Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

2 augustus 2009

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Hebt u het afgelopen woensdag of daarna in deze week ook gehoord of gelezen? het kerkbezoek is opnieuw afgenomen, aldus het Centraal Bureau voor de Statistiek. In 2008 ging 19% van de volwassenen één keer per week naar de kerk; 11 jaar geleden, in 1997, was dat 23%. Opvallend vond ik de toevoeging dat de kerkgang op het platteland gedaald is, en in de grote steden licht is gestegen. Eigenlijk ben ik dan ook gelijk het meest geïnteresseerd hoe dat komt. Wat is het verhaal achter de cijfers? Is het vergrijzing of ontvolking van het platteland? Samenvoegingen van gemeenten en dus een grotere afstand tot de kerk – en dat is het lastig of niet meer zo interessant als je in een dorp verderop naar de kerk moet gaan… Wat is de achterliggende reden dat het kerkbezoek afgenomen is, juist op het platteland, daar waar tradities en eeuwenlange gewoontes een grote rol spelen? Een snelle blik in het rapport heeft mij het antwoord op mijn vraag nog niet gegeven.

In de lezingen van vanmorgen lopen we te hoop tegen wat traditie is, wat overgeleverd is als gedragsregels en hoe je daarbij uit de bocht kunt vliegen. In een door Marcus kundig opgeschreven compositie wordt ons verschillende kwesties voorgelegd die ook weer met elkaar te maken hebben. Het gaat – kort samengevat – om leven met een oprecht hart.

Het gaat over rein-zijn, over de toepassing van de overlevering, over al dan niet geoorloofd voedsel en wat zonde is en de mens onrein maakt. Dit alles heeft met leven te maken, leven voor het aangezicht van God. Jezus schuwt het niet om scherpe opmerkingen te maken. Hij is in het evangelie van vanmorgen vergelijkbaar met de oudtestamentische profeten die ook geen blad voor de mond nemen.

Wat is rein? Rein is schoon, maar slaat dat op hygiënisch schoon? Met de a.s. komst van de Mexicaanse Griep worden we daar allemaal bij bepaald. Of heeft rein te maken met schone handen? En hoe zit het als iemand ergens zijn handen niet vuil aan wil maken? En als je rein vertaald met het Engelse ‘clean’, krijg ik een associatie met een ex-drugsverslaafde, niet langer verslaafd, maar clean.

De bijbel kent het begrip koosjer, en als iets in ons spraakgebruik ‘niet koosjer’ is, zit er een luchtje aan dat verder gaat dan zand, stof, bacteriën en virusverwekkers. Bijbels koosjer is een godsdienstig begrip, waarbij je je symbolisch reinigt om voor God te kunnen treden. Dit gold in het bijzonder voor mensen die een taak hadden te verrichten in de tempeldienst, zoals de levieten en de priesters. Van daaruit ontwikkelde zich het ideaal om schoon voor God te zijn èn te blijven! Neveneffect is dan een zekere afschuw, zo niet een afweerreactie tegen de onreinheid van de ander. Dit is niet voorbehouden aan het volk Israel, dit gevoel is van alle tijden. Als het gaat om bepaalde godsdienstuitingen, kun je aan van alles denken, van ritueel slachten, tot aan het dragen van hoofdbedekking. En of je het wel of juist niet doet, het roept reactie op. Wie zichtbaar anders is, of anders handelt, kan gevoelens van afweer en afkeer oproepen. Ik zeg niet dat dit perse fout is, maar wel dat het voorkomt, en daarvan mogen we ons wel bewust zijn.

Als ons gevoel met ons op de loop gaat, als reinheid fobische trekken krijgt in smetvrees. Als we massaal te hoop lopen tegen culturele smetvrees ten opzichte van wie of wat anders is, dan gaat het niet goed met ons.

Terug naar de godsdienstige reinheid, oorspronkelijk bedoeld om schoon voor God te treden; door de Farizeeën toegepast op henzelf en daarmee de bron voor de reinheidsvoorschriften. Marcus geeft in het begin van het evangelie van vanmorgen een uitgebreide toelichting, wat ons weer een blik geeft op het jodendom en de ontwikkeling ten tijde van Jezus en de vragen van de vroege gemeenten hoe zij moesten omgaan met bepaalde voorschriften.

De Halacha, de voorschriften voor het praktische leven, wordt bepaald door de overlevering van de ouden. Als de overlevering teruggaat op Ezra of Mozes, is dat statusverhogend. Deze overlevering is even verplichtend als de Tien Woorden. Dingen die goed bedoeld waren en een redelijke verklaring hadden, gaan een eigen leven leiden.
Een alledaags voorbeeld daarvan is het verhaal van rollade. Een jong stel woont samen en is aan het koken. Zij wil een rollade gaan braden en voordat zij het geheel in de pan doet, snijdt zij er het kopje en kontje vanaf. Hij vraagt waarom ze dit doet. Zij vertelt dat ze dit van haar moeder heeft geleerd, het ‘hoort zo’, maar waarom? Dat weet ze eigenlijk ook niet. Moeder wordt geraadpleegd en zij vertelt dat zij het weer van háár moeder heeft: van de rollade moet, voor ‘ie in de pan gaat, aan weerszijden een stukje afgehaald worden. Gelukkig leeft oma ook nog en als haar kleindochter haar de vraag stelt naar het inkorten van de rollade, moet oma smakelijk lachen. De reden is even simpel als eenvoudig: toen oma pasgetrouwd was, was haar braadpan niet groot genoeg voor een rollade. Door er een stukje af te halen, paste de rollade wel. Het had destijds een reden, maar die is allang niet meer van toepassing. En eigenlijk zelfs jammer: zijn de kapjes niet de lekkerste stukjes van de rollade? Het verhaal van de rollade is tamelijk onschuldig.

Jezus noemt een ander voorbeeld: de kwestie van de korban. Je kon door het uitspreken van korban een voorwerp of een som geld verklaren tot een gewijd geschenk voor God. Dat betekent dat je een soort eed afgelegde dat je het aan de tempel zou afstaan. Deze eed kon misbruikt worden, namelijk als je als volwassen kind een hekel aan je ouders had. Normaal gesproken had je voor je ouders een onderhoudsplicht als ze niet meer in staat waren in hun eigen levensonderhoud te voorzien. Maar als je dat niet wilde, verklaarde je datgene waarop je ouders aanspraak hadden tot korban. Dan was het voor die ouders verboden om er gebruik van te maken. Zo kon men op schijnbaar godsdienstige manier het gebod ‘eer uw vader en uw moeder’ ontduiken. Het kon zelfs zo ver gaan dat ook als het voorwerp of de som geld achteraf toch niet als offer gebruikt werd, het onaantastbaar bleef en nooit voor het alledaags gebruik ingezet kon worden.

Wat doet Jezus nu in de gesprekken in het evangelie van vanmorgen? Hij staat in de lijn van profeten als Amos en Jesaja met zijn kritiek op uitsluitend cultische dienst aan God. Het gaat – ook in de geboden, leefregels – om de ontmoeting, de confrontatie met de levende God – en van daaruit slaat het terug op het totale leven van iedereen. Traditie stelt – in dit geval – Gods geboden buiten werking. Door de kwestie van de korban als voorbeeld te stellen, wordt de dienst aan God beconcurrerend ten opzichte van de liefde tot de naaste, in dit geval de ouders. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Reinheidsvoorschriften worden op deze wijze uit-sluitend en doen geen recht meer aan mensen.

Jezus is rigoureus in zijn opvatting dat wat van de mens uitgaat hem onrein maakt, en wat dan volgt is een hele opsomming van zonden. Het is voor Jezus blijkbaar oneindig belangrijker, dat goed en kwaad niet wordt beslist door de buitenkant van ons gedrag, maar door wat er in ons hart omgaat. De hele trits van hebzucht, kwaadaardigheid enzovoort liegt er niet om. De schrijver van Deuteronomium laat ook al een soortgelijke waarschuwing horen: ‘besnijd daarom uw hart’ (Dt 12:16), dat wil zeggen, de godsdienstige identiteit is een zaak van je hart.

Jezus komt met een nieuwe, nog niet gehoorde en voor zijn tijd revolutionaire eis: dat wij niet meer, voor goed nooit meer, letten op wat de mensen doen, hoe ze zich naar buiten gedragen, maar wat zij voor innerlijke houding hebben, wat er zich daar aan gevoelens, gedachten, bedoelingen en beweegredenen afspeelt, lang voordat zij ook handelen. Wie je bent, wat je werkelijk beweegt, de puurheid, de zuiverheid doet er toe en niet hoe ijverig je je voortdurend weet aan te passen aan de eisen die de samenleving aan je stelt.

Maar is het dan allemaal privé en onaantastbaar en onbespreekbaar? In de deze zomer nog lopende belijdeniscursus hebben we het daar ook over: dat de zaak van het geloof weliswaar een persoonlijke zaak is, maar niet privé.

Over tradities en regels valt veel goeds te vertellen, maar niet als onwrikbare geboden, die ons hart ongevoelig maken voor de liefde tot God en medemensen. Het hart is de plek waar onze liefde, maar ook onze andere basisemoties als angst, verdriet, haat en hebzucht groeien.

We horen Jezus zeggen: uit het hart van de mensen, komen slechte gedachten, ontucht, diefstal, moord, overspel, hebzucht, kwaadaardigheid, bedrog, losbandigheid, afgunst, laster, hoogmoed, dwaasheid. En het omgekeerde is ook waar: wie het hart open stelt voor God en medemens kan tot opmerkelijke bloei in menselijkheid komen. Misschien kan deze vakantieperiode ook aanleiding zijn een reis te maken  door ons eigen hart, onze eigen ziel om daar te verkennen wat er werkelijk in ons omgaat  en welke paden wij wel of niet verder moeten betreden. Amen