Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

13 december 2009

lezingen:
Sefanja 3:14-20
Lucas 1:39-56

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Het huis van Elisabeth is vandaag het toneel waar de ontmoeting tussen twee vrouwen zich afspeelt: Maria en Elisabeth. De ontmoeting van twee vrouwen die beiden een bijzonder kind verwachten. En laat ik het gelijk aan het begin maar eerlijk en uit eigen ervaring zeggen: vrijwel iedere vrouw die nieuw leven draagt, vindt haar kind op voorhand een bijzonder kind.

Maria en Elisabeth verwachten beiden een kind: de één piepjong en de ander een vrouw al op leeftijd. De één gaat op reis naar haar verwante, deelt in haar ervaring. De ander stelt haar huis open, na een periode van verborgenheid.

Deze ontmoeting is méér dan een willekeurig gesprek dat zwangere vrouwen zo kunnen hebben, over hoe ze zich voelen, wat ze voelen, enzovoort, enzovoort, enzovoort. Hoe boeiend en wellicht grenzeloos ook, daar gaat het vandaag niet om! Bij Maria en Elisabeth is meer aan de hand, en dat zullen we als hoorder weten ook. Het springt van het papier af. In het evangelie van vandaag hebben we maar liefst twee liederen gehoord. Het kind in de schoot van Elisabeth is al opgesprongen voor er ook maar één woord gewisseld is.

Maria is afgereisd naar Elisabeth, de vrouw van Zacharias. Zij is ongeveer zes maanden zwanger. Zacharias is met stomheid geslagen na de ontmoeting met Gabriel. Elisabeth hebben we nog niet gehoord. Jozef horen we helemaal niet. Een bijzonder evangelie!

De eerste woorden van Elisabeth, vormen een loflied: ‘De meest gezegende ben je van alle vrouwen en gezegend is de vrucht van je schoot!’ (Lc.1,42) Maria antwoordt met het bekende Magnificat, een lied van één en al heilig vuur, geestdrift en leven, voluit leven. Met hart en ziel, levenskracht en liefdeskracht zingt zij. Wie mij vraagt wat Maria’s passie en inspiratie is, zal ik wel durven antwoorden
– met respect en in bescheidenheid –  dat we dat God mogen noemen. Deze gepassioneerdheid deelt ze met Hanna, de moeder van Samuel, die háár lied zingt vanuit het diepst van haar bestaan. (I Sam 2,1-8)

Het is in één woord bijzonder wat Maria allemaal zingt: ‘hij heeft oog gehad voor mij, zijn minste dienares’ (Lc.1,48) Hoe zou dat geklonken hebben in de wereld van Lucas? Het is de wereld van de koning Herodes en keizer Augustus. In het hiërarchisch plaatje van ambtenaren, koningen en keizers hoort Maria thuis in de grote massa van onmondige mensen, niet gehoord, niet in tel, behalve als er geteld, ingeschreven en belasting betaald moet worden

Wie zou niet wensen dat hij of zij zich kan ontworstelen aan deze massa? Wie wil er niet hogerop komen? Is het niet voor jezelf, dan op z’n minst voor je kinderen? Het is een snoeiharde constatering dat je met hard werken het lang niet altijd zult redden. Kansarm is precies wat het woord zegt: geen kans, geen uitzicht, geen toekomst.

Uitgerekend bij dit kansarme meisje komt Gabriel, in háár situatie, zo gewoon als maar wezen kan.
Zij zal drager van Gods aanwezigheid, van goddelijk leven zijn. Dat is het bijzondere, dat onze God afdaalt in onze situatie, tot op de bodem van ons bestaan, totaal. Zo wordt God mens. Maria heeft het zo verstaan en zij zingt ervan! Gods wereld raakt in Maria onze gewone mensenwereld. Maria had niets om zich op te laten voorstaan, een mensje met lege handen. En toch, in haar raakt de hemel de aarde.

Maria zingt verder: ‘heersers stoot hij van hun troon en wie gering is geeft hij aanzien. Wie honger heeft overlaadt hij met gaven, maar rijken stuurt hij weg met lege handen.’ (Lc.1,51-52)
Het is niet gering wat zij hier zingt. Het is een lied dat laat horen wat er met je gebeurt als Gods geest jou overschaduwt. Het is een lied dat aangeeft wat er gebeurt als dat goddelijk leven in jou komt wonen en zich meester van je maakt. Het is het lied van de wereld andersom. Het kind in Maria’s buik is Gods tegenzet in de geschiedenis van macht, geweld en gewin, van de Herodessen en Augustussen. Het is het kind dat in een beestenstal ter wereld komt. Het is de man die later zijn hand in het vuur zal steken voor zieken, uitgetelden en kansarmen. Die allerlei mensen, uitschot, met wie het mis gaat in hun leven, om zich heen verzamelt en met hen eet. Al die mensen krijgen te horen dat ook zij dragers zijn van de geest van God die in hen wil wonen. Alleen daarom, voor al deze mensen zingt Maria haar lied.

Het lied van Maria inspireert. Met haar lied inspireert Maria in ieder geval mij tot een levenshouding waarin je je bewust bent beeld van God te zijn in hart, hoofd en handen. Zoals we ook telkens in de maaltijd van de Heer vieren dat we Christus en zijn geestkracht ontvangen, zo ook weer vandaag.
Maria’s lied doet een appèl op ons om deze waardigheid, dit bewustzijn van beeld van God te zijn, te delen. Zoals we ontvangen in de maaltijd van de Heer om er weer van uit te delen. Een appèl om werkelijk naast de kansarmen te staan, om te delen in hun misère, omdat deze onze God een barmhartige God is die naar zijn dienstknechten en dienstmaagden omziet.

Misschien kun je het niet eens meer meezingen, misschien geloof je er niets van en twijfel je aan alles. Zit je een eenzame situatie waar geen begrip is voor jouw weg. Weet dan dat Maria voor jou zingt. Zij zingt dat God daar niet akkoord gaat met jouw wanhoop. Zij zingt haar lied juist voor de kansarmen. Om moed en nieuwe kracht bij de soms zo zware weg die er is te gaan. In de hoop dat vertwijfeling en wanhoop eens zullen doven en er vrede mag zijn in je hart.

Zo profeteert, of zo u wilt, zo zingt de kleine profeet Sefanja ook, tegen de klippen op, maar om, met dat visioen voor ogen, het heden uit te houden.

We waren in het huis van Elisabeth. Elisabeth ziet dit allemaal in Maria, en het kind dat Elisabeth verwacht, springt ervan op. Tegelijk ook een herkenning tussen Johannes en Jezus voor de geboorte. Groot is haar geloof als toewending van een mens tot God, als antwoord op Gods eerdere toewending tot deze mens.

Moge het lied van Maria en de intense ontmoeting tussen Maria en Elisabeth een blijvende aansporing zijn om naar elkaar te blijven omzien als beelddrager van God.

Amen