Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

16 maart 2014

Thema veertigdagentijd ‘zoek de stilte’

Lezingen:
Jeremia 7:1-11
Matteus 21:10-17

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

uit: Jesus Christ Superstar ’the temple’

Wat een muziek, overweldigend! Misschien vindt u het wel ‘herrie’. De muziek van de musical ‘Jesus Christ Superstar’ is indringend en geeft de drukte en bedrijvigheid op het tempelplein goed weer. Toen ik een paar weken geleden deze film wéér eens bekeek met het oog op deze dienst viel mij de kreet van Jezus aan het einde van de scène op: ‘mijn tempel moet een huis van gebed zijn!’ Een hartekreet – dat was het voor mij.

Wat gebeurt er allemaal? Wat is er aan de hand op dat tempelplein? Wat zegt dat over Jezus die vorige week als koning is binnengehaald? Wat moeten wij er mee? Hoe is de verbinding met het thema van deze veertigdagentijd ‘zoek de stilte’?

Veel vragen. Dé vraag waar het vandaag om gaat is ‘wie is toch deze man?’ ‘wie is Jezus?’

In mijn werkkamer heb ik over deze vraag veel boeken staan. Bibliotheken zijn volgeschreven met boeken over dit thema. Ik zou de vraag ‘wie is toch deze man?’ hier in ons midden kunnen leggen, van de preekstoel af komen en de vraag aan een aantal van u kunnen stellen – zo maar onvoorbereid. ‘Wie is toch deze man? Wie is toch Jezus – voor mij?’ Ter geruststelling: ik zal ’t u niet ongemakkelijk maken. De boeken geven mooie antwoorden – niets mis mee, maar het blijft ook vaak wat afstandelijk, cerebraal en beredeneerd. Je kunt ‘zus of zo’ tegen Jezus aankijken, een inspirerende rabbi, een rondtrekkende leraar, zoon van God, de Messias, enzovoort, enzovoort. Het is allemaal waar, maar welk antwoord zou ik geven? ‘ wie is toch Jezus – voor mij?’

De vraag ‘wie is deze man?’ komt een aantal keren in het evangelie voor. De leerlingen vragen het zich af, als Jezus de storm tot bedaren heeft gebracht. Jezus vraagt het aan zijn leerlingen: ‘wie zeggen jullie dat ik ben?’ en dan volgt er een weifelend antwoord. Nu, vandaag, net ná de intocht in Jeruzalem is er wel een antwoord: hij is de profeet, de langverwachte profeet, de Messias. Hij die binnengehaald is met hosanna-geroep en ‘gezegend de zoon van David’. Deze gaat in één moeite door, van de ezel linea recta naar het tempelplein en hij veegt de boel schoon.

De evangelist Matteus laat zien dat deze Messias daad bij het woord voegt. Jezus verricht een profetische daad, hij laat zien wat een tempel behoort te zijn: een plek van gebed, genezing en onderricht.

Jezus’ verschijning brengt een schok teweeg! Als een aardbeving. Zoals de aarde ook beeft, bij de dood van Jezus aan het kruis, bij de opstanding. Een aardbeving is een rare gewaarwording kan ik uit eigen ervaring zeggen.

Sterker nog: de ontmoeting met deze mens die werkelijk vrij is, is een schokkende ervaring.Een confrontatie! Er komen vragen: Hoe vast zit je zelf? Hoe gevangen ben je? Gevangen in ‘zo ben ik het nu eenmaal gewend’ of ‘zo heb ik het altijd in de kerk gehoord dat….’ Of ‘zo gaan we in de kerk met elkaar om – of juist niet.’ Vast zitten in vastgeroeste denksystemen? ‘Jezus is voor mij…’ – en dan volgt een uit het hoofd geleerde zin uit een respectabele dogmatiek. Behoudzucht qua belangen? ‘Alles mag overhoop gehaald, maar ik wil graag mijn taak op mijn manier en op mijn voorwaarden blijven doen…’ Verandering – een schok?!

Alles wat een direct contact tussen God en mens in de weg staat, ruimt Jezus op. Mooie en diepzinnige boeken, de gewoonte om altijd over hetzelfde olifantenpaadje te gaan – dat geeft vastigheid en structuur – helemaal waar. Maar kunnen ook een werkelijke ontmoeting belemmeren. Daar waar je aan ‘gewend’ bent, kan er voor zorgen dat je de vraag ‘wie is Jezus?’ ‘wie is Jezus voor mij?’ niet meer kunt beantwoorden.

‘Wie is hij toch?’ Matteus schrijft aan het begin van het evangelie ‘van Jezus Christus, zoon van David, zoon van Abraham’ Nu klinkt het antwoord: Jezus de profeet uit Nazaret in Galilea. Jezus vervult hier op het tempelplein een profetische taak. Profeten doen twee dingen. Zij spreken en handelen namens de Heer èn zij analyseren kritisch de tijdgeest, op terreinen van economie, politiek, godsdienst, en wat zich maar aandient. Zij toetsen het samenleven van mensen aan de leefregels van God.

Profeten zouden het vandaag de dag druk hebben. Is ons samenleven gestoeld op gerechtigheid? Is de participatiesamenleving een mooi woord, maar bedoeld wordt overheidstaken bij een ander over de schutting te gooien. Hoe zit dat dan met verantwoordelijkheid? Zien we werkelijk naar elkaar om, om niet, of zijn we nieuwsgierig of gaan we instrumenteel met elkaar om: ‘ik heb iets van je nodig!’

Ons antwoord op de vraag ‘wie is Jezus? Wie is toch deze man?’ gaat ook hierover. Laten we in ons doen en laten tegenover onze naaste iets zien van het land van belofte, het land van vrede en gerechtigheid, het koninkrijk van God? Het is deze Jezus die profetisch optreedt: hij veegt het tempelplein schoon – het was een rovershol geworden, een bende! Dan komen de blinden en de verlamden, zij worden door Jezus genezen. Aan hen wordt het koninkrijk van God zichtbaar.

Als je alles tot je door laat dringen, eindigt het evangelie vreemd en ongemakkelijk. Het plein is één grote bende. Er lopen genezen mensen rond. De kinderen hebben het ‘hosanna-roepen’ overgenomen. Jezus is door de hogepriesters aangesproken – allemaal niet zo prettig en aangenaam. ‘Hoort u wat ze zeggen?’ En Jezus antwoordde hun: ‘Jazeker! Hebt u dan nooit gelezen: “Door de mond van kinderen en zuigelingen hebt u zich een loflied laten zingen”? (Psalm 8)

Wat is er nu eigenlijk gebeurd? Nu de bedrijvigheid uit elkaar geslagen is, en mensen zijn genezen. Ik stel mij voor dat het van een drukte van jewelste nu stil is – een stilte waarin kinderen zachtjes ‘hosanna’ roepen. Er is ruimte ontstaan voor ontmoeting met God. Er is weer ruimte voor ontmoeting met God. Er is van alles opgeruimd dat de ontmoeting met God in de weg staat. Er is zicht gecreëerd op de grote daden van God: blinden die weer kunnen zien, verlamde mensen die weer lopen, kinderen die de lofzang zingen – hoe onschuldig en ontwapenend wil je het hebben?

‘Wie is deze mens voor mij?’ De mens, gezonden door God, om mij, ons te bepalen bij de kern: trouw aan het leven zoals God dat bedoeld heeft, die God die het goede met ons voor heeft.

Kan ik dat alleen in de stilte op het spoor komen? Het antwoord op de vraag ‘wie is Jezus voor mij?’ Dat vind ik lastig om daarop uitsluitend ‘ja’ te zeggen. Ik denk dat de stilte wel behulpzaam kan zijn, maar meer nog is het voor mij een los laten van de vaste patronen – zo zijn we het gewend – dat zie ik als een grotere barriere.

In de diensten in Taizé is een belangrijk onderdeel van de vieringen een stilte, van een minuut of tien, schat ik. In de eerste viering na aankomst zat ik bij wijze van spreken stuiterend stil te zitten, maar in de loop van een week went dat wel. Waar ik niet aan kon wennen, was op vrijdag, als het Goede Vrijdag is in de cyclus van Taizé en het de bedoeling is dat je de middagmaaltijd in stilte gebruikt. De stilte wordt een beklemming – en zo was mijn ervaring – belemmerde de communicatie tussen mij en God.

Voor wie de stilte zoeken wat moeilijk is, hebben we gelukkig ook andere zintuigen om de diepte van het leven te doorgronden, om te zoeken naar een antwoord op de vraag ‘wie is Jezus voor mij’ Daarover gaat dit verhaal.

Er was een eenzame monnik die op een dag bezoek kreeg van enkele mensen.?Nieuwsgierig vroegen ze hem wat voor nut het leven in stilte en meditatie had. De monnik, die net met een emmer water haalde uit een diepe bron, stopte zijn werkzaamheden en zei: ‘Kijk eens in de bron. Wat zien jullie?’? De mensen tuurden naar het water en zeiden: ‘We zien helemaal niets.’
Enige tijd later herhaalde de monnik zijn vraag. ‘Kijk weer in de bron. Wat zien jullie nu?’? De mensen keken weer en zeiden opgetogen: ‘We kunnen in de weerspiegeling onszelf zien!’ ‘Dat is de kracht van de stilte,’ legde de monnik uit. ‘Ik was water aan het putten en daarom was het water onrustig. Nu is het rustig en kunnen jullie jezelf zien. De stilte van meditatie zorgt ervoor dat je jezelf kunt zien. Maar blijf nog even hier wachten.
‘Enige tijd later zei de monnik weer: ‘Kijk nu nog een keertje in de bron. Wat zien jullie nu?’De bezoekers tuurden naar de bron en riepen uit: ‘Nu zien we de stenen op de bodem van de bron!’ ‘Juist,’ beaamde de monnik, ‘als je maar lang genoeg wacht en opgaat in stilte en meditatie, kun je de grond van alles aanschouwen.’

Amen