Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

22 juni 2014

Lezing: Matteus 10:16-33

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Van de week vertelde een collega in de werkgemeenschap over twee van zijn gemeenteleden die van plan waren geweest de pelgrimstocht naar Santiago de Compostella in Noord-Spanje te gaan lopen. Zorgvuldige training, planning en organisatie ging aan dit project vooraf. Van dag tot dag hadden deze pelgrims in spe uitgestippeld: hoeveel kilometer ze zouden lopen, waar zij zouden overnachten. Niets werd aan het toeval overgelaten. Maar….. de één kreeg een zweepslag, pech dus, en lopen zat er niet in. En de 2e liet zich zo uitgebreid medisch checken – en dan vind je altijd wel iets – dat hij het advies kreeg thuis te blijven. Natuurlijk, het is goed om je voor te bereiden, maar je kunt ook overdrijven. Misschien kom je onderweg iets tegen waardoor je iets langer wil blijven? Heb je een dag zo’n spierpijn dat een extra rustdag ook wel lekker is. Of is er om een andere reden een aanpassing nodig…Je kunt niet alle calamiteiten incalculeren. Heb je ook het lef om zo maar te gaan? en te denken: ik heb mij goed voorbereid, ik heb er vertrouwen in dat wel zal lukken, en anders zien we wel verder. Dat was de vraag die mijn collega stelde aan deze toch-maar-niet-pelgrims.

Over dat ‘op weg gaan’ en ‘vertrouwen, voorbereiding en bescherming’ daarover gaat het vanmorgen.

Jezus stuurt zijn discipelen op weg. Zij moeten nu zelf gaan, zelf in de praktijk brengen wat zij in hun tijd met Jezus geleerd hebben. Het is hun eigen weg, want jouw weg met God kan een ander niet gaan. Je moet zelf de weerstanden ervaren die de weg van de vrede oproept. Zelf de vreugde voelen die het gaan met Hem oplevert. Ook de onrust als je op ongewende paden gaat.

In het evangelie van vandaag is de sfeer ronduit vijandig. Leerlingen van Jezus zullen er rekening mee moeten houden dat ze voor het gerecht gesleept worden en gegeseld. Jezus waarschuwt hen uitgebreid.

Wat doe je als je stuit op onbegrip, afweer, onverschilligheid? Wat niet helpt, is in een hoekje te gaan zitten kniezen en klagen over de ‘grote boze buitenwereld’. Hoe anders is de raad van Jezus: ‘Ik stuur jullie als schapen onder de wolven.’ Dat is heel kwetsbaar en heel gevaarlijk. Daarom moeten die schapen ook niet domweg gaan. Blijf als schapen bij elkaar, blijf een kudde! Laat je niet door wolven – valse profeten – tegen elkaar uitspelen en uit elkaar drijven.

‘Nee,’ zegt Jezus er ook nog bij, ‘wees scherpzinnig als een slang, – blijf op je qui vive, en doe het met de kennis van goed en kwaad. En behoud de onschuld van een duif, blijf integer en oprecht.’ Het gaat om die combinatie van wijsheid en eenvoud. Dat is een mooi beeld van die twee dieren: de slang, een dier dat op de aarde kruipt, en de duif, een vogel uit de lucht. Een mooi beeld voor ons mensen: je bent aards, je staat met beide benen op de grond, je hebt ook een hemelse roeping. Je weet wat er tussen mensen kan gebeuren, aan ruzie, jaloezie of haat – niets menselijks is je vreemd. Kijk maar eens in je eigen hart. En je weet van de bestemming en de hoge roeping van ieder mens. Wees dan slim als een slang en argeloos als een duif!

Jezus zegt ook: ‘Maak je geen zorgen, als je je moet verantwoorden, voor een rechtbank, een commissie of college, een kerkenraad, een collega of familielid, waar dan ook. Wees niet bezorgd, als je onder vuur komt te liggen, want de heilige Geest zelf zal je de goede woorden geven, op het goede moment.’

Dat is belangrijk. Juist als wij denken: ‘Ik heb er schoon genoeg van, al die problemen, al die weerstand, al dat gedoe in eigen kring – ik geef mijn roeping terug.’ Juist dan zegt Jezus: ‘Ik ben er ook nog.’ Dat geeft ontspanning en vrijheid om de zaak ook anders te zien. Humor om jezelf te relativeren. En ook de kracht om overtuigd vast te houden aan je geloof en opvattingen – mits je integer bent – dat is logisch.

Vragen genoeg bij het ervaren van weerstand: ‘Ben ik dan uit de gratie? Heeft God zijn handen van mij afgetrokken?’ Je ervaart dat God tegenvalt. Hij blijkt niet de garantie te zijn dat je niets overkomt. Hij blijkt niet de oplossing van alle probleem te zijn. Heeft geloven nog wel zin?

Als we aan God denken, komt er vaak een bepaald idee bij ons boven, een gevoel, een gedachte, een bijbeltekst: iets waar wij het woord ‘God’ voor gebruiken. Maar op een gegeven moment in je leven ontdekken we: dat is God niet! Zo is God niet! Het klopt helemaal niet meer. Het kan een ingrijpende gebeurtenis zijn, waardoor je niet meer naar de wereld kan kijken zoals je gewend was te doen. Soms is het een geleidelijk gegroeid gevoel. Je oude gedachten over God kloppen niet meer. Niet dat de liefde voor God of het verlangen naar God weg is. Maar het huis dat je verwachtte langs jouw levensweg is er niet meer. Het huis blijkt een kruis te zijn. Het is anders. Hoe dat weten we niet. Dat niet-weten is verwarrend. Datgene wat zo vertrouwd was, is je uit handen geslagen. Juist daarin, in het niet-weten, raakt God ons en trekt ons uit onze eigen beelden en ideeën. Dat is een moment dat God zelf weer kan gaan spreken. God woont waar men hem binnenlaat.

Carel ter Linden vertelt daarover in zijn boek ‘Wat doe ik hier in Godsnaam’:

In de verbinding met de mens komt God, de werkelijke liefde, het geheim van trouw, aan het licht.

Ter Linden herinnert zich dit, een gebeurtenis van jaren geleden.

Een zwarte kerkgemeenschap in de wijk Harlem (New York) had eindeloze en vruchteloze verzoeken aan het stadsbestuur gedaan om in die wijk voor behoorlijke straatverlichting te zorgen. Ze ging het uiteindelijk maar zelf doen.Aan dit soort acties ging altijd een gebed met een avondmaalsviering in de kerk vooraf. Zodat de politie, langzamerhand aan dit soort acties gewend, zei: ‘ze zullen wel weer avondmaal gevierd hebben.’

God valt tegen, er gebeuren verschrikkelijke dingen die Hij niet tegenhoudt. Dat roept vragen op. God valt mee. Hij blijft bij ons, in zijn ontferming. God valt mee om ons in de diepte te vinden en op te vangen.

Probeer er aan vast te houden dat je telt. Dat God ook jou op het oog heeft, als een schoot van ontferming. Nu, zoals je leven reilt en zeilt. In dat alledaagse leven, met zijn zorgen en verdriet. Wees dan slim als een slang en argeloos als een duif! Het zijn de zachte krachten die zeker winnen, in het eind.

Daarin ligt genade. Daar is Christus zelf.

Amen