Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

12 april 2009, Pasen

Bidden wij ons Kyriëgebed:

Ontferm U over mensen die net als Maria bij een graf staan te huilen, thuis moeten huilen, onverwacht in huilen uitbarsten, mensen met eindeloos veel verdriet. Dat verdriet zoveel met je doet, je zo uit balans brengt, dat had je nooit gedacht. Maar nu je zelf slachtoffer bent, gaat er een andere wereld voor je open. Je voelt je de gevangene van het noodlot, zo hulpeloos.
Geef deze mensen de troost die zij zo nodig hebben, de warme betrokkenheid van mensen om je heen die je zo goed doet. Heer, ontferm U.
Ontferm U over mensen voor wie de herinneringen niet vervaagd zijn, maar springlevend, ook na zoveel jaar. Mensen die die ene maar niet kunnen vergeten, die niemand om hen heen zich blijkbaar meer weet te herinneren….
Je voelt je zo alleen, zo onbegrepen.
Doorbreek het isolement van deze mensen, net als bij Maria.
Ontferm U over mensen die niet uit de voeten kunnen met de Paasvreugde. Voor wie dat feest allemaal zo irreëel is, een andere werkelijkheid, een ver van hun bed show. Laat ook hen iets verstaan van dat geheim dat leven heet; leven als Godsgeschenk.
Voor al deze mensen bidden wij: KYRIË ELEISON

Bidden wij het gebed van deze bijzondere zondag:

God boven alle machten,
die door de dood van Uw Zoon zonde en dood vernietigd heeft
en door zijn opstanding onschuld en eeuwig leven aan het licht hebt gebracht,
schenk ons dat wij in deze blijde boodschap mogen geloven, in leven en in sterven.
Maak dat wij vol vreugde leven in het licht van Uw genade,
te allen tijde standvastig staan in dit geloof.
Vernieuw ons door de Geest van Uw Zoon,
zodat wij in goede en kwade dagen U loven en danken voor Uw nabijheid,
ons omgeven weten door Uw troost en liefde.
Dat bidden wij U omwille van de Levende,
Jezus Christus, onze Heer.
Amen.

Wie enkele uren op ‘Carspelhof’ doorbrengt, valt direct op hoeveel mensen op een dag naar een begraafplaats komen. Om even stil te staan bij die ene plek, om het graf te verzorgen, om de plantjes water te geven. En dan verzorg je soms ook even het graf van een kennis die daartoe niet meer in staat is.
Wat je daar zoekt weet je soms zelf niet, maar die ene plek trekt je aan als een magneet, telkens weer, soms jarenlang.
Je wordt geleefd door die ene, die er niet meer is, net als Maria, die ook op weg is naar een graf. Daardoor ben je helemaal uit je doen, totaal gefixeerd op wat er gebeurd is, naar ze zeggen verleden tijd is, maar voor jou nooit verleden tijd zal worden. Je staart naar wat je leven zo ingrijpend heeft veranderd. Wie was je vroeger? En wie ben je nu? Wie ben je geworden door die ene gebeurtenis die je zozeer heeft aangegrepen?
Vaak ben je net als Maria in gedachten verzonken, totaal afwezig. Met je gedachten zit je zomaar ergens anders, vaak zonder enige aanleiding. Je bent helemaal in jezelf opgesloten, helemaal alleen; en je vindt dat nog goed ook. Als ze je maar met rust laten. Je hebt meer dan genoeg aan jezelf. Je bent nog nooit zo vaak op het kerkhof geweest. Wat er om je heen gebeurt gaat vaak zomaar aan je voorbij. Verdoofd merk je dat alles anders is geworden, zo vreemd, zo op afstand. Vele dingen, die vroeger belangrijk waren, raken je nu niet meer. Je leeft niet, maar WORDT geleefd, geleefd door verdriet, geleefd door een diep gemis.
Je teert op herinneringen.
Maar wat ZOEK je op dat kerkhof? Wat zoekt Maria op de vroege morgen bij dat graf? Kom je er alleen om net als Maria de nodige plichtplegingen te doen of is het meer? Ten diepste ben je op zoek naar wat je maar niet kunt vinden: troost. Op zoek naar rust, die je nergens kan vinden, want je bent zo vaak zo onrustig, zo helemaal uit je doen. Je zou zo graag, al was het maar even, dat het weer net zo was zoals vroeger. Kon je het verleden maar vasthouden; dat zou je troosten. Je kunt niet anders dan terugverlangen naar vroeger, toen het leven nog goed was. Ook Maria gaat naar het kerkhof in een poging krampachtig vast te houden wat geweest is. ‘Voorbij, voorbij, o en voorgoed voorbij’ (Bloem). Ze moesten eens weten hoeveel pijn dat doet. Maar wie begrijpt je?
Jezus laat dat vasthouden niet toe, opdat wij niet verstenen, opdat wij door kunnen gaan, opdat het leven in ons blijft stromen, wij niet verstarren. Op een gegeven moment zullen wij misschien zelfs kunnen begrijpen waarom krampachtig vast willen houden niet goed voor ons is.
Wie begrijpt je, juist nu je zoveel begrip nodig hebt? Wie begrijpt Maria? Zelfs de discipelen, die toch beter zouden moeten weten, begrijpen Maria niet. Verdoofd door wat er allemaal gebeurd is loopt Maria rond. Haast automatisch doe je de dingen die gedaan moeten worden. En als het dan weer net zo wordt als vroeger, herkent Maria dat alles niet eens. Jezus is weer terug in hun midden, maar het is toch anders, zowel voor Maria als voor de discipelen. De Levende wordt niet herkend, omdat de dood een mens te zeer bezighoudt. Men heeft alleen oog voor de dood. Is de dood dan sterker dan het leven? Of is die ontkenning van de enige zekerheid in ons leven, dat wij dood gaan, ons zo wezensvreemd, dat wij er niet aan willen, het niet durven geloven dat er leven mogelijk is na de dood? Probeert de Levende het onmogelijke, te doorbreken wat maar moeizaam kan worden doorbroken?
Maria stuit op onbegrip; maar wat erger is, de Opgestane stuit op onbegrip.
De Opgestane,’t is een vreemd’ling zeker, die verdwaald is zeker. Maar voor HEM doen we de deur niet open. Daarvoor zijn we te zeer in onszelf opgesloten, met onszelf bezig. We staan helemaal niet open voor de Opgestane. En we vragen Hem ook niet naar zijn naam. We kunnen slechts een wat algemeen gangbare naam stamelen: rabboeni, mijn meester. Maar wie deze Jezus ECHT voor ons wil zijn, weten we dat wel?
Jezus blijft de grote onbekende, zeker NA Pasen. De Opgestane blijft een vreemde eend in de bijt, een vreemdeling in Jeruzalem. Wie wordt er nou levend? Dat is toch niet te geloven?
Nee, men staat echt niet meteen te juichen. Er wordt veeleer afhoudend, sceptisch gereageerd. Tweeduizend jaar later zijn wij geen stap verder gekomen.
Juist omdat wij de Levende onverbiddelijk naar de kategorie fantasieverhalen verwijzen, proberen Jesaja en Johannes ons van het grootse van dit gebeuren te doordringen. Juist omdat de dood ons zo levend voor ogen staat, maar de Levende zo weinig, stelt Jesaja zo indringend dat God de dood voor eeuwig zal vernietigen en dat HIJ onze tranen zal afwissen. Troost, precies dat wat wij zoeken. Weg al die tranen; onvoorstelbaar. Troost, alleen dankzij God. Valt er dan nergens anders troost te halen? DAT waag ik nou te betwijfelen. Waar we het ook zoeken, we komen uiteindelijk uit bij God, willen we wezenlijk getroost worden. God op wie wij onze hoop stellen, maar ook de God op wie we schelden, die ons soms tot wanhoop brengt. God is uiteindelijk degene met wie wij verder gaan, dwars door onze tranen heen, want dwars door de dood heen.
Opnieuw draait het rond God om grote blijdschap. DIT is de Heer op wie wij hoopten. Soms onherkenbaar, raadselachtig zoals op de Paasmorgen. O God, wat begrijpen wij eigenlijk van U?
Uiteindelijk is HIJ, soms na lang zoeken, onze vreugde. Blijdschap in plaats van verdriet. Troost in plaats van wanhoop. HIJ verlost ons van al die negatieve gevoelens, die ons leven zozeer verzieken. Met HEM komen we wezenlijk verder. Daarom rabboeni, mijn Heer en meester, door dik en dun. Maar dan ook achter Hem aan, via de dood naar het leven. Onbegrijpelijk, onwezenlijk, maar waar.
Maria fleurt opeens helemaal op. Maria vat nieuwe moed. Zij juicht met de profeet mee: God is onze redding. Laten wij ons verblijden over de verlossing die Hij geeft. Dwars tegen onze negatieve ervaringen in VREUGDE.
Pas als Maria zich gewonnen kan geven aan de Opgestane, gaat het in haar zingen, verandert haar leven radikaal; eerder niet. Pas als voor Maria niet alles langer vastligt maar er in haar leven ruimte komt voor de Levende, komt er weer leven in haar doodse bestaan. Opeens kan zij tot actie overgaan, aangedrevendoor de Geest en gedragen door de vreugde van Pasen. Dan juicht het ook in haar
Lof zij U, Christus, in eeuwigheid. Amen.

Wij wisselen onze gebeden af met het zingen van
de respons: DB, 644 nr. 75
Wij danken U dat U ons niet in de steek laat wanneer de dood ons hevig parten speelt, zoveel pijn doet, maar dat U met ons mee de diepte in gaat, ons niet loslaat, al voelen we ons wel hevig alleen.
Wij danken U dat U ons begrijpt, van binnen uit, op grond van eigen ervaring, angst en reddeloosheid. U weet hoe hevig wij daardoor heen en weer geslingerd worden, gepijnigd worden.
Omgeef ons met Uw goedheid, geef ons de troost die wij zo nodig hebben. Laat dankbaarheid voor het leven van die ene de boventoon voeren. Laten goede herinneringen ons bij blijven.
Laat uw wereld een tuin van vrede worden door zorgvuldig om te gaan met wie en wat U aan onze zorg hebt toevertrouwd.
Dat wij kwetsbare medemensen diep verstaan, niet kwellen door onbegrip of dooddoeners. Dat wij met net zoveel respect met anderen omgaan als U ons hebt voorgeleefd.
Dat wij de kwetsbare natuur niet vernielen door kortzichtigheid en hebzucht, maar geduld hebben met zoveel moois, daar intens van weten te genieten.
Leid mensen die leven in een land vol onrecht weg uit een doods bestaan. Dat een onmenselijk hard leven plaats mag maken voor vrijheid, de ruimte om jezelf te kunnen ontplooien. Dat een somber leven mag overgaan in de vreugde van Pasen. Wees daartoe met medemensen in Cuba, Zimbabwe, Moldavië, Myanmar.
Wees met wie in Italië verdwaasd rondlopen tussen de puinhopen van wat eens hun leven was. Hoe lang zal het duren voordat daar weer geleefd kan worden, voordat de angst enigszins wijkt, wonden langzamerhand draaglijk worden? Omgeef deze mensen met Uw goedheid.
Wees met kinderen die te vroeg in hun leven in aanraking zijn gekomen met de dood en daardoor o zo kwetsbaar zijn. Dat zij niet beschadigd zijn voor heel hun leven. Dat zij toekomen aan wat wonden heelt.
Wees met vrouwen die niet serieus worden genomen, naar wie niet wordt geluisterd, omdat mannen het altijd beter denken te weten. Dat mensen elkaar dankbaar aanvaarden, oog voor elkaar hebben, een ander niet afschrijven. Dat mensen niet ondoordacht te werk gaan.
Voor heel Uw wereld bidden wij U: HOUD ONS IN LEVEN…
Luister naar wat wij U vol verwachting in stilte influisteren
Wij danken U dat U ons hebt leren bidden: OV.