8 december 2024
Schriftlezingen: Ruth 1:9 t.m. 22 en Lukas 2:1 t.m. 7
Thema: ‘S.O.S. uit Bethlehem.’
Gemeente van Hem, die was en is en komen zal,
Een mens is geschapen om te leven met anderen. Wat zal die vrouw meemaken in een verzorgingstehuis. Een vrouw, die geen kinderen heeft. Ze is oud. De telefoon staat doelloos op haar kamer. Er is nooit iemand, die haar spreken wil. Nooit iemand, die een brief aan haar schrijft. Wat kan een mens alleen zijn, als niemand je nodig heeft. Naomi moet iets van die eenzaamheid gevoeld hebben in Moab. Eerst was haar man gestorven, een ramp, maar haar wereld stort compleet ineen, als ook haar beide kínderen sterven. Wie had kunnen denken, dat het zo met haar aflopen zou. Naomi is een vréémdeling in Moab. Ze zegt er ZELF van, dat hand van God tegen haar is uitgegaan. Op de emigratie uit de kring van Gods volk had geen zegen gerust. Het lijkt, of ze van God en de mensen verláten is. Naomi blijft niet bij de pakken neer zitten. Ze wil in MOAB niet sterven. Ze gaat terug naar Béthlehem, de grond waarop haar wíég gestaan heeft. Als haar schoondochters méé willen gaan, ontraadt ze dat érnstig. Hoe kan een Moabiet in Israël gelúkkig worden? Orpa kiest uiteindelijk voor de góden van Moab, maar Ruth kiest voor de God en het volk van Naomi. “Uw volk is míjn volk, úw God is míjn God!” Na een lange tocht komt Naomi thúís. Dat is een hele troost. Om iemand te hebben, die met je mééstrijdt. Iemand die je niet laat vallen als er problemen zijn. Die je uit de put haalt, als je het niet ziet zitten. ‘Zo gingen ze samen verder, tot in Béthlehem kwamen.’ ‘En het geschiedde.’ Hun aankomst in Bethlehem baart veel opzien. Overal in de stad roepen de vrouwen: Dat is toch Naómi?” Heel Bethlehem verwóndert zich. “Heb je het al gehoord?” De vrouw van Elimélech is terug. ‘Moet je zien wat er van die vrouw gewórden is!’ Wat kunnen mensen je píjn doen. Als ze je hoofdschuddend nakijken. ‘Is DIT Naómi?’ Ruth 1 begint met ‘In de tijd dat…..’. Dat staat er niet zómaar. Dat lees je ook in Lukas twéé. ‘In die tijd kondigde keizer Augustus een decreet af…’ ‘En het geschiede..’ ‘Terwijl ze daar waren (in die tijd), brak de dag van haar -Maria’s- bevalling aan.’ ‘Toen (in die tijd) zeiden de herders tegen elkaar: Laten we naar Bethlehem gaan om met eigen ogen te zien wat er gebeurd is.’ De mensen in Bethlehem zijn verbaasd als ze horen dat de Messias geboren is, maar niemand komt tot aanbídding. In die kleine stad worden kánsen gemist. Dat is al zo in de dagen van Naómi. Een weduwe en een vreemdeling, ze worden van alle kanten bekéken, maar geen mens kijkt ECHT naar hen OM. We zouden zeggen: ‘Een overvol Ter Apel.’ Geen plaats voor vreemdelingen. Wat kunnen mensentongen hardvochtig zijn. Naomi komt thúís, maar de mensen doen alsof ze een vreemde is. ‘Is DIT Naomi?’
Naomi heeft verdriet. Het drinkt nog niet echt door, dat Ruth bij haar is. Als de mensen op straat de naam van Naomi noemen, gaat er een zwaard door haar ziel. ‘Naómi!’ Líéflijkheid, Fléúr, betekent dat! Nou, zo fleurig voelt ze zich niet. Integendeel: bij het aanhoren van die naam zinkt al de moed in haar schoenen. Het verlies van haar man en kinderen staat scherp op haar netvlies. Ze heeft in Moab drie graven moeten delven. Een weduwe zonder kinderen. ‘Noem mij niet Naómi, noem mij Mára’, dat wil zeggen: bítterheid. ‘Want de Ontzagwekkende (of Almachtige) heeft mijn lot zeer bitter gemaakt!’ Wat is het donker in haar leven. Donker, verbitterd. Ze begrijpt niets van Gods weg. Lijkt ze soms op iemand van ons? Als God bestaat, dan ….. Vul maar in. ‘God Almachtig! Waarom die bitterheid in mijn leven!’ Naomi spreekt God erop aan. De dood van haar man en kinderen zijn aangekomen als harde mokerslagen. Ze doet een beroep op de hoogste Majesteit. Net als Jób. Het is opvallend dat in het boek van Job God wel 31x ‘Ontzagwekkend’, ‘Almáchtig’ wordt genoemd. ‘God Almachtig.’ ‘El Shaddai!’ Naomi blijft God haar Gód noemen. De Almachtige. Jezus heeft gezegd: ‘Mij is gegeven alle macht, in hemel en op aarde!’ Dat mogen ook wij vasthouden. Bij alles wat ons overkomt aan teleurstelling en verdriet! Ik sprak eens een man, die leed aan zware depréssies. “Ik was zó ver gekomen”, vertelde hij, “dat ik er vast van overtuigd was: boven de bomen is er TOTAAL NIETS meer!” Voor zijn beleving was zijn God gestorven en begraven. Totdat het licht werd in zijn hart. De gloed van de Heilige Geest gaf Hem troost. Hij kon weer vérder, al was het maar een méter. ’Wie de Heere verwachten, zullen de kracht verníéuwen!’ Om Christus’ wil. Die dood geweest is, maar ziet, Hij leeft. ‘Werpt al uw bekommernis op Hem, (al de zorgen die op u drukken) werp ze op Hem, want Hij zorgt voor u!’ Naomi is verbitterd thúís gekomen en ze ziet zelfs geen CENTIMETER voor ogen. Maar toch: ze blijft God Almáchtig noemen. Achter haar woorden zit NET IETS meer dan een doffe berusting. Het klinkt als een noodkreet. Een S.O.S. uit Bethlehem. ‘God heeft zich tegen mij gekeerd!’ Golven van bittere droefheid zoeken een weg in haar ziel. Ze komt thúís, arm en beróóid. ‘Noem mij maar Mára!’ Even lijkt het erop, dat ze Rúth TOTAAL vergeten is. Ruth, haar vriendin, zij, die trouw is gebleven.
Die gezegd heeft: “Uw God is mijn God!” Naomi, “UW God! God, die almachtig is!”
Ze klaagt over haar lééd: ‘Toen ik weg ging, had ik alles, maar nu: ik sta hier met lege handen!’ Zonder familie, zonder land en zonder géld. Er is maar één conclusie mogelijk: ‘De Heere heeft zich tegen mij gekeerd, de Ontzagwekkende heeft mij kwáád aangedaan!’ Naomi ziet nog wel de hand van Gód. Maar haar ziel is vol bitterheid. Wat gaat er om in het hart iemand die rouwt. Dat weet je pas, als je zelf iemand verloren hebt, waar je zoveel van hield. Je man, je vrouw, je kind. Of je moeder, je vader. Het is een wonder, als je in zulke tijden op God kunt vertrouwen. Koning Hizkia is daar een voorbeeld van. Hij had een gezwel en was ten dode opgeschreven. Hij keerde zijn gezicht naar de muur en zag geen uitkomst meer. De dood voor ogen. Maar Hizkia genas. Hij kreeg er 15 jaren bij. En over zijn lippen kwam een ontróérend getuigenis: ‘U geeft mij nieuwe kracht, u doet me herleven…, u hebt mijn zonden weggedaan!’ En dan zie ik Golgotha. Boven het ínkzwarte Gódsoordeel van het kruishout opent zich de hémel. En de stervende Heiland roept uit: ‘Het is volbrácht!’ Wat betekent dat? Dat betekent: er is hoop voor u en mij! Al zie je soms geen hánd voor ogen. Naomi leeft in de duisternis. Ze zegt: ‘De Heere heeft zich tegen mij gekeerd.’ Anders vertaald: ‘Hij getuigt TEGEN mij!’ Het woord ‘getúígen’ is een woord uit de réchtszaal. In het Hebreeuws betekent het iets van ‘een getúígenis afleggen TEGEN iemand!’ Naomi daagt de Heere uit. Ze worstelt met het recht, dat God op haar leven heft. We zeggen soms tegen iemand, wiens leven overhoop ligt: ‘Je moet het maar overgeven!’ Totdat we zelf een keer wegzinken in een poel van ellende. Woorden kunnen dan heel goedkoop klinken. Al zijn ze nog zo goed bedoeld. ‘Zo kwamen ze samen terug Naomi, EN…, alsof de schrijver ons wil wákker schudden, VOORAL NIET VERGETEN, EN…. Rúth, de Moabíétische, haar schóóndochter.’ Naomi EN Rúth. Er staat letterlijk: ‘Die met Naomi terúggekeerd was uit de velden van Moab!’ Terugkeren, het betekent ook: bekéren in het Oude Testament. Een heidense vrouw komt in de líchtkring van Israël. In die laatste zin van het eerste hoofdstuk licht Gods genade op. Er komt een doorbraak naar de héídenwereld. En Ruth zal één van Jezus’ móéders zijn. De oogst zal ríjpen. Jazéker: “Ze kwamen in Béthlehem aan bij het begin van de gersteoogst!” Ruth is de éérsteling. De oogst zal gróót zijn. Mara’s droefenis zal omkeren in blíjdschap. We blijven haar tóch maar Naómi noemen. Want het zal niet eens zo láng meer duren, dat de wéduwe van Bethlehem haar schoven in de schúúr mag dragen! Ook voor haar komt er een oogst- en dankfeest aan. Dat is voor Naomi nog te mooi om wáár te zijn! En toch komt het eraan! Want God is getrouw, Zijn plannen falen niet. Een SOS uit Bethlehem. En het antwoord uit de hemel is een Kind, geboren in een voederbak. Een nakomeling van Ruth. Dat is genade. En Naomi mag erin delen. Net als u en ik.
Amen.