Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

4 april 2021, Pasen

Johannes 20:1-18
Gemeente van Jezus Christus,
“To plant a garden is to believe in tomorrow”. Wat vertaald zoiets betekent als: ‘Een tuin planten is geloven in morgen’ of ‘Wie een zaadje plant gelooft in de toekomst’.
Deze zin kwam ik eens tegen en bleef me bij.
In mijn hoofd ben ik een echte tuinier. Zie ik als droomtuin een weelderige Engelse tuin voor me, vol prachtige bloemen met daarbij natuurlijk ook een moestuin, waar alles mooi groeit en bloeit.
En ik ben niet de enige, pluktuinen en moestuinen zijn helemaal hip.
We willen weer zien waar ons eten vandaan komt, hoe een klein zaadje kan uitgroeien tot iets groots, tot leven. We willen een bos bloemen zo uit onze tuin naar binnen kunnen halen.
Degenen onder ons die ook daadwerkelijk een bloementuin of moestuin hebben, en dus niet zoals ik alleen in mijn mooiste dromen, of degenen die zelfs werken op het land of in de tuinbouw weten ook hoe kwetsbaar dat is. Of alles uitkomt zoals je hoopt, of de weersomstandigheden mee zitten. Je hebt het niet allemaal zelf in de hand. En bovenal: het is heel hard werken om alles bij te houden. Iets waar ik in mijn vorige pastorietuin wel achter ben gekomen.
Maar de uitspraak is waar, wie een tuin aanlegt, wie een zaadje in de grond stopt gaat ervan uit dat er een nieuwe morgen aan zal breken. Dat er in de toekomst iets uit zal groeien. Iets moois bloeiends om van te genieten, of iets voedzaams om van te leven. Dat het de moeite van al het werk waard is.
Van de grootste tuin ooit wordt ons verteld dat deze werd geschapen en aangelegd door God.
In het begin schiep God de hemel en de aarde, zo vertelt Genesis.
God heeft een grote tuin gepland omdat Hij geloofde in een toekomst voor die aarde en voor de mensen.
Gods vertrouwen in de toekomst van de mens moet wel groot geweest zijn dat Hij dit met ons aandurfde.
Want de wereldtuin bleek zo ongelofelijk kwetsbaar te zijn.
Telkens weer moest God zijn mensen bevrijden, vergeven, de goede kant op wijzen. Met beloften van toekomst, van een steppe die zou bloeien, van een feestmaal op een berg, van voedsel zonder geld.
Maar toch herhaalde zich dat keer op keer.
Met als dieptepunt het sterven van zijn Zoon, zijn geliefde Zoon.
We maakten het allemaal mee in de afgelopen week:
We ontvingen brood en wijn op Witte Donderdag zoals Jezus dat ooit aan zijn vrienden gaf.
We waren verdrietig en eenzaam op Goede Vrijdag.
Op Stille Zaterdag hebben we onze doopbelofte vernieuwd, we spraken ons geloof uit. Het werd lichter, met de nieuwe paaskaars midden in de nacht, midden in het donker.
In dat schemerlicht ontmoeten wij vanmorgen Maria. Ook in een tuin, in de olijfgaard waar het lichaam van Jezus was neergelegd.
Ze staat huilend bij het graf. Ze ziet en spreekt engelen. Allemaal nogal buitengewoon, maar het lijkt haar weinig te doen. Zo verblind als ze is door verdriet. Als in een waas. Niet alleen is Jezus dood, zijn lichaam is ook nog weggehaald. Door wie, waarheen?
Ze draait zich om, ziet Jezus, maar ziet hem ook weer niet. “Waarom huil je, wie zoek je?”
Ze denkt dat het de tuinman is. En we weten hoe het verder ging, het was de tuinman niet, het was Jezus zelf!
Maar, zo gek was dat niet van Maria om Jezus voor de tuinman te houden.
Zijn vader was immers de grote Tuinman. De Schepper van hemel en aarde.
Ze herkent Jezus pas als Hij haar naam noemt.
Zo’n bijzonder teder deel van het paasverhaal is dat.
‘Maria’, zegt Jezus, en dan ziet ze het. Het is Jezus, en Hij leeft!
Ida Gerhardt, schreef een gedicht met de titel Pasen, ik lees het u voor.
Pasen – Ida Gerhardt
Een diep verdriet dat ons is aangedaan
Kan soms, na bittere tranen, onverwacht
gelenigd zijn. Ik kwam langs Zalk gegaan,
op Paasmorgen, zéér vroeg op den dag.
Waar onderdijks een stukje moestuin lag
met boerse rijtjes primula verfraaid,
zag ik, zondags getooid, een kindje staan.
Het wees en wees en keek mij stralend aan.
De maartse regen had het ’s nachts gedaan:
Daar stond zijn doopnaam, in sterkers gezaaid.
Nu heb ik mij laten vertellen dat men vroeger kinderen hun naam in sterkers, ook wel bekend als tuinkers, liet zaaien. Zo ook in dit gedicht.
Het verhaal gaat dat Ida Gerhardt later heeft gezegd dat zij dat kindje was. Haar moeder had haar van jongs af aan verteld dat ze er niet had moeten zijn. Met alle traumatische gevolgen van dien.
Ida Gerhardt zei: ik was dat kindje, maar toen ik mijn naam zag staan, wist ik dat ik er toch mocht zijn. Voor haar was dat een paaservaring, want het gedicht heet niet voor niets Pasen.
Het zien van haar naam bevestigde haar bestaan. Zo ook bij Maria.
Maria herkende Jezus pas echt toen hij haar bij haar naam noemde.
Zij was alleen met haar verdriet. Het leek allemaal geen zin meer te hebben.
Totdat hij haar naam noemde. Maria.
Pasen bevestigt ons bestaan.
Wij bestaan bij de gratie van Gods geloof in onze toekomst.
Jezus, de hoop van de mensheid, werd gezaaid in de tuin van de olijfgaard. Daarmee leek het over te zijn, maar God bleef de Tuinman die geloofde in de toekomst van de mensen.
Toen wij dachten dat het opgehouden was met het visioen van die bloeiende aarde stopte God niet bij de avond en de nacht. Hij liet het dag worden, Hij liet het morgen worden. Want Hij gelooft nog steeds in de toekomst. De tuin van vrede met bloeiende bloemen.
Mensen zijn tot veel in staat. En ja, ze kunnen mooie dingen doen. Kerken, kathedralen, huizen van rust bouwen, veilige muren voor wie dat nodig heeft. Maar met diezelfde handen worden oorlogswapens gemaakt, mensen mishandeld, mensen gedood. Met onze woorden kunnen we een mensenleven bevestigen en een mensenleven de grond in boren.
Daardoor vragen we ons vaak af: wat is er nu daadwerkelijk veranderd met Pasen?
Is er iets veranderd?
-Stilte-
Misschien kun je zeggen dat er is eerder iets hetzelfde gebleven, namelijk Gods trouw.
We kunnen twijfelen, we kunnen doof zijn van verdriet, boosheid. De tranen in onze ogen kunnen ons het zicht op een toekomst ontnemen. Donkere gedachten in ons hoofd kunnen ons leven vreselijk zwaar maken. Mensen met hun daden kunnen ons tot wanhoop drijven.
Maar het grote wonder van Pasen is, dat dat niets verandert aan wat er aan het kruis en op de vroege paasmorgen gebeurd is.
Dat er niets veranderd is aan het geloof van God toen Hij de wereld schiep.
To plant a garden is to believe in tomorrow.
Nog voordat wij van bestaan wisten, had God een tuin geschapen
Toen wij in slaap vielen, bleef hij waken.
Toen wij loslieten, liet Jezus ons niet los
Toen wij hem opgaven, gaf God ons niet op.
Toen wij Jezus lieten sterven, plantte God hem als een zaadje.
Om ons voor eens en altijd te verzekeren van zijn trouw liet God zijn Zoon, onze Heer, opstaan uit de dood.
Er is niets veranderd, en tegelijkertijd is alles veranderd. Pasen is de basis van het vernieuwde leven, de basis ook van elke zondagse viering. Van elke vrijspraak en genade aanzegging. Van elk ‘in memoriam’ dat wij voorlezen, beginnend met de woorden: In het licht van Pasen.
Na elke week waarin er vanalles kan gebeuren, ook kan misgaan, of tegen kan zitten. Op persoonlijk vlak of in het groot. We hoeven alleen al naar afgelopen week in Nederland te kijken om te zien hoe het er aan toe kan gaan.
Maar na elke week wordt het zondag. En worden we eraan herinnert dat Jezus opstond uit de dood. Dat er hoop is. Zoals Sytze de Vries het zegt: ‘Hoe beschadigd, hoe onaf en ten dode gedoemd het leven ook telkens weer is, de eerste dag van de week is er om ons telkens weer te binnen te brengen: zo heeft God het niet gewild en zo zal het ook niet blijven.’
Zo kan zondag na zondag ook een oefening zijn in het paasgeloof en in de paasvreugde.
Want Hij is niet dood. Hij leeft. De Heer is waarlijk opgestaan.
Hij roept ons bij onze naam en als wij die horen, dan mogen wij ook opstaan.
Zo mogen ook wij groeien en bloeien op de wereldtuin van God om getuigen te zijn van Hem. Om in alle geuren en kleuren te verkondigen: Ik heb de Heer gezien.
-HALLELUJA-
Amen.