Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

30 maart 2014

Gemeente van Jezus Christus,

Waarover men niet kan spreken, moet men zwijgen.
Zei een beroemde filosoof ooit.
Dat was Wittgenstein, en hij bedoelde zoiets als
dat er dingen zijn waarover we altijd
onwetend zullen blijven. Zoals over God.
Maar is dit moeten zwijgen hetzelfde als het stil zijn van de oude professor silenzio
uit het verhaal van de kinderen van daarnet?

Beide hebben een punt.
Dat wil zeggen, er zit een grens aan ons denken.
Er zit een grens aan wat we kunnen met ons hoofd.
Met onze gedachten, met onze mogelijkheid tot filosoferen.
We lopen tegen die grens aan,
Juist bij vragen waarop geen duidelijk antwoord is.

Het is Jezus die bij uitstek er een handje van heeft op dit soort vragen op te werpen.
Ook vandaag werpt hij een vraag op,
te midden van een groep notoire denkers,
De farizeeers.
De farizeeers komen er in het evangelie vaak wat bekaaid af, maar het waren hele serieuze mannen.
Uitpluizers van teksten,
debatteerders in hart en ziel.
Ze stelden veel vragen, ze waren dol op vragen stellen.
Ook aan Jezus, want Jezus konden ze niet goed plaatsen met zijn uitspraken en een zijn manier van doen.
Dat zat hen dwars.

Maar vandaag stelt Jezus hén een vraag:
En die vraag luidt:
Wat denkt u over de messias?

De messias. Wat denkt u over de messias.
Het was een vraag die leefde in die tijd,
Hoe ziet de messias er uit, wie is hij, en wanneer komt hij?
Dat kan wel zo zijn,
Maar ik vraag mij af of het vandaag hier bij ons
ook nog een vraag van belang is.
Kunt u zich wat bij het woord messias voorstellen?
En, maar dan vul ik het even verder voor u in,
als u Jezus als messias ziet, wat betekent dat dan?

Ik ga even terug naar de farizeeen.

De boeken die gebruikt werden door hen om te filosoferen en te discussiëren waren de boeken wat wij het Oude Testament noemen.
Of met een ander woord, de tenach.
Dit waren ook de teksten die jezus kende.

Jezus was immers joods.
Hij las de teksten uit de tenach, en sprak daarover met mensen.

Pas veel later, tientallen jaren na Jezus’ zijn dood, zijn er mensen dingen op gaan schrijven over zijn leven en boodschap.

Die boeken zijn gebundeld in wat wij het Nieuwe Testament noemen.
Dit zal u misschien allemaal bekend zijn,
Maar ik herhaal het maar even anders
wordt het straks een grote stap naar de tekst van vandaag die best ingewikkeld in elkaar zit.
Dus stay with me, ik kom echt tot een punt.

In ieder geval, Jezus heeft zelf nooit iets opgeschreven.
De verhalen die wij kennen in het nieuwe testament zijn opgeschreven door mensen die hun herinneringen of de herinneringen van anderen over Jezus wilden nalaten.

Waarom dit hele college.
Nou goed, vandaag zitten we met een tekst uit het matteus evangelie.
De schrijver van dit evangelie laat Jezus een vraag stellen:

Wat denkt u over de messias? Van wie is hij een zoon?

Zoals ik al zei,
die farizeers die kenden de teksten en verhalen heel goed. Heel veel teksten uit de tenach gaan over een messias.
Een gezalfde. Iemand die komt als verlosser.
En in die teksten staat dat de messias zal komen uit de lijn van koning david.

Dus

Van David antwoorden ze,
en jezus vroeg: hoe kan david hem dan,
geinspireerd door de geest, Heer noemen.
Want hij zegt; De Heer sprak tot mijn Heer.

De heer sprak tot mijn heer, komt uit psalm 110 die wij vandaag ook hebben gelezen.
De schrijver van het matteus evangelie laat Jezus dus een oude tekst citeren uit de tenach.

Het is ingewikkeld om precies te volgen wat er hier gebeurt.

Jezus stelt een vraag.
En de farizeen reageren heel snel daarop.
Alsof het klip en klaar is.
Maar misschien wil jezus eigenlijk hen duidelijk maken dat dat antwoord helemaal niet zo duidelijk is.
Hij zorgt voor verwarring door een psalmtekst aan te halen waarin het lijkt alsof koning David zijn eigen zoon dan als mijn Heer zou toespreken. En je noemt je eigen zoon toch geen ‘Heer’.
Dan zijn de farizeeen stil en durven geen vragen meer te stellen.

Verwarring is immers niet fijn.
Het kan irriteren en ook beangstigen.
Het kan zijn dat je een duidelijk antwoord lijkt te hebben
En dat er dan iemand komt en dat antwoord onder uit schoffelt.
Dat is helemaal niet fijn.

Maar waarom heeft matteus deze tekst in zijn evangelie opgenomen?
Toch niet om te laten zien hoe jezus anderen tot zwijgen brengt?
Ik denk dat matteus zelf ook bezig is geweest met de vraag wie deze jezus is geweest.
En dat hij voor hem die messias is geweest.
En dat hij schreef voor mensen die daar ook over nadachten.

Matteus laat Jezus zelf herhaaldelijk Zoon van David noemen in zijn evangelie.
Het antwoord van de farizeeen op de vraag naar wie de messias is, is daarom volgens matteus ook helemaal niet verkeerd.
Maar hij laat jezus misschien verwarring zaaien om duidelijk te maken dat alleen dit antwoord niet volstaat.

Is Jezus de messias, de gezalfde, de christus wat grieks is voor gezalfde.
En hoe dan?
In ons leven?
Een immanuel?
Letterlijk: God met ons?
En hoe is God dan met ons?

Dit zijn geen vragen waar we zelf al een antwoord op weten.
En er zit een grens aan wat we kunnen uitdenken met ons hoofd.
Zijn we dan weer terug bij waar we waren begonnen, met Wittgenstein, met: waarover je niet kan spreken moet je zwijgen?

Wittgenstein zei trouwens ook nog wel iets anders. Via de taal was het volgens hem onmogelijk om iets zinnigs te zeggen over zaken van God of ethiek, maar de waarde ervan kon wel worden ‘getoond’ in het leven.

Met de kinderen van de basiscatechese hebben we het de afgelopen weken over het avondmaal gehad.
We hebben slingers gemaakt, we hebben het over symbolen gehad. Zo zijn het brood en de wijn symbolen.
We kennen ze, het is brood en het is wijn.
Maar het is ook meer dan dat.
Ze doen ons denken aan verhalen uit de bijbel.
En Jezus en aan God.
Met symbolen gaan werelden open, die verder reiken dan de grens van ons eigen denken.
Zo gaan wij vandaag, op zondag Laetare, het brood en de wijn met elkaar delen.
Onze mond doet mee, onze maag,
En ons hart wordt gevuld.
Ons hele lichaam mag mee doen,
Zoals ook Jezus met zijn lichaam heeft geprobeerd te tonen
iets van wat groter en verder dan woorden gaat.

Amen