29 november 2009
De Evangelielezing is: Lukas 1:5-25.
Het LIJKT alsof het allemaal om Herodes draait in Israël. Herodes, de heerser namens de bezetters, de gehate Romeinen, de bouwheer van grote prestigeobjecten. Maar het draait ook hier NIET om de macht, volgens de Bijbel. Het draait, zoals zo vaak in deze merkwaardige reeks boeken, om wat meer in het verborgene plaatsvindt, NIET en plein publique. In het verborgene, in het hart van de cultuur, de cultus. Dingen die verborgen waren worden ons onthuld in het hart van de stad van de vrede, op DE plaats van de cultus, de tempel, het hart van de Joodse cultuur.
Een Jeruzalem zonder paleis kan je je nog enigszins voorstellen. Maar Jeruzalem zonder de tempel, dat is on-voorstelbaar. Vanuit die tempel valt er licht op ons pad. DAAR klinkt de boodschap van recht en gerechtigheid, de boodschap vol hoop van licht en heil, omdat daar de Thora wordt gelezen. DAAR stijgt de rook van het offer met de gebeden van mensen die het van God verwachten op tot voor Gods aangezicht. DAAR, in het heilige der heiligen, gebeurt het: daar ontmoeten God en mens elkaar, met elkaar verzoend.
Opeens, onverwacht, ontmoet God een mens op een heel andere manier dan in het gebed rond het offer. Van de heerlijkheid Gods die hem omstraalt ziet Sacharja niet zoveel, want opeens is er die confronterende, beangstigende ontmoeting met een boodschapper van God. Zo’n uitzonderlijk gebeuren geeft altijd weer een draai aan je leven. Steeds weer in het begin van het Lukasevangelie geeft een engel een heilzame wending aan het leven van mensen. Steeds weer brengt een engel opzienbarend nieuws, een blijde boodschap. Op zo’n moment worden mensen steeds weer heen en weer geslingerd tussen angst en vreugde, hoop en vrees.
Zo’n merkwaardige ontmoeting is steeds weer het begin van een nieuwe fase in je leven. Eindelijk komt er een einde aan een periode vol vragen en onzekerheid in het leven van Sacharja en Elisabeth. Want hoe kan dat nou? Je bent rechtvaardig, diep gelovig, en TOCH heb je geen kinderen gekregen. Via jouw geslacht zal de Messias niet komen. Ben je soms door God verworpen? Wat heb je verkeerd gedaan, dat je dit harde lot verdient? Het verdriet, de vragen van mensen die zo graag een kind willen hebben. Wie kan dat leed peilen? Omdat je zelf WEL vader of moeder bent, ben je toch een buitenstaander tegenover dit immense verdriet? Je staat er machteloos bij, als je het trieste verhaal hoort, de tranen ziet. Ook jaren later speelt dit verdriet mensen nog steeds parten. Ben je daar op verdacht of leef je daaraan voorbij?
Sacharja is met stomheid geslagen, als de Heer aan hem denkt; stomverbaasd, sprakeloos van vreugde en ongeloof, als hij hoort wat er gaat gebeuren. Een zoon; nu nog, toch nog? Ongelooflijk. Sacharja’s twijfel wordt het zwijgen opgelegd, opdat hij een andere taal leert spreken: de taal van het geloof, de taal van vertrouwen en grote blijdschap. Straks zal hij niet langer uiting geven aan onzekerheid en twijfel, maar blij een loflied aanheffen, omdat de lijn der geslachten wonderwel doorgaat als God naar mensen omziet, God het verbond met Abraham, zijn vrind, bevestigt van kind tot kind, dwars door diepe dalen heen. Nee, geen rechtstreeks stijgende lijn. Die bestaat niet. Wel een raadselachtige weg vol ups en downs. Waar God de hand had in de geschiedenis is niet zo makkelijk aan te wijzen, veeleer een raadsel. Maar dat Gods arm niet krachteloos is, DAT weten wij wel, dankzij Thora en Evangelie. God gaat soms merkwaardige wegen in het leven van mensen. Sacharja, de ziener, weet ervan mee te praten. Mijn ogen hebben Uw heil aanschouwd, weten dat God genadig is. Daarom dit kind. Niet toevallig is zijn naam: Johannes.
Dan heeft Sacharja eindelijk dienst in de tempel, en dan kan hij niet eens de zegen uitspreken. Met stomheid geslagen zien de mensen een priester alleen gebaren maken. De essentie, het Woord, ontbreekt jammerlijk. Een pijnlijke situatie. Gelukkig begrijpen de mensen wat er gebeurd is en heeft men ook nog begrip voor de situatie.
Sacharja naar huis om het grote nieuws te vertellen. Nou ja, vertellen; eerder duidelijk proberen te maken. Afasie leidt tot zoveel pijnlijke misverstanden. Negen maanden lang weten wat je wil zeggen, maar het woord er niet uit kunnen brengen. God is dan wel genadig, maar daar is nu nog pijnlijk weinig van te merken. Van Sacharja en Elisabeth wordt heel veel geduld gevergd, heel veel begrip gevraagd. Zoveel Godsvertrouwen kan een mens niet altijd opbrengen.
Net als Sara, de vrouw van die andere rechtvaardige, durft Elisabeth het nog steeds niet te geloven. Zij is al zo vaak teleurgesteld. Stel nou, dat zij ook DIT kindje verliest vóór de geboorte. Zij kan zich maar beter een paar maanden schuilhouden, want weer al die vragen van de mensen na een miskraam, dat kan Elisabeth niet meer aan. Daarom pakt zij het deze keer anders aan: heel voorzichtig, behoedzaam. Een mens kan niet verdragen nog eens een keer beschadigd te worden door onnadenkende, alleen maar nieuwsgierige medemensen. Medeleven kan je ook te veel worden, als dat medeleven vooral uit nieuwsgierigheid voortkomt of zelfs uit leedvermaak. Elisabeth beschermt zichzelf tegen dat alles; heel verstandig. Zij wacht vol verwachting op de dingen die komen gaan.
Toch nog een kind? Dan zal men God zij dank niet langer smadelijk over mij spreken, maar heeft God naar mij omgezien en mij bevrijd van een loden last. Als dat eens waar mocht worden! Heer, ontferm U.
Amen.