23 februari 2014
Evangelielezing: Matteüs 5:33-48
Ik zie onze parlementariërs nog de eed op de nieuwe koning zweren. Menigeen apetrots. Anderen ogenschijnlijk ondoordacht. En achter elkaar klonk het ‘zo waarlijk helpe mij God almachtig’. Merkwaardig dat wij deze formule nog steeds gebruiken, zoveel jaren nadat Jezus het nodige heeft gezegd over het zweren van een eed. Merkwaardig dat wij deze opdracht van de Heer om niet te zweren zoveel eeuwen later nog steeds niet in praktijk brengen. Hoe serieus nemen wij God en het geloof eigenlijk?
Hebben we dan niet door dat we, met dat we die woorden ‘zo waarlijk helpe mij God almachtig’ gebruiken, de naam van God ontheiligen, de naam van God misbruiken, de naam van God volstrekt overbodig gebruiken? Hebben we dan niet door dat we God dus tekort doen, terwijl die aloude woorden juist het tegendeel suggereren? Opnieuw suggestie die de zaak geen recht doet.
Een eed is rare bekrachtiging. Alsof alleen ons ja niet genoeg zou zijn. Zijn wij dan zo onbetrouwbaar, dat we die aloude woorden nodig hebben? Een eed zweren is ook in Jezus’ dagen niet ongebruikelijk. Maar Jezus plaatst de nodige kritische kanttekeningen bij deze merkwaardige gewoonte. Hij heeft er zo zijn eigen gedachten bij. Geen nieuwe gedachten overigens. Ook hier borduurt de Jood Jezus voort op het Eerste Testament, dat het fundament van alles is. Ook hier geen nieuwigheden, maar een poging om mensen aan het nadenken te zetten over waar zij nu eigenlijk mee bezig zijn, of dat wel goed is, wat men normaal vindt.
Jezus waagt een vergeefse poging, de zoveelste vergeefse poging van Jezus om ons tot bezinning te brengen, want we doen het nog steeds, een eed zweren, als of het de gewoonste zaak van de wereld is, terwijl Jezus dat alles helemaal niet gewoon vindt. Waarom doen we niet gewoon wat Jezus hier van ons vraagt? Kost Jezus gehoorzamen, Jezus navolgen, dan zoveel moeite?
Maar Jezus is nog niet klaar. Hij daagt ons voortdurend uit om creatief in het leven te staan: een verrassend gebaar te maken dat ontwapenend werkt. Dus geen eed zweren en geen wraak nemen. Eerwraak is bij Jezus uit den boze. Jezus gaat er niet van uit dat elke actie automatisch een reactie oproept en dat geweld dus wel tot tegengeweld moet leiden. Je kunt ook kiezen. Je hebt ook de vrijheid om niet gewelddadig op te treden. Je hebt ook de vrijheid om voor geweldloosheid te durven kiezen. Jezus weet, dat is een waagstuk, maar het kan. Tolstoj, Gandhi, Martin Luther King durfden het aan om bewust voor geweldloosheid te kiezen.
Macht ga je niet met macht te lijf, maar met ‘ de macht van de machtelozen’ (Havel). Macht ga je niet met macht te lijf, maar met de nodige slimheid, net als Gideon en David, ogenschijnlijk uiterlijk kwetsbaar, maar innerlijk zijn zij heel sterk. Je met de moed van het geloof kwetsbaar durven opstellen dwingt die ander op te houden met slaan¸ zoveel gezag straal je dan opeens uit, zoveel heb je anderen dan te zeggen, zelfs zonder woorden. Je op grond van een weldadige vrijheid verrassend anders gedragen brengt een medemens tot bezinning. Tegengeweld zou de ander alleen maar tot razernij hebben gebracht. Maar Jezus wil juist bereiken dat de storm luwt. Begrip opbrengen voor de agressiviteit van die ander kan zo verrassend werken. Een mijl mee oplopen kan zoveel rust aanbrengen in een leven. Niet er hard tegenin gaan. Met de Heer als je ‘schild ende betrouwen’ heb je geen wapengeweld nodig, maar spaar je je vijand. Niet de methode van de botte bijl, maar het met het tegendeel durven wagen, in de hoop dat een medemens weer in balans komt, zich niet langer laat gaan. Niet in elkaar kruipen van angst, maar fier de ander recht in de ogen kijken. Stop! Tot hiertoe en niet verder! Dat maakt indruk. Dat werkt ontwapenend. Dat brengt rust teweeg, die de onvrede bij de ander tenietdoet.
Het goede als het enige tegenwicht tegen al dat kwaad. Het verrassend andere, geweldloze gebaar als ontwapenende methode, als tegenwicht tegen haat die een mens alleen maar blind maakt. Geen vijanden maken, maar de kring van medemensen nog groter maken. Liefhebben, goedheid is geen verdienste, maar een Godsgeschenk, zoals rechtvaardig zijn ook een gave is, een heilzame gave. Jezus leeft ons Gods goede gaven voor. Het is voor ons slechts een kwestie van navolgen, nadoen. Waarom hebben we daar tweeduizend jaar later nog steeds moeite mee? Is het dan zo moeilijk wat Hij van ons vraagt? Of blijken wij rond Hem minder origineel, minder goed te zijn dan wij, onszelf overschattend, denken? Waarover hebben wij het dan, als wij het hebben over authenticiteit en jezelf optimaal ontplooien? Spreken wij en Jezus soms twee verschillende talen?
Het ‘meer dan het gewone’ van de Bergrede is steeds net even anders dan anders reageren. Anders dan men gewend is, verrassend anders dan men van je verwacht. Doelbewust anders dan anderen leven, net als Jezus, opdat christenen opvallen, zich door hun originaliteit onderscheiden van anderen. Steken kerkmensen wel voldoende boven de middelmaat uit? Vallen wij wel op? Anders zijn, opvallen, was typerend voor christenen in de eerste drie eeuwen van onze christelijke jaartelling en opnieuw na de Reformatie. Heeft dat anders zijn na 1968 wel voldoende aandacht gekregen in ons midden, in een tijd van vrijheid, originaliteit en zelfontplooiing? Origineel, authentiek durven zijn is niet altijd eenvoudig. Het vraagt de nodige inzet en creativiteit, maar maakt het leven wel veel kleuriger en boeiender.
Door net even anders te zijn en door net even meer te doen maak je duidelijk dat een ‘geschiedenis vol goedheid de wereld draaglijk maakt’ (R.L. Stevenson), voor anderen en voor jezelf. Goedheid heelt, kwaadheid richt alleen maar schade aan. Daarom was Jezus anders dan anderen. Daarom was Jezus een en al goedheid en begrip, anders dan anderen, gedurfd uniek. Amen.