Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

7 april 2019

Gemeente van Jezus Christus,

Gisteren had ik een studiedag met mijn koor. ‘Fijn dat we dat weten’ denkt u nu misschien, ‘maar wat hebben wij daaraan?’ Zoals u misschien wel gelezen hebt, ben ik met mijn koor bezig met het instuderen van een Matteüs Passie. Bij mij werkt het zo dat, als ik zo intensief met een muziekstuk bezig ben, het als het ware onder mijn huid gaat zitten. De muziek en teksten komen op verschillende momenten in de dag op. Sterker nog, ze de dingen kleuren die ik lees en doe.

Dat gebeurde ook met de lezing voor deze dienst. Een Passie vertelt het verhaal van Jezus’ laatste uren op aarde; van zijn lijdensweg, zijn kruisiging en zijn dood, van de leerlingen die ieder op hun eigen manier daar mee omgaan.
Natuurlijk weten we dat het na Goede Vrijdag Pasen wordt. Dat geeft het perspectief dat het nooit hopeloos is, al voelt het misschien wel zo. Dat er een nieuw begin zal komen. Maar in een Passie wordt even de zwaarte van die laatste uren van Jezus gevoeld. Hoe heftig het eigenlijk is wat daar allemaal gebeurde.

Het zijn gebeurtenissen die hun schaduwen vooruit werpen, zoals we dat zeggen. Je voelt aan dat het die kant op gaat en dat eigenlijk niets er aan kan veranderen. Dat is ook het geval bij het verhaal dat we gehoord hebben. Zeker als je bedenkt welke verhalen er omheen staan.
Voor Jezus deze gelijkenis vertelt is de intocht in Jeruzalem. Vervolgens gaat hij naar de tempel om daar het goede nieuws te vertellen. Terwijl hij daar is stellen de hogepriesters en Schriftgeleerden hem allerlei lastige vragen. Dat doen ze in de hoop dat Jezus iets verkeerds zegt en ze een reden hebben om hem veroordeeld te krijgen. Zo vragen ze onder andere naar de bevoegdheid waarmee Jezus’ de dingen doet die hij doet.
In plaats van de leiders rechtstreeks te antwoorden vertelt hij de menigte de gelijkenis die we gehoord hebben. Die sluit af met de conclusie dat de leiders Jezus gevangen willen nemen, maar dat niet durven omdat ze bang zijn voor de reactie van het volk. Al heeft hij met de gelijkenis een groter publiek bereikt, de leiders hebben heel goed door dat Jezus’ bij het vertellen ook hen op het oog heeft. Daarom blijven ze Jezus bestoken met lastige vragen en blijven ze loeren op een kans.
Verhalen met ieder een eigen boodschap, maar die met elkaar een hele grote dreiging uitstralen. Moet je je eens proberen voor te stellen dat er zo op je gejaagd wordt. Dat je constant op je hoede moet zijn bij wat je zegt, omdat elke misstap dodelijk zal zijn.

Met die dreiging, voelbaar in elke vezel van zijn lichaam, vertelt Jezus een gelijkenis over een mens die een wijngaard aanlegt en die vervolgens verpacht. Daarna gaat hij voor lange tijd op reis. Als hij vervolgens dienaren stuurt om het deel van de opbrengst op te halen waar hij recht op heeft, gaat het mis. Drie dienaren stuurt hij en alle drie worden ze door de pachters wreed behandeld. Het gaat daarbij van kwaad tot erger. De eerste wordt afgeranseld, de tweede afgeranseld én vernederd en de derde wordt de wijngaard uitgegooid en vervolgens tot bloedens toe mishandeld.
Het lijkt wel dat zodra de eerste stap om geweld te gebruiken er geen weg terug meer mogelijk is. Er wordt steeds een stapje bovenop gedaan, misschien wel om de eerste daad te rechtvaardigen.
Het zou ons daarom niet hoeven te verwonderen dat, als de eigenaar zijn zoon stuurt, hij op weinig respect kan rekenen. De zoon wordt, net zoals de derde dienaar, de wijngaard uitgesmeten, maar hem vermoorden ze hem daar. Ze hebben elkaar ervan overtuigd dat ze op die manier de wijngaard in handen zullen krijgen.

Deze harde realiteit staat haaks op het vertwijfelde optimisme van de eigenaar. Tot drie keer toe stuurt hij een dienaar. ‘Hij hield vol’ zo staat er. Het is een bewust besluit van de eigenaar om na de eerste een tweede knecht te sturen, en na de tweede een derde. Vervolgens zegt hij tegen zichzelf: ‘ik zal mijn geliefde zoon naar hen sturen, voor hem zullen ze toch wel ontzag hebben?’.
Het is een zin die door je ziel heen snijdt. Een vertwijfelde oproep van iemand die niets onredelijks vraagt, maar alleen maar vraagt naar dat waar hij recht op heeft.

De spanning in het verhaal zit tussen de eigenaar van de wijngaard en de pachters, de wijnbouwers. De geliefde zoon komt wel voor, maar vervult geen actieve rol. De meest gebruikelijke uitleg is dat met de eigenaar van de wijngaard God bedoeld wordt. De wijnbouwers krijgen een flexibeler invulling bijvoorbeeld het volk of de leiders van het volk of mensen in het algemeen.

We kunnen parallellen zien tussen de geliefde zoon in dit verhaal die de wijngaard uitgegooid wordt en gedood wordt en Jezus die Jeruzalem uitgegooid wordt om daar buiten de stadsmuren aan een kruis te sterven.
De gelijkenis vertelt echter ook het verhaal over de relatie tussen God en de leiders van het volk, over God en de mens. Het is het verhaal dat al zo oud is als de Bijbel: God die uit liefde een verbond sluit met de mens, de mens die voor even trouw blijft aan God, maar dan God ontrouw wordt en daardoor in de problemen komt.

Het is een verhaal dat gaat over de dynamiek tussen God en de mensen aan wie hij zijn geliefde wijngaard toevertrouwd. Hoe wordt daarmee omgegaan? Mag God nog de eigenaar zijn of menen de pachters dat zij de baas zijn? Met dit soort vragen wordt het een gelijkenis die over ons gaat. Zo tijdloos dat het steeds opnieuw actueel wordt.
In zijn tijd sprak Jezus de Joodse leiders aan op de manier waarop zij leiding gaven aan het volk. De gelijkenis is toegepast op misstanden in de kerk, bijvoorbeeld ten tijde van de reformatie. Er zijn in elke tijd wel situaties waarbij mensen zich ongemakkelijk voelen als deze gelijkenis klinkt.

In plaats van alleen met de vinger naar anderen te wijzen, nodigt het verhaal ons uit om de blik naar onszelf te richten. Wij vormen zelf ook onderdeel van die dynamiek tussen God en de mens. Iedereen die vandaag hier in de kerk zit is namelijk op zijn of haar eigen manier een werker in Gods wijngaard. Aan onze handen heeft God zijn wereld en zijn kerk toevertrouwd. Een hele verantwoordelijkheid en hoe gaan we daar mee om? Leven we in het besef dat we ‘pachters’ zijn en dat we leven van dat wat we ontvangen? Of vergeten we dat voor het gemak wel eens en beschouwen we deze wereld en ons leven als ons eigendom?

En die geliefde zoon, hoe gaan wij met hem om? In de passie die ik zing zitten aantal stukken wat dit betreft hele rake vragen stellen. Zo zingt het koor als Jezus gevangen genomen is: ‘wie is het toch die hem geslagen heeft? Zijn dat alleen de dienstdoende soldaten? Of is de slag die jij aan Jezus geeft dat jij hem ondanks alles hebt verlaten?’ Vragen die op Petrus en Judas slaan, maar waarvan voelbaar is dat ze over zoveel meer gaan.
Na de dood van Jezus zingt het koor: ‘Hij heeft naar onze vriendschap hier gesnakt, ons in een laatste zucht nog aangesproken. En wij, wij hebben zijn genegenheid gebroken, zijn liefde als een bloem in bloei geknakt.’
Het zijn zinnen die ik niet kan zingen, zonder me te beseffen dat dit verhaal over God, Jezus en de mens, ook over mij gaat. Dat ik die mens ben die fouten maakt, soms een zooitje maakt van de wijngaard en van God afdwaal. Dat ik het nodig heb om steeds opnieuw te kunnen beginnen.

Nee, dat is geen gemakkelijk besef. Deze gelijkenis en zeker ook de gebeurtenissen in de laatste uren van Jezus’ leven blijven iets ongemakkelijks en grimmigs houden. Vragen als ‘Waarom moest dit gebeuren?’ en ‘kon dit niet anders?’ blijven ons bezig houden.
Volgens mij is dat goed. Het is niet de bedoeling dat we ons hier goed bij voelen. Juist omdat het gebeurtenissen zijn die ons een spiegel voorhouden. Die ons doen realiseren dat de wereld met grote regelmaat een rotzooi is en dat we op zijn minst voor een deel zelf verantwoordelijk daarvoor zijn. Dat ongemak is niet fijn om te voelen, maar het geeft ook aan dat we nog geraakt worden door wat we zien in de wereld om ons heen en in de spiegel die ons voorgehouden wordt.
Vanuit die geraaktheid kan iets nieuws gaan bloeien. Het kan ons motiveren om iets te veranderen in onze relatie met God, in onze relatie tot anderen. In al hun wrangheid en bitterheid geven de Passieverhalen juist het nieuwe begin van Pasen haar kracht.

Laten we dan dwars door de Passie heen met elkaar op weg gaan naar Pasen de komende weken.

Amen