Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

7 december 2014

Lezingen:
Jesaja 40:1-11
Johannes 1:19-28

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Advent betekent komst. God komt naar ons toe. Advent is vier zondagen lang toeleven naar kerst: de komst van God in onze wereld. Het vieren van adventszondagen in combinatie met vasten is een oud gebruik, uit de 5e eeuw. Advent: verwachting van de komst van de messias, de tijd van verlangen naar gerechtigheid en vrede, èn oog en oor hebben voor het zuchten van de schepping.

Als wij onze wereld bezien, dan zuchten we wat af, over oorlog, over onrecht, over wreedheden en ongelijkheid. We smeken dat het anders wordt, en worden er soms moedeloos van dat de verandering uitblijft. Toekomst? Verwachtingen? Wachten? Wachten om te kunnen ontvangen? Hoop? Troost?

We hoorden er uit de mond van Jesaja over: troost, troost mijn volk! Jesaja zegt dit als het volk Israel in ballingschap is. In hun ellende roept het volk het uit, het roept om bevrijding uit deze misère. Deze roep is van alle mensen, van alle tijden en alle plaatsen! Verlossing, bevrijding, uitgeleid worden uit ‘nacht und nebel’. Bevrijd uit Kobani of Timboektoe. Bevrijd uit de dreiging van een alles-vernietigende tyfoon. Bevrijd uit de uitzichtloze situatie wat betreft de zorg die je nodig hebt en waarvan je niet weet of je die na 1 januari nog krijgt? Bevrijd uit een situatie van depressie, je niet-op-je-plek voelen in je werk, je opleiding. Bevrijd uit je verdriet omdat je alleen bent.Bevrijd uit je uitzichtloze situatie wat betreft bed, brood en bad, zwervend van hot naar haar. U kunt er zelf van alles bij bedenken.

Wat is dan troost? Hoe voorzichtig kun je als betrokken buitenstaander zijn om te voorkomen dat het goedkope troost wordt, dat je iemand – juist in z’n ellende – níet serieus neemt.

De Groningse bard Ede Staal – misschien heeft u wel ‘ns van hem gehoord, zingt: ‘het is nog nooit zo donker geweest, of het wordt altijd wel weer licht’. Hij kan het weten, lijdend aan depressies. Met zijn liedjes is hij veel mensen tot troost en steun geweest.

Wat Jesaja het volk voorhoudt, is niet eenvoudig. Het effenen van de weg is geen eenvoudig klusje; er zijn stenen die in de weg liggen, moeilijk te nemen bergen en ravijnen waarin je niet terecht wilt komen. De goede weg gaan, op weg naar bevrijding is een worsteling. Het is geen simpele verwachting, en zeker niet goedkoop. Het is een aangevochten leven in verantwoordelijkheid, met gelijktijdig: eindeloos geduld en enthousiaste haast.

In deze spannende tijd, in deze spanning is daar ook Johannes de Doper. Let goed op hem, Johannes de Doper, de verderkijker. Hij kijkt verder dan zijn neus lang is. Hij wil ons op iemand wijzen. Dat is het thema van tweede adventszondag.

Johannes de Doper, die vreemde man, met zijn merkwaardige dieet van honing en sprinkhanen. Hij is vaak afgebeeld met blote voeten in sandalen, een bruine pij aan. Johannes is wat je noemt een klokkenluider. Klokkenluiders zijn mensen die de klokken laten luiden waar anderen zeggen: ‘ach, laat maar, het heeft geen zin, het speelt al zo lang….’ Klokkenluiders lopen niet met de rest mee en maken zich met hun houding niet altijd populair. Ze houden niet gemakshalve hun mond, maar blijven alert. Ze laten iets horen wanneer iedereen al lang zwijgt. Luister goed naar Johannes, de klokkenluider. Let goed op Johannes! Wat heeft hij ons te zeggen? Wat moeten wij ook zien, wat hij ziet?

‘Wie bent u?’ luidt de eerste vraag in het gesprek, waaruit we zojuist gehoord hebben. Priester en levieten zijn op onderzoek uitgestuurd om vast te stellen wie hij is, en wat hij doet. Johannes geeft een wonderlijk antwoord. Als je mij zou vragen ‘wie ben jij?’ Dan zeg ik mijn naam en daarna kan ik vertellen over werk, gezin, hobby’s, al naar gelang de situatie.

Johannes doet het anders. Hij zet de wereld op z’n kop. Hij begint namelijk eerst te zeggen wie hij niet is. ‘Ik ben niet de messias’, zegt hij. Waarom doet hij dat? Ik heb wel een vermoeden… Ik denk dat deze Johannes zo verwonderd is geraakt door wat hij ervaren heeft in zijn leven, het Geheim van goddelijke liefde dwars door alles heen, dat hij niet anders kan dan van zichzelf afwijzen. Het gaat niet meer om hem maar om iets anders, of beter nog om iemand anders. Anders gezegd: het gaat wel om hem maar het draait niet meer om hem. Hij heeft alles wat hij van andere mensen of voor zichzelf moest zijn, losgelaten. Dat is mooi als je dat kunt!

Ik denk dat de wereld er heel wat op vooruit zou gaan als mensen dat wat vaker konden zeggen: ik ben niet de messias. Ik ben niet jouw redder, Het gaat niet om mij en mijn gewin, mijn populariteit. Wereldleiders zouden heel wat minder brokken maken als ze beseften: ik ben niet de messias die de wereld gaat verlichten. Heel wat werkezels zouden gelukkiger zijn als ze wat meer zouden gaan denken dat niet alles van hen afhangt.

‘Ik ben niet de messias,’ zegt Johannes. ‘Ben je dan Elia, of de profeet,’ vragen de onderzoekers, ‘we moeten toch rapport uit kunnen brengen , wie bent u nu eigenlijk?’ ‘Nee,’ zegt Johannes, ‘dat ben ik allemaal niet.’ Ik heb het te doen met de onderzoekers, die wanhopig een antwoord willen: ‘Wie ben je, zeg het ons, we moeten het weer aan onze bazen rapporteren. Wie ben je echt?’

Wie ben je echt, jij, wie ben je echt in jouw relaties, wat beteken je wezenlijk, wat spreekt er door jouw leven heen als je met je medemens omgaat? Wat is jouw persoonlijke rode draad?
Welke stem is dat?

‘Ik ben de stem van één die roept in de woestijn: maak recht de weg van de Heer.’ Johannes zegt het: ‘ik ben de stem van één’. Iets in Johannes spreekt. Paulus zegt ook iets dergelijks: ‘niet ik maar Christus leeft in mij.’ Weer datzelfde: je laat jezelf los. Het gaat nog wel om jou maar het draait niet meer om jou. De kramp mag er af. Wat minder ego. Jij bent niet het centrum van de wereld. Je bent de stem van die Ene. God werkt door jou. Daarvoor gaat Johannes de spreekwoordelijke zeepkist op.

Waar roept die Stem die door Johannes spreekt? In de woestijn. Dat is in de bijbel de plek van het lege niets, de dorre vlakten, dood en leegte. Dat is de plek waar we onze broosheid en vergankelijkheid tot op onze botten doorleven.

‘Ik ben de stem van één die roept in de woestijn.’ Johannes neemt de woorden van Jesaja over. Hij zegt: ‘ik ben de stem die de weg bereidt voor wat komen wil.’ Hoor, een stem zegt: roep! Zo hebben Jesaja en Johannes dat ervaren. De stem van God in hun hart die zegt: Kom op! Roepen! Zeg dat het anders kan en anders wordt.

Johannes doopt bij Betanie, aan de overkant van de Jordaan. Geografisch klopt daar niets van.Betanie ligt niet daar. Theologisch gesproken ligt die plek wel daar. Betanie: huis van de arme. Daar begint het, daar ziet de verderkijker Johannes, en roept hij! Daar begint het met dat Rijk van gerechtigheid en recht, liefde, vrede en waarheid. Daar klinkt de stem van één die roept….

Altijd is er die andere – kritische – stem, ‘wat zou ik roepen? Wat moet ik roepen in Gods naam? Het is donker in mijn wereld Ik had een rot jeugd. Mijn huwelijk is hopeloos! Ik word gemangeld op m’n werk, en ben nog te jong om thuis te zitten, om maar niet te spreken over de financiële gevolgen. Waarom zou je nog ergens in geloven, waarom zou je nog spreken van een nieuw begin? Het is toch altijd hetzelfde: het leven is een woestenij. De mens is gras en het gras verdort en de bloem verwelkt.

Maar toch, zegt Jesaja: het woord van God houdt altijd stand! Door alles heen, in al onze vergeefsheid is er de Stem van God die niet zwijgt, die niet van wijken wil weten. De Stem van die Ene die er tot in alle eeuwigheid zal zijn. Want altijd zal er liefde zijn, waarheid, schoonheid, vrede, recht en gerechtigheid wegwijzers naar het leven. Dat kan niet verloren gaan.

Hoe het allemaal moet? Dat weet ik ook niet precies. Dan trek ik mij op aan Johannes en kijk met hem mee, naar het wenkend visioen, en luister naar wie hij wijst. Ik ben de stem die roept in de woestijn…. Wellicht heel zacht, stamelend en stotterend, gebroken en onaf, misschien in het oor van een buur gefluisterd maar toch….. Of juist heel actief en radicaal: op de zeepkist! De Stem van die Ene zijn, de stem die roept: bereidt de weg voor de Heer.

Niets mooiers kunnen mensen voor elkaar doen: wegbereiders voor God zijn. Zulke woorden spreken dat een ander iets van God zelf hoort. Van de week had ik het met een jongere hierover. Het kwam naar aanleiding van de adventskalender waarop de volgende suggestie staat: ‘wees zelf een signaal (een teken) van God in uw omgeving, wie kunt u vandaag bemoedigen, een compliment geven, iets laten zien van Gods goedheid en mildheid.’

‘Dat doe je toch gewoon,’ was zijn reactie. We ontdekten dat het niet altijd zo gewoon is, maar dat de wereld er wel flink van opknapt als het gewoon zou zijn. Om elkaar als mens te zien, en daarin licht het aangezicht van God op. Dat wordt het advent voor iedereen!

Wat zullen wij dan roepen? Met en zonder woorden? Al dan niet op de zeepkist Alles wat nodig is om tot het hart van mensen te geraken. Alles wat nodig is aan liefde en trouw, waarheid en schoonheid, recht en vrede. Om zo de Messias geboren te laten worden. Om zo de Stem van de Eeuwige te laten klinken. Want die Stem, die mag nooit verloren gaan!

Amen