Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

28 september 2014

Lezing: Genesis 12:10-13:1

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

U bent er inmiddels wel aan gewend dat ik u af en toe foto’s van eigen hand laat zien. Tot hilariteit van onze dochters sta ik her en der, te pas en meestal te onpas, foto’s te maken van dingen die mij opvallen. Zo ook deze foto: ‘onderweg in opdracht van de Heer’. Het is zo’n bandje om een kentekenplaat van een auto, waarmee in mijn geval de dealer reclame voor zichzelf maakt, maar zo kan het dus ook. Op vakantie kwamen we uit de Petruskerk in Rostock en zag ik deze tekst op een auto staan. Toestel gepakt, foto gemaakt. Toen pas zag ik dat er een meneer in de auto zat. Ik heb uitgelegd dat ik, als dominee, dit wel een mooie en passende tekst vond. Hij ook! Het bleek de auto van de lutherse bisschop te zijn. Ik vind de foto passend op de zondag waarop we afscheid nemen van een drietal ambtsdragers. En ook de zondag waarop we een verhaal horen uit de geschiedenis van Abram en Sarai.

‘onderweg in opdracht van de Heer’

Door twee studiedagen in het kader van de opleiding tot interimpredikant en de predikantendag afgelopen maandag in Amsterdam heb ik weer ‘ns extra nagedacht over het ambt, en wat het betekent om op weg te gaan en onderweg te zijn in opdracht van de Heer.

Ambt heeft te maken met roeping, van Christuswege door de gemeente. Het is ten diepte een ‘geraakt zijn’, vaak zonder dat je het wilt – je wordt er door overvallen. Roeping is persoonlijk, hier sta ik, ik kan niet meer anders. Ik weet me geroepen tot een hogere taak dan alleen de zorgen om het dagelijkse bestaan. Maar het gaat verder: wat persoonlijk begint, wordt herkend in de roep van de gemeente. Roeping strekt zich uit tot het dragen van verantwoordelijkheid in de gemeenschap die roept.

Naast het ambt gaat het ook om je functie en je persoon. Deze drie zaken horen bij elkaar, het gaat er om als persoon geloofwaardig te zijn, in je functie hoogwaardig en in het ambt dienstwaardig. Dit geldt alleen voor dominees – denkt u wellicht? Echt niet! In onze protestantse kerk hebben we het geestelijk leiderschap toebedeeld aan de kerkenraad. Alle ambtsdragers samen zijn verantwoordelijk voor het geestelijk leiden van de gemeente. Als ambtsdragers weet je je geroepen door Christus door de gemeente. Je hebt ‘ja’ gezegd om op weg te gaan in opdracht van de Heer, daarop ben je aanspreekbaar.

Abram gaat ook in opdracht van de Eeuwige, maar vandaag loopt het niet goed. God heeft hem geroepen, uit zijn vanzelfsprekende, natuurlijke familieverband. ‘Ga Abram, ga naar het land dat ik je zal wijzen, ik zal je tot een groot volk maken, ik zal je zegenen en je zult een bron van zegen voor anderen zijn.’ Dat is mooi. Abram gaat, komt in Kanaan en bouwt er twee altaren. Dan wordt het minder fraai: er breekt hongersnood uit in het land van belofte. Je hoort het de criticasters denken
‘wat nu de stem van God? Wat nu roeping? Heb je dat wel goed verstaan Abram? Of is het inbeelding?’ Wat een bittere ontgoocheling in het land van belofte. Hoe zo belofte? Als het even niet regent, is er direct hongersnood. En het grote volk? Ook die belofte valt tegen: de zoon is er niet en Sarai is onvruchtbaar. We zouden het aan Abram kunnen vragen: hoe houd je het vol de Eeuwige te vertrouwen, met hem te gaan, als het land teleurstelt en de zoon niet komt?

De hongersnood drijft Abram en Sarai naar Egypte, het land van de dood, angstland. Abram en Sarai dalen letterlijk af naar Egypte. Het afdalen staat ook voor het afzakken van Abrams geloof. Egypte staat voor de wereld die beneden het niveau van de ware menselijkheid ligt. Egypte is ook het land waar je in tijden van hongersnood terecht kunt – er is te eten – dat dan weer wel. Jakob en zijn familie zal in de toekomst daar ook onderdak zoeken. Zover is het nog niet.

Nu is het Abrams initiatief: het is Abrams overlevingsstrategie. Het is wel zijn overlevingsstrategie die ten koste van Sarai gaat! Verplaats je eens in haar! In Egypte zal zij hoe dan ook verdwijnen in de harem van farao, hetzij als weduwe van Abram – zoals hij vreest, hetzij als zijn zus – zoals Abram haar opdraagt te doen. Sarai is een bloedmooie vrouw. Abram spint er goed garen bij! Als “bruidsschat” krijgt hij schapen, geiten, runderen, ezels, slaven en slavinnen. Hij wordt stinkend rijk! Het is een uitwisseling van bezit – de vrouw Sarai voor een hele veestapel! Tja, je zult maar vrouw zijn. Je zult Sarai maar zijn…. Sarai deelt in het lot van vele onderdrukte vrouwen, als pion heen en weer geschoven naar het anderen goeddunkt.

God heeft er geen vrede mee hoe het gaat met Abrams initiatief en slaat farao en Egypte met zware plagen. Het is hier in het klein wat in de toekomst in het groot de Exodus-geschiedenis zal zijn. In de rabbijnse traditie wordt eraan toegevoegd dat het hele volk impotent is – er kan geen zoon geboren worden in Egypte. Farao laat Abram bij zich komen, vraagt om uitleg, krijgt geen antwoord. Wat volgt is bijzonder. Het is nu Farao die Abram opnieuw op pad stuurt: ‘Ga, neem je vrouw – terug – en ga!’ Het is de echo van de stem van God. Abram en Sarai gaan, Egypte uit, naar het land van de belofte, alleen dáár kan de zoon van belofte geboren worden.

Wie nu denkt dat Abram geleerd heeft van dit voorval bij de Egyptische farao, komt bedrogen uit! Een paar hoofdstukken verderop zegt hij nóg een keer tegen zijn vrouw Sarai dat ze zich moet voordoen als zijn zuster…. Tja, wat moet je met zo’n man?

Nogmaals de vraag aan Abram: hoe houd je het vol God te vertrouwen, met hem te gaan, in alle teleurstelling?

Dat ‘onderweg in opdracht van de Heer’ ‘gaan en vertrouwen’ is zo simpel dus niet. Dat leer ik van Abram. Gaan en erop vertrouwen/geloven dat de belofte wáár is en aan jou wáár gemaakt zal worden, gaat met vallen en opstaan. Abram moet het zijn leven lang doen met deze belofte.

Dat ‘onderweg in opdracht van de Heer’ ‘gaan en vertrouwen’ is zo simpel dus niet. Dat leer ik als ik nadenk over het ambt. Wat begint met roeping, wordt aangevochten soms. Je komt in lastige situaties terecht, waarin je stem moet verheffen, juist om de menselijkheid hoog te houden, als het aan komt op dienstwaardigheid, hoogwaardigheid en geloofwaardig zijn.

Dat ‘onderweg in opdracht van de Heer’ ‘gaan en vertrouwen’ is voor ons allemaal voortdurend afwegen en nadenken waar het op aan komt – in Gods naam.

En dan kan het zomaar zijn dat je, als pacifist, moet zeggen dat de strijd tegen IS gevoerd moet worden, omdat IS de oorlog heeft verklaard aan de mensheid. Alles en iedereen die in handen van IS terecht komt en zich niet bekeerd tot de extreme versie van de islam die zij voorstaan, wordt gedood. Niets doen is geen optie.

‘gaan en vertrouwen’ kan ook betekenen de verantwoordelijkheid voor deze gemeente mede op je te nemen, als je daartoe geroepen wordt. Niet omdat je een supergelovige bent, – dat hoeft niet
niet omdat je een volstrekt lege agenda hebt, – we hebben het allemaal druk! maar omdat je wilt delen in en van de verhalen van deze God die mensen roept en trouw blijft aan zijn beloften.

‘Gaan en vertrouwen’ is lastig in de wereld als de onze, vol chaos en verwarring. En toch, houd ik vast aan de roepstem die ons oproept het leven voluit te leven!

Amen