Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

21 december 2014

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Er zit een oude man in de tram. In zijn handen heeft hij een mooie bos bloemen. De jonge vrouw tegenover hem kan haar ogen er niet van af houden. Zo mooi zijn die bloemen. Steeds weer kijkt ze naar die kleurenpracht. Ze glimlacht. Vlak voor de volgende halte staat de man op en geeft haar de bloemen. ‘U vindt ze mooi, hè?’ zegt hij erbij. ‘Eigenlijk zijn ze voor mijn vrouw. Maar ik denk dat ze graag zou willen dat u ze krijgt. Ik ga naar haar toe en zal haar zeggen dat ik ze aan u heb gegeven.’ Verbaasd neemt de vrouw de bos bloemen aan. Geraakt en ontroerd. Er is geen gelegenheid om nog iets te vragen. Ze kijkt hem na, als hij uitgestapt is en de tram weer verder rijdt. Dan ziet ze hoe hij verdwijnt door de poort van de begraafplaats. Een onverwacht cadeau. Een liefdevol gebaar. Je hebt er totaal niet op gerekend. Waar heb ik het aan verdiend? Het overkomt je en verwart je. Je ontvangt het, met gemengde gevoelens.

Zou het Maria ook zo vergaan zijn? Deze gewone, jonge vrouw, levend daar in die uithoek Galilea, midden in een wereld van oorlogsgeweld en vol verzetshaarden. Donker en dreigend is haar wereld. Ineens wordt er bij haar ingebroken. Een lichtflits, iemand uit een andere wereld. Aartsengel Gabriel, gabber van God, zegt ‘Gegroet, Maria, jij bent begenadigd, de Heer is met je.’ (Lucas 1:26)

Het zijn verwarrende woorden. Gabriel gaat verder: ‘Wees niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst geschonken.’ (Lucas 1:30) Je zult een kind krijgen. ‘Maar hoe dan?’ vraagt ze. ‘Ik heb immers nog nooit gemeenschap met een man gehad?’ (Lucas 1:34) ‘Nee, Maria,’ zegt de engel, ‘niet via een man zal het gaan, niet uit de wil van een man, niets van welke mannelijke macht en potentie dan ook! De kracht van de Allerhoogste zal jou overschaduwen.’ (Lucas 1:35)

Wat gebeurt hier? Maagdelijke geboorte, zegt de kerk van alle eeuwen en plaatsen. Wat betekent dat? Het gaat hier niet om een bijzondere vorm van voortplanting. Als je het verhaal zo blijft lezen, kom je nooit bij de kern. Het is geen biologie, maar theologie.

Het aardige is nu juist dat in onvruchtbare situaties, – waar nieuw perspectief totaal lijkt te ontbreken – , juist dan dient zich zonder tussenkomst van wie of wat ook maar nieuw leven aan. Dat is nu maagdelijke geboorte. Het overkomt Elisabeth – door de engel Gabriel genoemd, maar ook Sara en Hagar, de moeder van Simson, Hanna, de moeder van Samuel. In deze bijzondere aankondiging aan Maria klinken al deze bijzondere geboorteverhalen mee. Al deze geschiedenissen vertellen ons dat er momenten zijn waarop jij er als mens even totaal niet toe doet. We kunnen de hele situatie niet controleren en beheersen. Er komt hier niets en niemand aan te pas, alleen de kracht van de Allerhoogste. Soms wordt het je onverwachts, zo maar geschonken. Zoals dat bloemetje van die oude man in de tram.

Maria, hoe reageert zij? Zoals wij allemaal zouden reageren, denk ik. Net bekomen van de verwarring gaan we vragen stellen: hoe kan dat? Waar heb ik dit aan verdiend? Dat is nou net de gein van dit verhaal. De gein, het plezier om dat wat jou gegeven wordt. Gein, genade is pure vreugde. Zomaar, als een knipoog uit de hemel. Niet weten wat je gedaan hebt en toch ontvangen. “Wees gegroet, jij begenadigde!”
Genade: het woord ligt bepaald niet meer vóór in onze mond. Dit oude en kerkelijke woord bepaalt ons bij onze afhankelijkheid en kwetsbaarheid. Wij zijn immers autonome mensen. Wij doen immers alles veel liever zelf, zijn graag onafhankelijk, onze zelfbeschikking houden we hoog! Je zou je hand maar moeten ophouden! Alsjeblieft geen afhankelijkheid! Daar verzetten we ons tegen.

Het evangelie van vandaag laat een andere kant zien. Maria laat ons zien wat ontvangen is. Een gewoon iemand zoals u en ik, strekt haar handen uit en spreekt haar wereldberoemde fiat: ‘Mij geschiede naar Uw Woord.’ ‘Laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.’ (Lucas 1:38) Na de schrik en de verwarring – in eerste instantie, daarna haar vragen ‘hoe zal dat gebeuren?’ haar slotreactie: ‘de Heer wil ik dienen’ (Lucas 1:38) Open staat zij voor wat op haar afkomt, voor het leven dat zich van Godswege aandient – en dat haar hele leven op z’n kop zet. – hoe zal Jozef reageren? Nicht Elisabeth zwanger? Een zoon die Jezus zal heten, de Heer redt – betekent dat, en die koning zal worden? Vragen te over! Wat overkomt je allemaal??!! Ze ontvangt leven, haar letterlijk in haar lijf geschreven, en daarmee wordt het messiaanse vergezicht, het nieuwe perspectief waarnaar velen uitkijken heel concreet, in haar, Maria – deze jonge vrouw.

Wat mij raakt in dit verhaal? Dit: dat God mens wordt, naar ons toekomt, onze verwachtingen en onze hoop, onze verlangen naar een ander perspectief, waar iedereen menswaardig kan leven. Alles waar wij in deze tijd van Advent over nadenken heeft te maken met gunnen èn kunnen ontvangen.

Iets daarover lees ik op de website van Kerk in actie over het werk dat Nienke Pruiksma bij de organisatie Comin in Brazilie hoopt te gaan doen – en daar zal zij straks na de dienst zelf meer over vertellen. Namelijk door van elkaar te leren over elkaars cultuur en levensvisie – en dat is nog knap ingewikkeld in een land dat veel verschillende bevolkingsgroepen kent.

Er is ook de andere kant: Als ik dan lees over de aanslag van de Taliban op een school in Pakistan vraag ik mij af wat er in de hoofden van de daders omgaat. Is het een elkaar niet-gunnen van onderwijs, betere kansen op leven, is het botte vernietigen van leven? Wat is het toch dat we elkaar naar het leven staan?

Het is een kunst om het leven – zoals het zich aan ons voordoet – in al z’n hoogten en diepten, in zijn totaliteit dus, ook te kunnen ontvangen. Levenskunst noem ik dat. In Maria was er kennelijk ‘die ruimte’. Dat is wat mij altijd weer raakt in dit verhaal. Dat zij zich kan overgeven en toevertrouwen, aan het onbekende, aan het wenkende visioen. Maria kan zich toevertrouwen aan de Bron van leven, noem het God, de bron van liefde die het leven met mij voorheeft. Dat is niet altijd even eenvoudig, en op momenten zwaar en moeilijk, om niet te zeggen godsonmogelijk. Iets in mij verzet zich daar soms tegen. Van alles om mij heen verzet zich daar soms tegen. Wat ik lees in de krant, hoor op de radio, of gewoon in verhalen van mensen op huisbezoek. Er is zoveel in de wereld – dichtbij en ver weg – waar ik mij zorgen over maak, dat toevertrouwen aan het onbekende niet direct aan de orde is, er is eerder sprake van opstand, protest en aanklacht. Ik kan die genade dan eigenlijk niet ontvangen. Vaak denk ik dat er veel van mij afhangt om te zorgen dat de wereld ‘goed’ komt.

Wij geven en geven en we geven onszelf leeg soms. Natuurlijk, we doen dat vanuit de beste bedoelingen. Ooit kom je een keer op dat punt, dat al het leven uit je gelopen is. De bron is leeg, je bent opgebrand. Je bent geconfronteerd met je grenzen en je eigen beperktheid. En wuivend met de witte vlag van overgave roep je dan: ‘God neem het maar over, alsjeblieft!’ Dan komt het er inderdaad op aan om te leren ontvangen. Je handen te openen. Zoals je je handen opent om brood en wijn te ontvangen bij het avondmaal – duidelijker kan ik het niet maken. Dat neem je niet! Dat ontvang je!

Je handen openen en je over geven aan die engel van God die er een bosje bloemen in kan leggen
de engel die op jouw weg wordt gestuurd.

David krijgt ook iemand op bezoek, – of hij hem als een engel ziet, betwijfel ik. Het is de profeet Nathan. Nathan vertelt David dat niet hij, maar zijn zoon Salomo het huis voor de Heer, de tempel, zal bouwen. David zal dat moeten overlaten aan de volgende generatie – hoeveel moeite dat hem ook kost. Hij kan dit met de belofte dat het huis van David eeuwig gebouwd zal zijn.

God verbindt zich blijvend met het huis van David als drager van het koningschap dat God voorstaat: gebouwd op vrede, recht en gerechtigheid. Voor David is dat buiten en boven zijn macht. Hij moet op de belofte van God vertrouwen. Wellicht durft hij ’t te zeggen: het is goed zo.

Dat is nu de gein van de genade. De humor van de religieuze mens. De lach en de traan van de mens die zichzelf weet te relativeren. ‘Als ’t er op aan komt zijn we allemaal mensen die leven van de geef.’ Als je die kunst weet aan te leren, de kunst van het ontvangen, de overgave, het ruimte maken in jezelf, dan krijgt het leven met alles wat daar in zit aan liefde, mededogen, passie, schoonheid ook weer alle kans om in jou te groeien en te bloeien.

Ontvang daarom van harte de liefde van God als geschenk van genade. Tastbaar, ervaarbaar in zoveel kleine, onverwachte dingen die je ontvangt in de wereld en in mensen om je heen. Dus geef ‘ns een bloemetje weg èn ontvang het – met beide handen!

Ik weet het: het blijft lastig: ontvangen. Misschien ook daarom wel krijgen we in de kerk iedere week weer te horen: ‘Ontvang de genade van God.’ De grootste gift aller tijden die niets kost
en alles geeft.

Amen