Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

17 februari 2019

Gemeente van Jezus Christus,

Ik kan me voorstellen dat het stukje uit ‘De Hokjesman’ vragen heeft opgeroepen bij jullie. Waarom zou je als ouders niet willen dat je kind kan horen? Wordt het leven daar niet veel beter of makkelijker van? Dit zijn zeer terechte vragen. Binnen de doven gemeenschap is er zeer veel discussie over ontwikkelingen als het Cochlehair Implantaat.

Met deze discussie maakte ik kennis toen ik in mijn studententijd gebarentaal ging leren. Met het leren van de taal maakte ik ook kennis met de dovenwereld. Wat mij is bijgebleven, wat mij veranderd heeft kan ik misschien beter zeggen, is de spiegel waarin ik geconfronteerd werd met mijn onuitgesproken oordelen over mens-zijn, over ziekte en gezondheid. Is kunnen horen beter dan doof zijn? Wie bepaalt dat eigenlijk? Wanneer ben je voor God goed genoeg? Pas als je van al je gebreken genezen bent? Als je perfect bent, maar wie is dat?
Dit stukje documentaire van Michael Schaap hield mij weer die spiegel voor. ‘Zij hebben besloten dat hun kinderen niet gerepareerd hoeven te worden. Ze zijn immers niet stuk.’ Wordt er gezegd. Even verderop: ‘Als Dove kan je prima oud worden. Een CI maakt je niet meer gelukkig of minder gelukkig’. Het zijn zinnen die tot nadenken stemmen. Juist omdat ze botsen met wat voor mij heel vanzelfsprekend is.

Hoe vaak denken we te weten wat goed is voor een ander? ‘Makkelijke keuze’ denken we dan. ‘In die situatie zou ik …..’ en vul maar in. Nemen we wel eens de tijd om te controleren of onze ideeën kloppen? In de ontmoetingen die ik heb ontdek ik vaak dat de situatie vaak ingewikkelder is, dan dat het vanaf een afstandje lijkt.

Ik had graag de kans gehad mijn ideeën te toetsen bij die man met de verlamde hand. Er blijft namelijk heel veel onduidelijk in dit korte verhaal dat we gelezen hebben. We hebben dit verhaal gespeeld met mijn oefengroep voor bibliodrama. We kwamen erachter dat er helemaal niet staat dat de man om genezing vraagt. Er staat alleen maar dat de man in de synagoge is en door Jezus naar voren wordt geroepen.
Wie weet zat hij wel elke sabbat in de synagoge. Misschien was hij wel bang voor het leven na de genezing. Want wie ben je als je opeens niet meer ‘de man met de verschrompelde hand’ bent? Verder gaan met het gewone leven was niet mogelijk. Normaal was voor hem juist het leven met een hand die het niet deed.

Wat doet Jezus daar in die synagoge? Is de man een slachtoffer in de discussie tussen Jezus en de Farizeeën? Of kunnen we toch zeggen dat Jezus daar het goede doet, een leven redt, zoals hij zelf zegt?

Een antwoord zou kunnen zijn dat Jezus inderdaad de man gebruikt om zijn punt te maken, maar dat het daarmee nog niet slecht is wat Jezus doet. ‘Het goede’ heeft ook in dit verhaal meerdere kanten.

Allereerst moeten we ons bedenken hoe beperkend het in die tijd was om maar één hand te hebben. In vele culturen is het nog steeds zo dat je rechterhand de hand is waarmee je eet en dergelijke. Je linkerhand is onrein omdat je die gebruikt voor de minder frisse zaken, zoals je billen afvegen. Deze man kon dat onderscheid niet maken. Zo’n klein detail zal voor vele mensen reden genoeg zijn geweest om afstand van hem te houden. Hij kon waarschijnlijk niet werken om aan geld te komen. De kans is groot dat deze man van anderen afhankelijk was om in leven te blijven.

Jezus ziet hem en doet een open uitnodiging om op te staan en in het midden te komen staan. Hij heeft oog voor deze mens en zijn leven. Zoals we Jezus uit andere verhalen leren kennen, zal hij aangevoeld hebben wat zijn beperking voor deze man betekende. Deze mens is voor Jezus de moeite waard om zijn aandacht en zijn liefde te schenken.
Spreken doet de man niet. Non-verbaal antwoord hij wel. Hij laat merken dat hij Jezus vertrouwt. Hij komt overeind en gaat staan, precies zoals Jezus hem gevraagd heeft om te doen. Hij zal vast gevoeld hebben dat er spanning was tussen Jezus en de Farizeeën en Schriftgeleerden. Toch aarzelt hij niet om op de uitnodiging in te gaan.
Verderop in het verhaal doet de man voor een tweede keer wat Jezus van hem vraagt en wordt zijn hand genezen. Er komt weer leven in zijn hand zo staat er. Daarmee komt er weer leven in zijn leefwereld. Zoals zijn hand weer kan bewegen, zo komt er in zijn leven van alles in beweging. Voor hem ligt een nieuwe toekomst waarin hij meetelt, zelfstandig kan zijn en niet meer met de nek aangekeken wordt. Misschien zal het niet altijd makkelijk voor hem zijn geweest, maar het zal zijn leven wel ten positieve hebben veranderd.
Nee, we weten niet of deze man wel op genezing zat te wachten. Uit zijn handelingen blijkt dat hij Jezus vertrouwde, misschien zonder te kunnen vertellen waarom. Door dit vertrouwen krijgt Jezus de kans zijn leven te veranderen.

Het mooie aan dit verhaal is dat Jezus ook voor de Farizeeën en Schriftgeleerden uiteindelijk het goede wil. Dat doet hij juist door de discussie aan te gaan. Hij wil ze opschudden om ze op die manier los te maken van hun vastgeroeste ideeën en strikte regels. Hij hoopt dat ze op zoek gaan naar de God achter hun regels en geboden. Wie is die God? Wat hoopte Hij met zijn geboden te bereiken? Welke droom van God ligt aan de basis van zijn regels en wetten?
De Schriftgeleerden en Farizeeën raken buiten zichzelf van woede. De heftigheid van hun reactie laat zien dat Jezus precies goed zit. Door alles wat Jezus doet en zegt voelen ze zich kwetsbaar. Het is zo anders dan ze gewend zijn om te denken. Ze raken hun zekerheden en houvast kwijt. Ze reageren op deze bedreiging door hun muren op te trekken en de vijand te bevechten.
Het goede kan dus pijnlijk zijn, omdat het botst en schuurt. Dan daagt het ons uit om het vertrouwde achter ons te laten en onbekend terrein te betreden. Dat kan hele heftige reacties oproepen.

Het goede is voor de Farizeeën en Schriftgeleerden dus iets anders, dan voor de man met de verschrompelde hand.
Niet voor niets legt de evangelist Lucas door de woorden die hij gebruikt een verband tussen dit verhaal en het verhaal van Jezus opstandig. Mensen de moed geven op te staan en een nieuw leven te beginnen. Een leven redden en zo de moeite waard maken om te leven. Weer levend maken. Dat is de boodschap van dit verhaal én van het Paasevangelie. In Jezus’ opstanding laat God zien wat zijn wens is voor ieder mens. Hij hoopt dat ieder mens liefde kent en meetelt in de maatschappij.

Hoe weten we wat ‘het goede’ is vroegen we ons in het begin van deze preek af.
De eerste conclusie is dat dit voor iedereen anders is. De ene dove mens zal als je hem de keuze voorlegt ervoor kiezen om te kunnen horen. De andere dove mens heeft daar geen behoefte aan, maar zou wel wat dingen in de maatschappij willen veranderen. Wat voor dove mensen geldt, geldt voor ons allemaal. Wij zijn allemaal anders. Ons leven ziet er heel anders uit.
Zelfs in je eigen leven kan van moment tot moment verschillen wat goed is. Soms herkennen we ons in de man met de verschrompelde hand uit dit verhaal. Iedereen heeft wel periodes waarin het leven moeilijk is en we verlangen naar energie, naar nieuw leven. Op andere momenten herkennen we ons in de positie van de Farizeeërs en Schriftgeleerden. Botst het en moeten we de strijd aangaan om achteraf te kunnen zeggen dat die strijd ons ten positieve veranderd heeft.
Dit besef nodigt ons uit om voorzichtig te zijn en het gesprek met elkaar aan te gaan. Wat betekent voor jou ‘het goede’ en waarom?

De andere conclusie is dat Pasen de ultieme realitycheck is voor ‘het goede’. Draagt dat wat gedaan wordt bij aan opstanding en aan een menswaardig leven? Brengt het mensen in beweging?

Als we onszelf en elkaar deze vragen blijven stellen, dan zijn we als kerk een gemeenschap van gelovigen die vanuit Pasen leeft. Geen van allen zijn we perfect, maar we kunnen elkaar scherp houden. Met elkaar kunnen we Gods ideaal van het goede levend houden en vorm geven in deze wereld.

Ik sluit af met woorden die we zo met elkaar zullen zingen.

Voor mij is geluk het leven te delen,
een hand in mijn hand en samen op pad.
….
Voor mij is geluk om vrede te maken.
De hoop dat het kan, die wil ik niet kwijt.
Voor mij is geluk de ruzies te staken,
om muren te slechten, stoppen met strijd.
Om liefde te geven, nu en altijd.
(Lied 783, liedboek 2013)

Amen