Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

4 januari 2009

4 januari 2009: Epifanie, de verschijning van de Heer

lezingen:
Jona 1
Efeziers 3: 1-2
Matteus 2: 1-12

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Op de eerste zondag in het nieuwe jaar 2009 lezen we uit het kleine profetenboek Jona. Jona is een prachtverhaal waarin alles uit de kast wordt gehaald. een profeet die eigenlijk geen profeet wil zijn,
•    een grote vis die hem opslokt en ook weer levend aan wal zet,
•    een wonderboom die even snel opkomt als dat ‘ie verdort,
Alles kan. Vraag alleen niet hoe. Het kan en het gebeurt!

Het begint al met de naam van deze toch wat dwarse profeet: Jona betekent duif. Is hij postbode, een boodschapper van God? Of verwijst de Jona-duif naar het ‘mijn liefje, mijn duifje’ uit Hooglied? Of is het beide? En dat is nog niet alles: Deze Jona, deze boodschapper, is zoon van Amittai, ‘de Ene is trouw’ betekent dat. Mwah: Jona en trouw: daar moet nog wel iets gebeuren. En dan het begin: ‘het woord van de Ene geschiedde’, deze woorden klinken als een klok en dit is wel een tikje anders dan ‘er was eens’. We horen vandaag geen sprookje, maar maken een begin van een klein verhaal van heil, barmhartigheid en genade.

“Jona, ga naar Ninevé,” zo luidt de opdracht van de Ene. Ninevé is geen plaats om te wonen. We weten het allemaal wel, we hoeven het niet nader in te vullen en uit te leggen waarom deze stad een onleefbare plek is. Israel weet het zo ook wel. In deze grote stad gaat het erom het leven van jezelf groot te maken door anderen de ruimte te ontnemen. Je leeft je leven ten koste van anderen.
“Jona, jij bent profeet van God: preek daartegen, doe er iets aan!” God heeft vertrouwen dat mensen kunnen veranderen, ja zelfs de inwoners van Ninevé. Maar Jona vlucht weg van Gods aangezicht. Deze roeping is loeizwaar en immens groot. Jona krijgt bijkans de onmogelijke opdracht de hele mensheid te redden èn al het kwaad uit te roeien. Alsof je als predikant de secularisatie dient te keren, en de dertigers weer in de kerk kunt preken, allemaal belangrijke en indringende zaken – dat zal ik niet ontkennen, allemaal ook even zo onmogelijke taken als je er alleen voor wordt gezet. Maar de urgentie is er wel! Ninevé is geen stad om in te leven. De urgentie van de kerk is er ook: iedere week worden er in Nederland twee kerkgebouwen gesloten, iedere week verlaten zoveel mensen de kerk dat dit gelijk staat met één fulltime predikantsplaats, voor deze feiten kunnen we niet weglopen.

Jona kijkt en gaat, hij gaat letterlijk de andere kant op. Hij wil het kwaad niet zien, de duif is even een struisvogel, hij wil zijn stem niet verheffen. Hij wil geen profeet van de Eeuwige God zijn, nu even niet. Het ‘de andere kant op gaan’, van iemands aangezicht weggaan is de relatie verbreken. Jona wil geen instrument zijn in de dienst van de gerechtigheid, de genade en de barmhartigheid van God. Hij weigert Gods dienst, zonder opgaaf van reden. Zei hij nu maar dat de opdracht te groot voor hem is, dat hij het ècht niet ziet zitten, zo alleen. Zei hij nu maar dat het onbegonnen werk zou zijn om Ninevé tot een bekering aan te zetten: water naar de zee dragen, trekken aan een dood paard, het heeft geen zin. Zei hij nu maar wat de reden van zijn weigering is, dan zouden we hem wellicht beter kunnen begrijpen. Jona doet het niet, hij gaat niet naar Ninevé, zo simpel is het gewoon.

Hij vlucht de andere kant op en ook nog eens naar zee. Hij verkiest daarmee de dood, hij kiest voor een leven zonder God. Als we zijn levensgang zouden tekenen, dan is dat één en al afdaling: naar een havenplaats en dan ook nog eens het schip in. Hoe ver kun je als profeet afdalen? Het lijkt verdacht veel op de lijn van Jozef met zijn neergang naar Egypte. Jona legt zijn weg naar de dood, het duister en de afgang af. Maar God geeft niet zomaar op. De scène op zee is vol drama: God beschikt de wind en er wordt een spel als een krachtmeting gespeeld. Het kleine scheepje is speelbal in dit grote drama. De storm is voor Jona bestemd, de zeelui krijgen de volle laag. En wat zien we? Nood leert bidden, maar de zeelui zijn, helaas, wel aan het verkeerde adres.

Jona, ook aan boord, slaapt de slaap der onschuldigen. En terecht en voorstelbaar vraagt de kapitein boos hoe hij zo kan slapen. Een normaal mens kan toch geen oog dicht doen bij een dergelijke nood?

De profeet Jona, die nu even geen profeet van God wil zijn. De profeet Jona die echt geen zin heeft om Ninevé de oproep tot bekering aan te zeggen. De profeet Jona die ligt te slapen als de zeelui hun stinkende best doen het schip, haar bemanning en haar lading te behouden. Jona die tot nu toe alle solidariteit weigerde met God, met de inwoners van Ninevé en met de zeelui, bij deze Jona wordt nu een beroep gedaan op lotsverbondenheid. ‘Zou Jona’s god nu iets kunnen betekenen?’ Zo’n storm ontstaat niet zo maar, daar moet wel een schuldige voor aan te wijzen zijn. Al dobbelend komen de zeelui bij Jona uit.

De zeeman vraagt, zonder het zelf te weten, aan Jona of hij zich wil bekeren, weer naar God toe, naar het aangezicht van de Ene. Jona’s antwoord verraadt wie hij is: ‘de Hebreeer die de Heer vereert’ en hij identificeert zichzelf daarmee als schuldige aan dit drama op zee. Deze God, de Ene, die de zee en het land gemaakt heeft, deze God heeft macht over de zeeën en over de wind.

Jona wordt uiteindelijk overboord gezet, dat gebeurt niet zo maar! De zeelui hebben eerst nog uit alle macht geprobeerd het schip naar land te roeien, maar het lukt niet, van geen kant. Ze moeten Jona wel overboord gooien, anders zouden ze allemaal vergaan. Voordat ze dit doen, hebben ze de God van Jona aangeroepen. En als Jona de zee ingejonast is, wordt de zee in eens rustig, ongelofelijk!
Wat een macht en kracht van Jona’s God. De zeelui zijn diep onder de indruk. Deze zeelui hebben, misschien nog wel beter dan Jona, in de gaten wat de God van Israel vermag.

Het is eenvoudig om Jona te veroordelen – wat is hij nu voor een profeet van niks. Ik denk dat je hem met enige mildheid en humor moet lezen. Het is ook niet niets waar Jona voor gezet wordt. Hij staat – en daarmee vind ik hem heel herkenbaar –  in het spanningsveld tussen het koesteren van je eigen vertrouwde plek en het heil voor iedereen. Of de profeet die een stem hoort, Gods stem, maar ook diepe vragen heeft wat hij daarmee moet doen.

Het evangelie naar Matteus laat vandaag een tegenbeeld van Jona zien. De volken, hier verbeeld in de magiërs uit het oosten, komen zelf het heil halen dat eigenlijk gebracht moet worden. Zij maken aanspraak op het heil, het licht voor allen. Zij zijn opgegaan naar Sion om het heil te zoeken,
omdat ze een ster hebben gezien. Een ster is voor de Grieken het teken van een redder, een weldoener. Voor de Romeinen is een ster een teken van vergoddelijking, voor de joden is een ster een symbool voor een heiland – toen nog wel.

Als de evangelist Matteus een ster boven Jezus ‘zet’, proclameert hij in zijn evangelie: God- Jezus tot Heiland en koning. Het gaat over de menswording van God. De magiërs tonen dan ook hun diepste ontzag. Door een ster zijn de magiërs in beweging gekomen. Ik vraag mij dan af of het woord van God krachtig genoeg zou zijn geweest. Is er een ander teken nodig om in beweging te komen, om het niemandsland tussen Israels godsgelovigen en de heidense zoekers te kunnen overbruggen?

Wij protestanten zijn van het woord – dat hoort bij onze traditie. Tegelijkertijd herkennen wij bij onszelf een behoefte aan symbolen, andere tekenen dan het woord alleen om ons op koers te zetten en te houden van het heil dat het koningskind ons te bieden heeft. De adventsster brandt voor onze ramen, we steken een kaarsje op als we in het buitenland ergens in een kerk zijn, we nemen een steen mee van onze vakanties. Als ik, geïntrigeerd door het succes van wellness tijdschriften als Happinez, deze bladen lees, dan spreekt daaruit eveneens een behoefte aan vormgeving en zingeving van onze zoektocht naar heil, heelheid en genade.

De apostel Paulus zet ons ook op het spoor van het mysterie, het geheimenis, van de vrije toegang tot God voor de gehele wereld. Dat geheim is niet goed te verwoorden, daar schieten woorden te kort, maar in de lijn van profeten en apostelen kunnen we dat als genade aanvaarden, gratis en dankbaar.

Op de eerste zondag van het nieuwe jaar 2009 leren we van Jona dat zijn weg van vluchten doodloopt. Voor de magiers is de andere weg terug juist de goede, levensreddende weg. En Paulus zou ons Jezus Christus als de weg naar de genade aanwijzen. Zo gaan we, op zoek naar barmhartigheid en genade, onze weg.

In de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest. Amen