Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

9 mei 2021

Gemeente van Jezus Christus,
In 2019 heeft de Britse Nieuw Testamentiscus Tom Wright deze biografie geschreven over de apostel Paulus. Het lijkt een dikke pil, maar op een hele leesbare manier brengt hij de mens Paulus dichterbij. Paulus de schrijver, apostel en bevlogen prediker. Niet voor niets staat een schilderij van Rembrandt van Rijn op de voorkant van het boek. Zittend aan zijn bureau, met een schrijfveer in zijn hand, kijkt Paulus ons aan alsof hij tegen ons wil vertellen wat hij allemaal heeft meegemaakt.
Zo leest de biografie van Tom Wright dan ook. Geen kale opsomming van feiten, maar een zoeken naar de mens Paulus. Wie was hij? Wat dreef hem? Welke gebeurtenissen hebben zijn leven en denken gevromd?
Ik pakte dit boek er weer bij toen ik me bezig ging houden met de tekst uit de 2e brief aan de gemeente in Korinthe die we vandaag gelezen hebben. Het zijn intense woorden die Paulus aan het begin van zijn brief schrijft. Het gaat over tegenspoed die hem niet in de koude kleren is gaan zitten. Paulus heeft vaker met weerstand te maken gehad, maar nu is het zo heftig dat hij vreest er aan onderdoor te gaan. Hij schrijft hier in het meervoud, maar eigenlijk is het een persoonlijke bekentenis. Alsof de directheid van de ik-vorm te pijnlijk en confronterend is: ‘Mijn wanhoop was zo groot. Diep van binnen was ik er zeker van dat het nu met me gedaan was. Ik kon niet meer op mezelf vertrouwen.’
Volgens Tom Wright beschrijft Paulus hier misschien wel het dieptepunt in zijn carrière. De relatie met de gemeente in Korinthe is grondig verstoord. Tijdens een spoedbezoek aan deze gemeente blijkt dat men weinig waarde meer hecht aan de woorden van Paulus. De gemeente die hij zelf gesticht heeft, wil niets meer met hem te maken hebben. De liefde die hij in deze gemeente gestoken heeft, wordt bij het vuilnis gezet. Dieper kan je Paulus niet kwetsen. Het maakt hem onzeker over zijn ambt als apostel.
Terwijl hij zich zo kwetsbaar voelt, wordt hij vervolgens bij terugkomst in Efeze waarschijnlijk gevangengenomen. Hij belandt in de gevangenis, misschien zelfs wel met een aanklacht waar de doodstraf op staat. Er zijn in Efeze te veel mensen die zich door Paulus en zijn nieuwe boodschap bedreigd voelen.
Meestal is Paulus vol hoop, vechtlust en goede moed. Aan de toon van de woorden in 2 Korinthiërs 1 blijkt dat déze weerstand hem te veel dreigde te worden. Dreigde zeg ik bewust, want het zijn de woorden van iemand die terugblikt op deze donkere periode in zijn leven. Paulus beschrijft hoe hij juist in die periode alleen nog maar kon vertrouwen op God. Toen bij hem het vuur gedoofd leek te zijn, ervoer Paulus als nooit te voren de kracht van God die de doden opwekt.
Naast een nieuw, nog dieper verankerd vertrouwen in God, lijkt Paulus nog iets anders gevonden te hebben in deze moeilijke periode van zijn leven. Van alle dingen waar hij over had kunnen schrijven, zegt hij: ‘En ook U bent ons tot steun door voor ons te bidden’. Je zou zelfs kunnen vertalen dat de lezers van deze brief meegewerkt hebben aan Paulus’ redding door voor hem te bidden.
Kennelijk is het voor Paulus juist belangrijk dit punt te benoemen. Gescheiden door vele honderden kilometers, langzame communicatie en door ideologische verschillen, is het gebed in staat geweest die afstand te overbruggen. De wetenschap dat er mensen waren die voor hem in gebed gingen op het moment dat hij gevangen zat heeft hem gesteund. Hij was niet alleen en werd niet vergeten. Er waren anderen die bij God voor hem pleitten.
Nu hij terugblikt wil Paulus de kracht van dit gebed benoemen. Hij roept de lezers op om samen met hem een dankgebed te bidden tot de God die redt en doden weer doet leven. ‘Bidden voor’ en ‘danken om’ zijn voor Paulus onmisbare onderdelen van het gebed van zijn gemeenteleden.
Het is inderdaad alsof we Paulus even recht in de ziel kijken wanneer hij zegt: ‘jouw gebed voor mij heeft mij gedragen’.
Dat zegt hij dus over iets dat zo onzichtbaar en zo ongrijpbaar is als het gebed. Een onderdeel van het gelovige leven dat vele kerkgangers ingewikkeld vinden. Het effect van ons gebed is niet onmiddellijk meetbaar. Regelmatig is de ervaring juist dat verhoring niet komt of niet zoals wij gedacht hadden.
Daarnaast ervaren vele gelovigen een soort aarzeling om te bidden. Tijdens een kerkdienst bidden we een paar keer, maar waar en wanneer nemen we de tijd om te leren bidden? Om te ontdekken welke woorden ons passen en hoe gebed in ons dagelijkse leven past?
De rabbijn Abraham Joschua Heschel heeft in zijn boek over gebed gezegd: ‘Van alles wat we doen is bidden het minst nuttig, het minst werelds, het minst praktisch. Daarom reinigt het gebed onze ziel.”
Hiermee zegt Heschel dus niets over hoe je moet bidden, maar wel over wat het effect is. Hij stelt dat onze ziel het nodig heeft om te bidden. Bidden is ruimte maken voor God, zodat hij betrokken kan raken in ons leven en bij het leven van hen die ons dierbaar zijn. Niet krampachtig zelf de touwtjes van ons leven in handen houden, maar God de ruimte geven heilzaam aanwezig te zijn.
Zo herken ik het in mijn werk. Als predikant bid ik regelmatig met mensen, bijvoorbeeld tijdens een bezoek. Dat is altijd bijzonder om te doen. Het is een intiem moment waarin we alle zorgen en andere zaken die besproken zijn in een soort heilige ruimte neerleggen bij God die in staat is voorbij dit moment en deze plaats te kijken. De problemen lossen zich niet onmiddellijk op, maar in die heilige ruimte ontstaat voor mijn gevoel vaak wel ademruimte. Even kunnen opademen door Gods liefdevolle en heilzame nabijheid.
Op deze manier is bidden een bepaalde vertrouwdheid met God. Als we zien hoe Jezus bidt tot zijn Vader dan is dat vaak op een hele persoonlijke en intieme manier. Denk aan zijn gebedsmoment in de tuin van Getsemané als hij bang is voor alles wat gaat komen. Of het gebed voor zijn leerlingen in Johannes 17 waarin hij vraagt om Gods zegen en liefde als hij straks vertrokken is.
Daarin doet Jezus voor wat hij zijn volgelingen leert in zijn laatste toespraak, waarvan we een stukje gelezen hebben. Jezus nodigt zijn leerlingen uit om op een vertrouwelijke manier met God te spreken. Zelfs het naderende afscheid hoeft de afstand niet te vergroten. Ze mogen en kunnen op dezelfde directe manier met hem en met God de Vader blijven praten: ‘want God de Vader zelf houdt van u’.
Dit gebed heeft geen grote, dure woorden of zeeën van tijd nodig. Het vraagt om een ziel die zegt: ‘God, ik wil ruimte maken voor uw aanwezigheid in mijn leven. Ik wil U betrekken bij wat mij bezighoudt en bij de mensen met wie ik mij verbonden voel’.
Hoe die ruimte er uitziet is voor iedereen anders, omdat onze persoonlijkheden en onze levens zo verschillen. We hoeven niet allemaal op dezelfde manier te bidden. Misschien bidden we wel vaker dan we zelf denken dat we doen.
Weet u wat het mooie is? Bidden kan je tot op hoge leeftijd blijven doen. In deze Coronatijd is bidden iets wat wel kan en niet aan regels gebonden is.
Soms hoor ik van oudere gemeenteleden dat ze het moeilijk vinden dat ze niet zoveel meer kunnen betekenen voor de gemeenschap. Ik denk juist dat het gebed van állen, jong en oud, die zich betrokken voelen bij onze gemeente onmisbaar is. Biddend steunen wij elkaar. Door te bidden maken wij ruimte voor God om in onze gemeenschap heilzaam aanwezig te zijn.
Daarom nodig ik u én mezelf uit om persoonlijk en als gemeenschap biddend en dankend in het leven te staan. Juist omdat het niet nuttig en niet praktisch is, maar daarmee een grote bron van kracht en steun is voor velen binnen en buiten onze gemeenschap.
Amen