Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

18 april 2021

Gemeente van Jezus Christus,
Het lied van Petrus van Stef Bos dat we geluisterd hebben is afkomstig van de cd ‘in een ander licht’. Een prachtige cd met hele diverse liederen. Wie het afgelopen seizoen van ‘De beste zangers’ op tv heeft gevolgd, heeft een ander lied van deze cd voorbij horen komen. Het lied van Ruth ‘mijn land is jouw land’ werd toen gezongen door Tabitha. In het programma bleek hoezeer Stef Bos een woordkunstenaar is. Iedere aflevering was ik benieuwd. Hij wist me vaak te verrassen met een tekst die tot nadenken stemde of de essentie raakte van de zanger om wie het ging die aflevering.
Zoals al bleek uit het interviewcitaat dat ik aanhaalde, bezingt het lied van Petrus wat Stef Bos opvalt in deze Bijbelfiguur. Dat hij daarbij soms teksten gebruikt die een beetje schuren is wel duidelijk. Petrus is voor hem een hemelbestormer die zich in zijn enthousiasme soms ook brandt en op de spreekwoordelijke blaren moet zitten. De kernzin in het lied is:
‘ik struikel en val
sta op en ga verder.
Ik ben een mens
van vlees en bloed.’
Hoe fijn is het dat de Bijbel vol staat met verhalen over mensen van vlees en bloed! Geen foutloze mensen, maar mensen zoals jij en ik. Mensen die fouten en verkeerde keuzes maken. Mensen die getroffen worden door de moeilijke en verdrietige zaken die het leven voor je in petto kan hebben. Wat wordt er veel gestruikeld en gevallen in de Bijbel! Dat maakt het tot zo’n herkenbaar boek. Het gaat over het gewone leven en al haar sores. Juist daar biedt het handvatten en perspectief, vaak door vanaf Gods kant naar de zaak te kijken.
Dat perspectief van buiten, die uitgestoken hand van een a(A)nder is soms onontbeerlijk. Stef Bos zingt het wel zo makkelijk dat je na het struikelen en vallen weer opstaat en doorgaat. Mijn ervaring is dat dit lang niet altijd zo makkelijk is. Soms heb je jezelf al zo vaak weer omhoog getrokken om vervolgens weer onderuit te gaan, dat je niet meer de energie kan opbrengen om het opnieuw te proberen. Het verdriet kan te intens zijn of de schaamte te groot om een volgende stap vooruit te durven kijken. Soms heb je iets of iemand nodig om verder te kunnen.
Op zo’n punt treffen we Petrus in de lezing van vandaag. Petrus heeft het lege graf gezien en is bij de verschijningen van de Opgestane Jezus geweest. Hij heeft net met Jezus en de leerlingen ontbeten aan het strand. Toch is er nog iets dat Petrus ervan weerhoudt om met moed en goede zin die nieuwe dag, het begin van een nieuwe tijd te beginnen. Er ligt nog een hobbel die genomen moet worden. Er moet nog iets uitgesproken worden.
Als enige van de 4 evangelisten vermeldt Johannes niet dat Petrus berouw heeft als hij de haan hoort kraaien, nadat hij Jezus tot 3 keer toe verraden heeft. Dat bewaart Johannes voor deze ontmoeting op het strand.
Het wordt een liefdevolle confrontatie. Die er al mee begint hoe Jezus hem aanspreekt. Hij is even niet meer Petrus, de rots op wie Jezus zijn kerk zou gaan bouwen. De discipel die voorop moet lopen. Jezus spreekt hem niet aan in zijn ambt als drager van de toekomst van de Jezus-beweging. Hij wordt aan gesproken als mens, hij is Simon-van-Johannes. De mens die is gestruikeld en gevallen. Wiens vertwijfeling dat ingetogen lied 649 net bezong. De mens die een uitgestoken hand nodig heeft om verder te kunnen.
Simon-van-Johannes, heb je mij lief, méér dan zij?
Wat een vraag om te krijgen. Waarom vraagt Jezus nu of Simon hem meer liefheeft dan dat de andere discipelen hem liefhebben? Dat is toch een rare vraag om te stellen? Maar was het niet zo dat Petrus altijd degene was die voorop liep? Die het eerste was met antwoord geven als Jezus zijn leerlingen een vraag stelde? Was Petrus niet degene die zei: ‘Waarom kan ik u niet volgen? Ik wil mijn leven voor u geven!’ Die hemelbestormer krijgt na alles wat er gebeurt is de vraag: houd je van mij? Dat is niet een oproep om zich te verantwoorden voor zijn gedrag. Veel meer is het een vraag naar de stand van zaken in hun relatie. Hoe staan wij ervoor? Wat staat er nog tussen ons in?
In het antwoord klinkt een bescheidenheid door die we niet zo van Simon Petrus kennen: ‘Ja, Heer, u weet dat ik van u houd.’ Eerlijker dan dat kan hij bijna niet zijn. Want waar is hij nog zeker van na alles wat gebeurd is?
Ik kan me zo voorstellen dat dit heel moeilijk voor Petrus geweest moet zijn. Al zijn bravoure wordt hem ontnomen. Jezus vraagt hem om al zijn maskers en andere beschermingsmechanismen af te leggen. Daarom laat Jezus het ook niet bij één vraag, maar stelt hij Petrus tot drie keer toe dezelfde vraag. De eerste keer kan je je misschien nog ergens doorheen bluffen, maar na drie keer gaat ook dat niet meer.
Heer, ú weet alles
Ú weet toch dat ik van u houd.
Juist als Petrus op zijn kwetsbaarst lijkt, als hij vertwijfelt zichzelf afvraagt wat hij nog meer moet zeggen als dit niet genoeg is, dan gaat Jezus verder. Spreekt hij over de tijden die komen gaan. Tijden waarin Petrus inderdaad met Jezus zal sterven.
Laatst las ik ergens de uitspraak: ‘Helden zijn niet degene die nooit bang zijn. Helden zijn degene die bang zijn en ondanks dat de moed vinden om door te gaan.’ Ik denk dat dit mooi verwoordt waar het hier om gaat.
Jezus hoeft geen relatie met een heilige. Juist die kwetsbare Petrus, die eerlijk is over zijn eigen mogelijkheden en onmogelijkheden, die kan hij de zorg voor zijn kudde toevertrouwen. Overigens heeft dat nooit op het spel gestaan. Al na de eerste vraag en het antwoord daarop klinkt de opdracht om de lammeren te weiden. Jezus is veel meer opzoek naar de mens Simon Petrus, die zonder maskers en pretenties ook al voldoende in huis heeft om een goede herder te zijn. De mens soms bang is, soms struikelt en valt, maar tegelijk een rotsvast vertrouwen heeft in Jezus en uit die relatie zijn kracht haalt om op te staan en door te gaan.
Volg mij! Dat is was Simon Petrus te doen staat. Jezus volgen, ook als hij er straks niet meer is.
Ik ben een mens van vlees en bloed. Tot het laatste toe blijkt Petrus dat te zijn, want na zijn gesprek met Jezus komt er nog een scéne. Na die intieme ontmoeting kijkt Petrus om zich heen en vraagt zich opeens af hoe het met die andere leerling moet. Waarom is Petrus zo gefixeerd op die andere leerling? De leerling van wie Jezus hield? Voelt Petrus zich bedreigd in zijn positie?
Toch is wat hij doet niet zo gek. In deze wereld vergelijken wij ons voortdurend met elkaar. Wat doet de ander? Wat heeft de ander? Is de ander beter dan ik? Van moeders in de speeltuin die hun kinderen vergelijken, tot collega’s op de werkvloer of ouderen die met elkaar spreken over hun kinderen of kwalen. Het is een hele uitdaging om je eigen waarde niet te ontlenen aan de vergelijking met een ander, maar aan je eigen basis en de talenten die jou gegeven zijn.
         Dat lijkt een moderne kwaal, maar is dus kennelijk van alle tijden. Het antwoord dat Jezus geeft, getuigt eigenlijk van de nodige humor. In mijn eigen woorden zegt Jezus tegen Petrus: ‘Als ik iets zeg over die andere leerling, zegt dat dan tegelijk iets over jou? Bijvoorbeeld als ik zeg: ik hou van die, betekent dat dan gelijk dat ik ook zeg: ik hou niet van jou?’ Zo voelt het natuurlijk vaak wel, maar is dat ook echt zo? Hoe vaak worden we op deze manier niet onzeker, terwijl dat eigenlijk niet nodig is? Jezus nodig Petrus uit om heel dicht bij zichzelf te blijven en gefocust te blijven op wat er toe doet.
De opdracht is en blijft: volg mij!
Daar draait het om.
Voor Petrus, die in de voetsporen van de goede herder voor de kudde van God mag zorgen.
Voor de leerling van wie Jezus hield, die gebruik makend van zijn talenten het levensverhaal van Jezus opgeschreven heeft.
Voor ons, die in deze tijd, met onze eigen talenten als gelovige mensen in het leven staan.
Volg mij met alles wat jij in huis hebt als mens van vlees en bloed. Je hebt talenten genoeg in huis om God op je eigen manier te dienen. Zelfs in deze rare tijden waarin de kerk en het geloof op een hele andere manier aanwezig zijn in ons leven. Zelfs nu, of juist nu mogen we zorgen voor deze wereld en de mensen om ons heen. De afgelopen maanden heb ik daar in onze gemeente hele mooie voorbeelden van gezien. Maar hebben we daar ook vertrouwen in? Dat we onszelf mogen zijn en Jezus ons, zoals we zijn, kan gebruiken voor zijn koninkrijk?
Of zoals het lied zingt dat we zo zullen horen:
Wil je opstaan en mij volgen als ik je roep bij je naam?
Wil je dienen in’t verborgen, zonder roem of faam?
Wil je leven op de wind, broos en kwetsbaar als een kind?
Zul je geven wat ik vind in jou en jij in mij?
Amen