Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

14 december 2014

Jesaja 65:17-25

Steeds weer ziet Jesaja dat zijn mensen troost en hoop nodig hebben, dus geen vage, al te mooie toekomstbeelden, maar concrete, poëtische taal over hoe men ook met elkaar zou kunnen omgaan, gelijkenissen die mensen aan het denken zetten. Straks zal het Kind dat wij verwachten daarop voortborduren, DE Trooster, die mensen na staat.
Opdat zijn mensen alle ellende uit hun leven even kunnen vergeten, klinkt hier de taal van een dichter die een heerlijke toekomst schildert, met de bedoeling dat de toehoorders die toekomst dichterbij zullen brengen, dit alles vol goede moed en hoop alledaagse werkelijkheid laten worden.
Jesaja breekt met het verleden en ruilt dat in voor een geweldige toekomst voor Gods volk. Voor verdriet, wanhoop en pessimisme laat de profeet geen ruimte meer over door alle ruimte te geven aan een blijde boodschap vol perspectief. Blijdschap, omdat niemand het leven aankan zonder de nodige vreugde. Blijdschap, omdat het leven uitzichtloos en zinloos wordt waar niet wordt gelachen. Daarom geeft Jesaja alle ruimte aan de genade van gein en troost. Daarom klinkt hier gejubel, opdat mensen weer moed vatten, vreugdevol in het leven kunnen staan, intens van het goede leven genieten in de stad van de vrede, Jeruzalem. Geen onleefbare stad, maar een hechte samenleving waarin men geen geweeklaag hoort. In Jeruzalem wonen geen over van alles klagende Hollanders, maar dankbare, blijde mensen, die zich verheugen over het goede dat God hun geeft. Je kunnen verheugen, dankbaar en tevreden kunnen zijn, zijn stuk voor stuk gaven van God, die het leven zoveel meer waarde geven.
Jesaja geeft zijn mensen de kans om positief, blij en dankbaar, in het leven te staan. Waar blijdschap het voor het zeggen heeft, is geen ruimte voor de pijnlijke dood van een kind, die je een leven lang niet vergeet. Waar blijdschap heerst, is geen ruimte voor de pijnlijke dood van wie te jong van ons zijn heengegaan. Waar blijdschap heerst, is weinig speelruimte voor de dood, mag je heel oud worden, het tegendeel van wat zoveel pijn doet, je met je mee blijft dragen, je zoveel verdriet bezorgt. Onze ergste vijand, de dood, krijgt een heilzaam uitstel, totdat wij ons kunnen verzoenen met de gang van zaken in de natuur: een oud geworden medemens dankbaar ten grave dragen. Levert dat ook niet de nodige problemen op, want willen wij wel honderd jaar oud worden? Al die discussies over oud worden en sterven zijn misschien wel te vaak ingegeven door angst voor wat ons eventueel kan overkomen. Een mens haalt zich immers van alles in zijn hoofd en lijdt het meest onder het lijden dat hij vreest.
Kunnen wij nog wel op een volwassen wijze omgaan met pijn, lijden en dood? Doen we daar, verwend als we zijn, niet te moeilijk over? Ja, lijden en dood ZIJN pijnlijk, ZIJN zinloos. Maar hoeveel mensen worden vandaag de dag niet oud zonder al te veel gezondheidsproblemen? Is dat geen reden om vooral blij en dankbaar met elkaar te spreken over onze oude dag en over het levenseinde? Nee, over het einde van het leven van wie te vroeg van ons zijn heengegaan of op een pijnlijke wijze aan hun eind zijn gekomen kan je nooit blij en dankbaar spreken. Maar over het levenseinde van wie daar, oud geworden, aan toe was kan je toch heel anders met elkaar spreken? Dankbaar, zonder angst.
Wij moeten het gesprek over de oude dag en het levenseinde zeker niet ontlopen. Maar mag daarbij niet wat meer vreugde over allerlei medische mogelijkheden doorklinken? Want indien wij driehonderd jaar geleden zouden hebben geleefd, zouden we in ons leven toch met veel meer pijn en verdriet zijn geconfronteerd en veel eerder en pijnlijker zijn gestorven? Vergeten we niet te gauw hoe bevoorrecht wij zijn?
Jesaja betrekt ons niet bij de dood, maar bij het volle leven en geniet daar intens van. Hij is druk bezig met bouwen en planten. Hij geniet intens van het werk dat je doet, van de opbrengst die je zichtbaar in handen hebt. Omdat hij verder kijkt, kijkt Jesaja niet naar wat er allemaal fout kan gaan. Daardoor heeft de profeet vooral oog voor wat GOED gaat, tot blijdschap en dankbaarheid stemt. Levend onder Gods zegen mag je groeien en uitlopen als een boom die ‘op tijd vrucht draagt’ (Psalm 1), zoals de Psalmist blij zingt. Jesaja zingt met hem mee in de hoop dat ook wij, op weg naar Kerst, blij en dankbaar onze liederen zingen, voortbouwend op een eerbiedwaardige traditie. Zingen, omdat de Eeuwige zal antwoorden nog voordat wij Hem wanhopig aanroepen. Blij en dankbaar zingen, omdat schijnbaar onverzoenlijke tegenstanders onverwacht samen door één deur kunnen. Niemand doet de ander kwaad aan. Niemand sticht meer onheil. Absolute tegenstellingen zomaar verzoend. Wat een hoopvol perspectief!
Het Kerstkind overbrugt tegenstellingen en schenkt ons zodoende, net als zijn naamgenoot Jesaja, troost. Het Christuskind schenkt ons grote blijdschap, harmonie en vrede. ‘Waar vindt men zoveel gulheid weer als Jezus heeft voor mij’ (lied 474:5). Daarom zien wij blij en dankbaar uit naar de komst van DAT Kind. Amen.