Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

15 oktober 2023

Gemeente van Jezus Christus,

 

Ik heb even met de gedachte gespeeld de preek in deze dienst maar te laten. Zou in een kerkdienst waar het orgel centraal staat niet het orgel kunnen preken? In het taalgebruik kan het orgel immers ook spelen. Alsof het een soort zelfstandige grootheid is waar geen mensenhand aan te pas hoeft te komen. Met al de techniek van tegenwoordig is dat vast mogelijk, maar ons Bätz orgel heeft nog de bedreven handen en voeten van een organist als Christine nodig…..

Volgens mij laat zij in deze dienst het orgel op haar manier ‘preken’. Bijvoorbeeld in het Chant de Paix van Langlais dat ze na de preek zal spelen. Een lied als een gebed om vrede, passend bij het verontrustende en verbijsterende nieuws van de afgelopen week.

 

Toch kan ik het niet laten om ook nog iets te zeggen. Juist omdat woorden en muziek elkaar zo kunnen versterken. Al wil ik daarvoor deze speciale dienst wel bij de muziek blijven. Dat is niet moeilijk, want gelukkig hebben we in de Bijbel een boek vol muziek, namelijk de Psalmen. Het is een heel divers boek waarin er gezongen en gelachen wordt, maar ook gehuild en geschreeuwd. Alle emoties en seizoenen van het menselijke leven komen voorbij in dit boek vol liederen. Vandaag hebben we geluisterd naar en gezongen van Psalm 150. Door Willem Barnard, een bekend kerkmusicus, ook wel het uitroepteken van het Psalmboek genoemd.

 

Het is een muzikale Psalm, want er komen heel veel instrumenten voorbij. Zo begint het met de hoorn. Dan moeten we waarschijnlijk denken aan de ramshoorn. Niet zozeer een instrument om muziek mee te maken, maar eerder om een signaal mee af te geven. Verschillende keren in het Oude Testament lezen we hoe de priesters de hoorn moeten blazen, bijvoorbeeld bij de inname van Jericho.

Er wordt gesproken over de lier en de harp, dat waren de snaarinstrumenten van de Levieten. Net zoals de cimbalen door de Levieten in de tempel bespeeld werden. Dans wordt genoemd, maar ook tamboerijn, snaren, fluit en klinkende bekkens. Allemaal muziekinstrumenten die het volk bespeelde. Een hele verzameling van instrumenten, met elk hun eigen klank en kleur.

 

Alexander vertelde al en liet ons horen dat het orgel een heel orkest in één instrument is. In deze Psalm komt er ook een heel orkest voorbij en iedereen mag dus meedoen: van Priester tot leek, man en vrouw, jong en oud. Het is niet gek dat de berijmer van Psalm 150 in 1773 het orgel in zijn Psalmvers voegde.

Wij zijn nu veel gewend, met alle techniek de we tot onze beschikking hebben. Maar moet je je voorstellen hoe in die tijd, zonder elektriciteit en internet, toen de meeste mensen geen concertzaal van binnen zagen, een orgel geklonken moet hebben. Als dat overweldigende orkest waar de Psalm over spreekt. Historisch correct is het natuurlijk niet dus in de latere bewerkingen is het orgel weer verdwenen, maar ik snap het wel.

 

Een overweldigend orkest moet dus klinken, maar waarom? Om God te loven. Het Hebreeuwse woord voor loven is Hallal en komt maar liefst 10 keer voor in deze korte Psalm. Steeds in 2 regels die parallel aan elkaar lopen.

‘loof God in zijn heilige woning, loof hem in zijn machtig gewelf…..

Loof hem met hoorngeschal, loof hem met harp en lier…’

Het woord Hallal klinkt zelfs nog vaker als je het laatste vers meetelt waarin er een oproep klinkt aan alles wat ademt om God te loven. De Psalm begint en sluit af met Halleluja. Jah, verwijst naar de Godsnaam en opnieuw hebben we daar het woord Hallal. Hallel–Jah, oftewel looft God. Daarmee komt maar liefst 13 keer een vorm van het woord Hallal voor in een lied van 11 regels.

 

De reden waarom we God moeten loven, wordt door de Psalmschrijver niet uitgebreid genoemd. Hij heeft het over Gods krachtige daden en oneindige grootheid. Dat kan nogal ver weg en afstandelijk klinken. Als je bedenkt dat dit de laatste Psalm is in de rij wordt echter veel duidelijk. God moet geloofd worden om alles wat in de 149 liederen daarvoor bezongen is.

Dan wordt echt alles bedoeld. Niet alleen de Psalmen waarin het leven goed is, maar ook de Psalmen waarin bezongen wordt hoe God verdwenen lijkt te zijn, of waarin momenten van diep verdriet en grote nood bezongen worden.

Het zijn déze liederen, die de jubelende oproep van Psalm 150 diepte en gewicht geven. De oproep is om God te loven niet alleen als het leven goed gaat, maar ook als het tegen zit en de muziek uit het leven verdwenen lijkt te zijn.

 

God is niet alleen een God van de feestjes. Hij wil erbij zijn in het hele leven. In het leven van alledag dat soms maar heel gewoon is of waar je ondersteboven kan zijn van nieuws dat je hoort en gebeurtenissen die je meemaakt. Voor niets voelt God zich te goed of te groot. Dat zegt deze Psalm misschien niet zo expliciet, maar wordt wel duidelijk uit al die andere Psalmen en de hele Bijbel samen.

Dat maakt dat we deze Psalm vandaag kunnen zingen. Op een dag waar we feest vieren om een mooi orgel en tegelijk in de war zijn om het vele geweld in Israël en de Palestijnse gebieden. We zingen omdat we blijven bidden om vrede en blijven geloven dat God zijn wereld niet loslaat.

 

In het liedboek staat een lied van Sytze de Vries dat dit beter onder woorden brengt dan ik kan zeggen.

 

1.Zolang wij ademhalen schept Gij in ons de kracht

om zingend te vertalen waartoe wij zijn gedacht:

elkaar zijn wij gegeven tot kleur en samenklank.

De lofzang om het leven geeft stem aan onze dank.

 

2.Al is mijn stem gebroken, mijn adem zonder kracht,

het lied op and’re lippen draagt mij dan door de nacht.

Door ademnood bevangen of in verdriet verstild:

het lied van Uw verlangen heeft mij aan ’t licht getild.

 

3.Het donker kan verbleken door psalmen in de nacht.

De muren kunnen vallen: zing dan uit alle macht!

God, laat het nooit ontbreken aan hemelhoog gezang,

waarvan de wijs ons tekent dit lieve leven lang.

NLB 657 : 1, 2 en 3 (LB2013)

 

Het lied raakt mij om de gedachten dat aderen kunnen zingen als ik het zelf even niet meer kan. Het spreekt over de lofzang van het leven, zoals Psalm 150 een oproep is aan alles wat ademt om voor God te zingen. Het lied zingt over de kracht van muziek die je kan raken op momenten dat woorden over je heen gaan. Het is God zelf die de lofzang gaande houdt.

 

Dat brengt mij weer terug bij ons mooie orgel. Voor de gemeente hier een belangrijk instrument om de lof aan God gaande te houden. Niet alleen de lof om het mooie en goede, maar de lof om God die erbij is in het leven van alle dag.

Moet je nagaan wat dit orgel al onder zich voorbij heeft zien trekken. Van hele gewone zondagse diensten, tot toeristen op zaterdag die even komen kijken. Vele bruidsparen, dopelingen, maar ook uitvaarten. Van feestdag tot kleine viering: het orgel was erbij en gaf adem aan de zang van de gemeente.

 

Dat zij deze rol nog jaren lang mag vervullen.

 

amen