertrouwen in dat je het aankan. Zo laat je zien hoe groot de bevrijdende macht en liefde van God is.’
In de ontmoeting schuilt bevrijding
Gezien zijn, door ogen vol liefde
In de ontmoeting stuit het donker op haar grenzen
begint een nieuw leven.
Jezus laat in de ontmoeting met deze mens zien hoe God zelf uiteindelijk ons in het hart kan kijken. Dat hij in staat is om dwars door alles wat ons beperkt en gevangen houdt heen te kijken. Voor iedereen die worstelt en strijdt, voor allen die ’s nacht wakker liggen, mag dat een bron van hoop zijn. God ziet jou en hij wil jou ontmoeten zoals je bent.
Dit soort bevrijdende ontmoetingen zijn er vandaag de dag nog steeds. Als het lukt om door de buitenkant heen elkaar van mens tot mens te ontmoeten. Afgelopen donderdag was het wereld vluchtelingen dag. Het thema was dit jaar: ‘Samen een bakkie doen’. Daaruit spreekt het verlangen naar ontmoeting en gezien te worden. Het zijn de gesprekken die iets open kunnen breken.
Het hoeven echter niet alleen gesprekken te zijn waar ontmoeting plaats vindt. Het kan gebeuren dat een ontmoeting met die onvoorwaardelijk liefde van God juist in de eredienst, bijvoorbeeld in het vieren van het avondmaal plaats vindt. Voor iedereen een plaats aan de tafel zullen we zo meteen zingen. Een veilige plek, een plaats om te schuilen, een plaats in Gods licht als tafelgenoot. Een plaats, van eerbied vervuld en van angsten bevrijdt.
Durven wij er op te vertrouwen dat er die plek voor ons is? Zoals we zijn, met alles waarmee we vechten, met de verlangens die we kennen in ons leven? Dat juist in de ontmoeting met God en met elkaar rust en bevrijding te vinden is?
Amen