Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

19 september 2021

Gemeente van Jezus Christus,
De afgelopen weken is er een thema dat mij bezighoudt en waarover ik op verschillende momenten met anderen in gesprek ben geraakt. Dat heeft te maken met Corona en de tijd die achter ons ligt. Het is nu eenmaal een tijd van achteruitkijken. Wat hebben de afgelopen 1,5 jaar met ons gedaan en wat hebben wij aan mooie dingen geleerd of ontdekt? Het is tegelijkertijd een tijd van vooruitkijken. Hoe gaan we verder nu de wereld wat meer opengaat? We zijn nog niet van Corona af, maar hoe pakken we de draad weer op?
Wat mij in deze discussie bezighoudt is de vraag wat de Coronacrisis met ons mensbeeld heeft gedaan. Wat is onze instinctieve reactie als we een ander tegenkomen? Is dat een verwelkomende of een afwerende houding?
Als ik het even bij mezelf houdt moet ik denken aan hoe ik mij vorig jaar op de camping in Frankrijk voelde. De eerste week was super rustig en hadden we de camping bijna voor ons zelf. Langzamerhand werd het wat drukker, maar iedere gast die erbij kwam voelde als een bedreiging. Een potentiële bron van besmetting. In de maanden daarna is dat gevoel alleen maar sterker geworden. Afstand houden en bij elke nies of hoest ‘o, nee’ denken is een soort tweede natuur geworden.
Nu zou je kunnen zeggen dat dit een tijdelijk fenomeen is, dat zich weer oplost zodra de wereld zich wat meer normaliseert. Dat zou kunnen en ik hoop het van harte.
Toch bekruipt mij soms het gevoel dat dit voor de Coronacrisis al speelde. Dat we toen al te maken hadden met een groeiende afstand tussen mensen of tussen groepen in de samenleving. Het werd alleen opeens heel zichtbaar en zelfs voelbaar. Van een theoretische discussie is het veranderd in een onderwerp waarvan we zelf dagelijks de dynamiek voelen. Het raakt ons, van de demonstraties waar we over horen, gesprekken met mensen over wel of niet vaccineren, tot de manier waarop we elkaar begroeten.
Is ‘de ander’ iemand om met open armen te verwelkomen of iemand om af te weren totdat hij of zij bewezen heeft dat die geen gevaar vormt?
Het antwoord doet ertoe, zeker als je het koppelt aan het onderwerp van deze zondag: vrede. Vrede heeft te maken met verbinding maken met anderen. De ander durven te ontmoeten en verschillen benoembaar en overbrugbaar maken. Dat is makkelijker te bereiken vanuit een open houding, dan vanuit een gesloten en afwerende houding.
Iets wat overduidelijk is als je die lichaamshoudingen voor je ziet. In een gesloten, afwerende houdingen wijk je wat achteruit en plaats je bijvoorbeeld je handen of armen tussen jou en de ander. Er zijn obstakels te overwinnen en is meer afstand te overbruggen. Als ik me daarentegen een open houding voorstel, dan zijn die barrières weg en helt het lichaam zelfs wat voorover naar de ander toe.
Het spreekt bijna voor zich op welke manier je makkelijker contact maakt.
Het is de evangelietekst die er aanleiding toe geeft om voor een keer op zo’n fysieke manier naar het thema vrede te kijken. Als Jezus even apart is met zijn leerlingen, lijkt hij langs zijn neus weg te informeren waar zij onderweg over aan het discussiëren waren. Ze durven het niet toe te geven, maar ze waren met elkaar aan ruziën over wie de grootste en belangrijkste van hen was. Een heilloze discussie die scheiding aanbrengt en mensen hokjes plaatst ten opzichte van elkaar. ‘Jij bent meer dan ik’ of ‘ik ben belangrijker dan jou’.
Jezus maakt er, zoals hij vaker doet, geen theoretisch verhaal van. Hij uit zelfs niet zijn teleurstelling in zijn leerlingen. In plaats daarvan zegt hij: ‘het belangrijkste is om elkaar te willen dienen’. Doe zoals ik het doe is wat Jezus ze wil zeggen. Niet voor niets begint dit stuk met de tweede aankondiging van Jezus’ eigen lijden en sterven. Het ultieme voorbeeld van de grootse liefde waarmee Jezus ons mensen diende.
Om zijn woorden kracht bij te zetten haalt Jezus er een kind bij en omarmt het. De evangelisten Lucas en Matteüs vertellen dit verhaal ook, maar laten het detail van het omarmen van het kind weg. Terwijl Jezus daarin laat zien en voelen wat hij met zijn woorden bedoelt. Het kind is geen idee, een theoretisch voorbeeld om over verder te discussiëren. Het is een mens van vlees en bloed dat er om vraagt ontvangen en omarmd te worden.
De ander dienen daar ging het Jezus om. Dat is voor hem het wezenlijke van de houding waarmee hij in het leven staat. Hij heeft zich nooit te goed gevoeld voor een ander. Was altijd bereid om zijn hand uit te steken en te helpen. Voor Jezus begint het dienen van de ander met oprechte aandacht en nabijheid. Het vraagt de inzet van je hele lichaam, anders kan je niet omarmen. Open staan voor anderen, en daarmee voor God zelf, is iets dat gedáán moet worden.
Dat doen gaat niet vanzelf. Daarvoor moeten we het nodigen overwinnen. We moeten onze instinctieve verdedigingsmechanismen durven los te laten om onze armen te openen. Nu misschien nog meer dan ooit te voren in ons leven.
Piet van Veldhuizen schreef in een commentaar op Marcus 9: ‘Christelijk leven is een oefening in het relativeren van het ego, dat eens in de omhelzing van de Eeuwige zal oplossen’.
Mooi is hoe deze zin spreekt over dat christelijk leven een oefening is. Oefenen gaat met vallen en opstaan. Christelijk leven, leven in de voetsporen van Jezus is iets dat wij gaandeweg leren. Dat vraagt een hoop wijsheid. Niet voor niets koppelt de briefschrijver Jakobus vrede en wijsheid aan elkaar. Hij heeft het over wijsheid die vredelievend is, mild, vriendelijk, onpartijdig en oprecht. Kenmerken van een open levenshouding die het aandurft om open te staan voor de ander.
‘Wat doe jij in vredesnaam?’, het vragende thema van deze vredesweek, krijgt daarmee niet een opsommend antwoord (ik doe dit, en dit en dat), maar het richt de aandacht naar binnen. Vrede vraagt dat ik begin bij mezelf. Dat ik onderzoek wat mij ervan weerhoudt om mijn armen te openen om de ander te ontvangen. Wanneer is wat relativering op zijn plaats om mij op gelijke hoogte met de ander te zetten? Op welke momenten kan de zekerheid van Gods omarming mij de moed geven om toch mijn armen te openen ondanks dat het niet veilig voelt?
Zoals God zijn armen voor ons opent om daarin geborgen te zijn, zo mogen wij de moed vinden om in vredesnaam onze eigen armen te openen. Voor wie, dat weten we niet altijd. Daarom zeggen we in de kerk vaak: voor een ieder die God op onze weg brengt. Dat kan een buurman of buurvrouw zijn, maar ook een onbekende die onze hulp nodig heeft. Daarbij kunnen we teleurgesteld of gekwetst worden, want door onze armen te openen stellen we ons kwetsbaar op. Toch nodigt Jezus ons uit om dat risico te nemen, zoals Hij zelf dat ook gedaan heeft.
Eindigen wil ik met de woorden die toegeschreven worden aan Franciscus van Assisi. Een gebed om vrede wordt het genoemd. Het zijn woorden die we na het orgelspel zullen horen via het lied: Make me a channel of your peace. Dat ze ons mogen helpen om onze armen te openen voor elkaar en voor ieder ander die we ontmoeten.
Heer,
maak mij tot instrument van uw vrede:
laat mij liefde brengen waar haat is,
eenheid waar mensen verdeeld zijn,
laat mij vergeving brengen waar schuld is en gekwetstheid
laat mij hoop geven aan wie niet meer hoopt,
geloof aan wie twijfelt;
laat mij licht brengen waar het duister is
en vreugde waar mensen bedroefd zijn.
Heer, help mij
niet zozeer om zelf gelukkig te zijn
als anderen gelukkig te maken;
niet zozeer om zelf begrepen te worden
als anderen te begrijpen;
niet zozeer om zelf getroost te worden
als anderen te troosten;
niet zozeer om bemind te worden
als te beminnen;
want als ik geef, zal mij gegeven worden,
als ik vergeef, zal mij vergeven worden,
als ik sterf, zal ik voor eeuwig leven.
Amen