Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

5 januari 2014

5 januari 2014

Lezingen:
Jesaja 60:1-6
Matteus 2: 1-12

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

U kent vast de vele schilderijen en afbeeldingen van de magiërs uit het Oosten. Ze zouden met z’n drieën geweest zijn, volgens de traditie, maar Matteüs schrijft niet over het aantal. Eveneens volgens de traditie worden ze koningen genoemd. Afstammelingen van Sem, Cham en Jafeth, de drie zonen van Noach. Stamvaders van de mensheid. Balthasar, Melchior en Casper zouden hun namen geweest zijn. Vandaag pas komen de drie magiërs aan in de kerststal. Tot nu toe waren ze steeds onderweg, zoals ‘onze wijzen’ de afgelopen weken achter het raam in Het Lichthuis stonden, op weg naar de stal.

De drie wijzen spreken tot de verbeelding. Deze wijzen behoren tot de personen, die genoemd worden bij de geboorte van het kind Jezus. Zij zijn mensen die het Woord van God serieus genomen hebben en op juiste waarde geschat. Ze zijn daarin niet de enigen. Er is flink wat beweging rond de geboorte van dit kind.
Maria reageert op de aankondiging van Jezus’ geboorte door de engel Gabriël met de woorden:
‘De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd’ (Lucas 1:37)
Jozef handelt naar het woord van God, als er een engel naar hem komt in een droom:
‘Wees niet bang je vrouw Maria bij je te nemen, want het kind dat ze draagt is verwekt door de heilige Geest.’ (Matteus 1:20)
De herders vertrekken onmiddellijk richting Bethlehem als ze het Woord van God van de engel horen: ‘Vandaag is in de stad van David voor jullie een redder geboren. Hij is de Messias, de Heer.’ (Lucas 2:11)
Simeon en Anna zingen God de lof toe als het Woord dat God hen heeft toegesproken, vervuld wordt.
Al deze mensen nemen het Woord van God serieus en handelen ernaar.

Er is echter één groot verschil tussen Maria, Jozef, de herders, Simeon en Anna enerzijds en de drie magiërs anderzijds. De eersten behoren tot het volk Israël, tot het volk van het verbond. Dat geldt niet voor de wijzen die vandaag in het middelpunt staan. Dat zijn heidenen, niet-joden! Mensen van buiten, vreemdelingen. Ook voor de heidenen is de Messias gekomen. Vanaf het begin af aan hebben ook heidenen Hem als hun Heer beleden en zijn zij gekomen.Als we ons verbonden weten met de figuren uit de kerststal, dan moeten dat wel deze vreemde gasten uit het oosten zijn. We kunnen ons voegen in hun geschiedenis, die de onze is.

Aanbidding door de wijzen Pieter Fransz. Grebber 1600-1652/53 Haarlem)
Musée des Beaux-Arts, Caen, Normandie (Frankrijk)
Foto: Henk Kole

Vandaag heb ik een schilderij meegebracht, getiteld ‘de aanbidding door de wijzen’. Ik zag het tijdens een vakantie in Frankrijk in een museum, en ik werd erdoor geraakt. Ik zal vertellen waarom.

Het is een schilderij van Pieter Franszoon Grebber, een schilder uit het 17e eeuwse Haarlem. We zien in een wat onbestemde omgeving – het is niet zo goed te zien waar het tafereel geplaatst is – Maria en het kind, en drie mannen. Links zijn op de achtergrond nog een paar kinderen te zien die toekijken. De mannen zijn rijk gekleed, aan hun gewaden te zien. Ze hebben geen kronen op hun hoofd. De geschenken hebben ze nog in hun hand – dat geldt voor de twee links. De ene die geknield voor het kind ligt, heeft zijn geschenk al gegeven: het staat op de grond. Geheel volgens de traditie heeft één van de mannen een zwarte huidskleur.

Wat mij trof in dit schilderij is de actieve houding van het kind Jezus. Met het uiterlijk van een kind staat hij met de houding van een volwassene, en hij zegent de geknielde koning. Het contrast met andere bekende afbeeldingen viel mij op. Daarop ligt het kind in zijn wiegje, zoals een pasgeboren baby meestal doet en doet verder niets. Op dit schilderij zegent het kind de geknielde man, en ik neem aan dat ook de andere twee mannen de zegen zullen ontvangen.

De schilder heeft – in mijn beleving – in zijn schilderij tweemaal iets bijzonders verbeeld:
* De magiers zijn op weg gegaan, op grond van wat zij in de sterren hebben gezien.
* De wijzen trekken als gezegende mensen weer verder.
De magiërs, tovenaars, horoscooptrekkers komen uit Mesopotamië en Babylonie. Hun beroep is de sterrenhemel afturen. Door contacten met de joodse gemeenschap daar hebben zij wellicht iets gehoord over de profetieën.
– over Hem die alle sterren houdt in zijn hand gevangen,
– over Hem die als een ster zal opgaan in Jakob, zoals het bijbelboek Numeri spreekt.

De ster die zij zien interpreteren zij als een teken van God, de God van Israël. Het bevestigt wat ze vaag uit dat woord van God hadden gelezen. De ster brengt hen in Jeruzalem – in het machtscentrum, bij koning Herodes. Waar zou je anders moeten wezen?
Matteus zet zijn verhaal gelijk op scherp: in het machtscentrum Jeruzalem bij iemand die doet alsof hij de koning van de joden is, vragen naar de koning van de Joden!!? Lieve wijzen, hebben jullie lef? Zijn jullie zo naïef dat je niet weet hoe het politieke spel gespeeld wordt? Of zijn jullie gek geworden!?

De hele stad is in rep en roer, als duidelijk is waarvoor deze vreemdelingen komen. Niemand heeft immers van de geboorte van een koning gehoord. Men vreest, en terecht. Want als er een koning geboren zou zijn die niet van Herodes stamt, dan ziet het er niet best uit. Herodes de Grote heeft zijn halve familie al laten uitmoorden vanwege het feit dat hij van die kant een staatsgreep vreest. Als het om iemand anders gaat, de koning van de joden nota bene, is er zeker een moordpartij te verwachten.Heel Jeruzalem is doodsbang. Het is DE grote vraag die Matteus hier in ons midden legt: wie zal koning zijn, en wat voor koning zal hij zijn?

Er wordt op Herodes’ verzoek theologisch beraad gehouden. Overpriesters en schriftgeleerden moeten een advies geven in deze ingewikkelde situatie. Ze vinden het antwoord snel: in Bethlehem is de koning van de Joden geboren. Herodes weet genoeg. Hij weet nu dat het gaat om een bijzondere koning: de Messias. De bevolking van Jeruzalem weet wat dat betekent. De Messias komt. Hij zal komen om hen te bevrijden van de gehate Romeinen en van hun zetbaas Herodes. Uit Bethlehem komt een leidsman voort, eentje die mijn volk zal weiden, één die echt een herder is, die is de koning van de Joden.

Sterren wijzen een richting, maar zij brengen mens en wereld niet bij de Redder van de wereld. Uiteindelijk doet dat alleen het Woord van God, dat onder ons is komen wonen. Dat blijkt ook weer in deze geschiedenis. Daarom: wil je Jezus vinden, dan moet je geloven aan het Woord. De magiers gaan verder, nu op weg naar Bethlehem. Eenmaal in Bethlehem, knielen deze wijzen. Zij geloven niet alleen aan het Woord, zij knielen ervoor. Zij vertrouwen zich aan Hem, nu ook hun Heer, toe. Zij knielen neer voor het kind. Want dat betekent het woord ‘hulde bewijzen’ letterlijk. Dat neerknielen is niet gemakkelijk. Als wijze, volwassen, rijke mannen neerknielen bij een kind. Ja, vreemd. Maar voor hen niet! Zij zien in alles wat geschied is Gods plan en Gods werk. Dit kind is de redder in nood, dit kind is de Messias, dit kind is hun Koning, de Heer. Geknield ontvangen zij de zegen.

Ik weet of u het zich wel eens gerealiseerd heeft, dat de zegen ontvangen een lichamelijk gebeuren is.Bij de zegen aan het einde van de dienst gaan we staan. De zegen bij een huwelijk, of als je dominee wordt, ontvang je geknield. Ook bij zieken of stervenden is er fysiek contact.Deze twee aspecten van het schilderij troffen mij, dát de wijzen op weg zijn gegaan om Jezus als hun Heer te aanbidden èn dat de wijzen als gezegende mensen verder gaan.

De wijzen erkennen met hun geschenken Jezus als koning, hun koning, en geven hem nu al de gaven waarmee Hij straks tot koning gezalfd wordt.Zij geloven niet alleen aan het Woord, zij knielen niet alleen voor het Woord, ze worden ook gezegend: een gave, een geschenk van deze Koning zelf, en een opgave om hun leven verder in zijn licht te stellen.

Jezus mag het te zeggen hebben in hun leven. Tja, en dan ligt de vraag van de wijzen nu bij ons. Geldt dat ook voor ons op alle terreinen van het leven: wanneer het gaat om tijd? Om prioriteit? Om onze have en goed. Om onze aandacht voor en concentratie op de ander. Wat betekent het ontvangen van de zegen voor ons? Verbinden we daar consequenties aan? Mag deze Koning het daadwerkelijk voor het zeggen hebben in ons leven? Worden we er anders van dat Jezus in onze wereld geboren is? Hebben we dát lef? Laten we langer dan deze ene zondag in het jaar kijken naar de wijzen die ons voorgaan naar het koningskind in Bethlehem, en als gezegende mensen hun weg vervolgen.

In de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest. Amen