12 januari 2014
Evangelielezing: Matteüs 3:13-17
Dit is de omgekeerde wereld. ‘Ik zou door U gedoopt moeten worden en dan komt U naar mij’, om U door MIJ te laten dopen. Deze verbaasde uitroep van Johannes klinkt aan het begin van het evangelie. En tegen het eind van het evangelie klinkt de verbaasde uitroep van Petrus: ‘U wilt toch niet mijn voeten wassen?’ (Joh. 13:6) U stelt zich toch niet in dienst van MIJ? IK zou UW dienaar moeten zijn, dienaar van de Allerhoogste.
Ja, wij zouden Gods dienaren moeten zijn, wij zouden de minsten moeten willen wezen. Maar nu stelt God zich in dienst van ONS, wil Hij ten behoeve van ONS de minste zijn, aller mensen dienaar, een kwetsbaar kind, als verschoppeling in barre omstandigheden ter wereld gekomen. De minste, de dienaar die van water wijn maakt, schenkt ons water om ons mee te dopen en water om ons de voeten mee te wassen. Steeds opnieuw water, opdat wij gereinigd voor God kunnen verschijnen. Wij hebben dus blijkbaar vuile handen gemaakt, al willen wij daaraan maar liever niet worden herinnerd, dat maar liever niet weten. Hoe vaak, wanneer en door wat voor oorzaken maken wij vuile handen?
Nee, het gaat bij onze doop niet over hoe goed en hoe geweldig wij wel niet zijn. Bij onze doop kijkt God dwars door ons heen en ziet Hij wat WIJ maar liever niet zien. God ziet geen voorbeeldig mens, maar een mens die kan falen, fouten maakt, medemensen niet goed behandelt. Gek genoeg zit onze faalangst ergens anders, niet op DIT vlak, op ethisch vlak. Hoe goed kennen wij onszelf eigenlijk? Of krijg je pas zelfkennis door via Gods ogen naar jezelf te kijken? Zelfkennis berust meer op Godskennis dan op psychologie, zoals een goede antropologie ondenkbaar is zonder theologie en met name de christologie. Via Christus, DE Mens, leren wij de gemiddelde mens kennen, onszelf kennen, net als Johannes de Doper en Petrus. Het moet eerst tot zo’n verbaasde uitroep komen voordat wij onszelf door en door leren kennen.
God gunt ons zoveel zelfkennis via de doop. Wij zijn geen haar beter dan anderen. Wij zijn niet in en in goed, zoals naïeve optimisten sinds Rousseau denken, maar mensen die totaal afhankelijk zijn van Gods genade, Gods hulp, Gods vreemde vrijspraak (Miskotte). Wij zijn als mens totaal op God aangewezen. Daarom zijn wij gedoopt. Niet om onze onafhankelijkheid, onze autonomie te bevestigen. Wij zijn kleiner dan wij denken, minder goed dan waarvoor wij onszelf houden. Kleine mensjes met een grote mond, maar een klein hartje.
Daar gaat ons positieve zelfbeeld … aan gruzelementen. Dat maakt God ons bij de doop niet duidelijk om ons te breken; wel om ons uit het water op te richten en de gelegenheid te geven om dankbaar Gods Geest te ontvangen. De doop is net als het Avondmaal het feest der dankbaarheid, het feest van de erkenning dat wij van God goedheid afhankelijk zijn en God zij dank mogen delen in zoveel goedheid. ‘Waar vindt men zoveel gulheid weer, als Jezus heeft voor mij?’ (lied 474).
Delen in Gods Geest. Daardoor anders, kritischer tegen de werkelijkheid aankijken. Daardoor actief en vooral creatief in het leven staan. Dankbaar leven van de inspiratie van de Heilige Geest en daardoor dankbaar en tevreden het nodige tot stand brengen. Vanaf onze doop niet klagerig, ontevreden, maar dankbaar en tevreden in het leven staan. Dat goede gevoel geeft God ons ook mee, als HET draagvlak voor een goed leven.
Ontevredenheid maakt je zo blind voor de werkelijkheid, geeft zo’n eenzijdige kijk op de realiteit. Maar dankbaarheid opent ons de ogen voor meer dan het gewone. Net als deze dopeling bij de Jordaan onthullend meer zien, dankzij God, en met dat meer zien het nodige doen in je leven, creatief aan de slag gaan, in Gods Geest en vooral dankzij Gods Geest.
Leven uit Gods Geest is, net als deze dopeling bij de Jordaan, vooral gerechtigheid doen, opkomen voor de rechten van medemensen die in de verdrukking zitten, het minder goed getroffen hebben dan wij, opdat ook anderen ervaren dat zij onder een open hemel, onder Gods zegen mogen leven. Leven uit Gods Geest is Gods wil doen. Dat komt niet alleen jezelf, maar ALLE mensen ten goede. Leven uit Gods Geest is, net als dopeling Jezus, leven als een mens naar Gods welbehagen, waarover de engelen hebben gezongen in de Kerstnacht. Leven als een mens naar Gods hart. Leven als een mens waarop God niet tevergeefs al Zijn kaarten heeft gezet bij onze doop. Leven uit Gods Geest, leven uit je doop is, net als Gods Zoon, leven als een kind van God, dus leven als een rechtvaardig mens, als een mens die daadwerkelijk laat ZIEN hoe goed God is voor mensen.
God maakt dus een heleboel creativiteit en levenswijsheid in ons los. Precies wat wij nodig hebben in het leven, opdat God ook van ONS kan zeggen: ‘Dit is mijn geliefd kind, het kind naar mijn welbehagen, in wie ik vreugde schep’.
God wil lol aan ons beleven, met plezier naar ons kijken, blij zijn dat wij het zo goed doen. God wil dat wij als een mens naar Gods hart leven, Gods wil doen, in navolging van DE Zoon. Van Hem wordt hier iets bijzonders gezegd. Rond Hem beleven wij, ook bij de Jordaan, opnieuw iets bijzonders, voor de zoveelste keer. Er klinkt een stem uit de hemel en de Heilige Geest daalt, het lijkt wel een duif, op de dopeling neer. Rond ONZE doop gebeurt precies hetzelfde: klinkt de stem van God en daalt Gods Geest op je neer. Een dopeling wordt zo met heel veel liefde en inspiratie omgeven. Kan je een betere start van je leven wensen dan onder Gods zegen te mogen leven? Amen.