Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

13 maart 2011

Lezing uit de Thora: Exodus 24:12-18

Evangelielezing: Mattheüs 17:1-9

Zou de tegenstander van Jezus, die prototypisch verdeelt en heerst en met verleidelijke voorstellen mensen weet over te halen, het dan toch gaan winnen? Macht en brood en spelen zijn voor veel mensen wel heel aanlokkelijk. Macht bezitten maakt een ander mens van je. Je wordt dan nogal eens een on-mens. Dat mensen die in niets op Jezus lijken en geen kritiek kunnen velen het nogal eens winnen blijkt uit het trieste feit dat Johannes de Doper ook ten onder is gegaan. Ook toen won geweld het weer, voor de zoveelste keer… Waarom zou Jezus dan niet net zoiets kunnen overkomen? Je weet het maar nooit met die Romeinen in een bezet land. Je weet maar nooit; zeker niet na die raadselachtige, dreigende woorden over lijden en gedood worden. Dat dat vreselijke Jezus zal overkomen, de discipelen kunnen het zich niet voorstellen. Maar je weet maar nooit…

De onzekerheid onder de discipelen neemt alsmaar toe, niet in de laatste plaats door die raadselachtige figuur van Jezus. Want wie is Hij nu eigenlijk? Men denkt zo verschillend over Hem. Is Hij een profeet of staat Hij NOG dichter bij God? Zo dichtbij God, dat Hij misschien wel de lang verwachte Messias is. Wie zal het zeggen?

Om aan die knagende onzekerheid een eind te maken om te voorkomen dat de discipelen wanhopig op weg naar Jeruzalem gaan, licht Jezus een tipje van de sluier op. Hij onthult, vooruitgrijpend op het heil van Pasen, wie Hij is. Op een berg mogen drie discipelen zien hoe dicht Hij bij God staat. Maar of met dat raadselachtige gebeuren op de berg Tabor een eind gekomen is aan hun onzekerheid, betwijfel ik. Daarvoor is dit gebeuren te groots, te overweldigend. Daarvoor wijkt de verheerlijking op de berg te zeer af van wat wij kunnen plaatsen. Hoe moet je dit merkwaardige gebeuren duiden, een plekje geven? KAN je dit overweldigende gebeuren wel onder woorden brengen?

In raadselachtigheid doet deze gebeurtenis niet veel onder voor wat Mozes op de berg Sinai beleefde. Ook daar is er meer bedekt dan dat ons wordt onthuld. Maar Mozes kwam tenminste wel met iets CONCREETS in zijn handen naar beneden: van de tien woorden kan je brood bakken. Je kunt ze in je manier van leven integreren. Maar wat kan je met een kruis beginnen?

Deze tweede Mozes, Jezus, maakt het er ons niet eenvoudiger op.

Met dat het over verheerlijking gaat, gaat het ook over lijden: de levensweg gaat immers via lijden naar heerlijkheid. Lijden, dat ontwijken wij het liefst. Lijden en pijn verminderen wij maar liever. Voor pijnbestrijding hebben wij daarom heel veel geld over. Rond Jezus gaat het alleen over lijden en pijn. Daarmee gaat het bij Jezus uitgerekend over waarmee mensen het meest worstelen: het raadsel van het lijden; het raadsel van de dood. Jezus deinst er niet voor terug netelige problemen aan te roeren, ook als Hij zich daarmee niet bepaald populair maakt. Dat moet je deze merkwaardige snuiter, deze onbegrepen eenling toegeven: Hij durft. De moed van het geloof geeft kracht, geeft lef. Waar uit de moed van het geloof geleefd wordt, gaat het altijd over zinnige vragen en unieke oplossingen.

Is al dat lijden, dat ons zo diep raakt, zinloos? Hoe vaak en hoe lang je er ook over nadenkt, je komt er niet mee klaar. Al die beelden van lijden en verwoesting die dagelijks aan je ogen voorbij trekken, blijven allemaal onverklaarbaar. Lijden is pijnlijk en vooral onacceptabel. Waarom is er toch al dat lijden? Heeft het enige zin? Hoe kan een God, die liefde pretendeert te zijn, dat allemaal toelaten? En dan wordt het stil. Want wie kan die pijnlijke vragen beantwoorden? Rond een sterfbed wordt het stil. Bij afschuwelijke t.v.-beelden zijn wij met stomheid geslagen. Verbijsterd zien wij de aarde schuiven, ons wereldbeeld met onze hang naar veiligheid en geborgenheid aan gruzelementen gaan. Dat een mens zo breekbaar is, zo nietig, als het erop aan komt zo machteloos. Afschuwelijk.

Dat Jezus deelneemt aan ons lijden, dat Hij onze pijn uit eigen ervaring kent, is voor de ene een troost, maar een ander kan er niets mee beginnen. Nietzsche bijvoorbeeld heeft er niets mee. Daarom gaat Hij zo tekeer tegen de gekruisigde. Dat we er niet alleen voor staan, maar dat Jezus met ons meegaat, de diepte in, betekende voor Bonhoeffer daarentegen heel veel. Waar staan WIJ in dat brede scala? Links, rechts of op de streep in het midden? Wat doet het ons, dat ons lijden Jezus niet onbekend is? Wat doet het ons, dat alleen Zijn lijdensweg niet zinloos is, juist omdat de lijdensweg van de Heer, bij uitzondering, GEEN leven tot de dood is? Raakt die verbondenheid met ons, die solidariteit ons? Raakt het ons dat God met ons is? Of is het veeleer: gooi maar in m’n pet, geef mijn portie maar aan Fikkie?

Jezus probeert ook hier de discipelen te raken. Opnieuw bemoedigt God ons door middel van licht. Duistere machten hebben niet het laatste woord, zo wordt ons hier beloofd. In hoeverre dat een troost is, moeten wij uitmaken. In de eenzaamheid van de woestenij van het leven staat Gods Zoon naast ons. Wij staan er dus niet alleen voor. Hij draagt ons, door het lijden, door de moeilijkheden, door de dood heen. Dat gaat ons voorstellingsvermogen te boven. Dat er een oplossing is voor zaken waarmee wij ten diepste worstelen in het leven (en maar al te vaak op stuk lopen), gaat ons boven de pet. Daar raak je niet over uitgedacht.

Temidden van alle onzekerheid in de woestenij van het leven is er Een die wet en profeten in zijn zak steekt, ten teken dat het in het leven niet zonder wet en profeten zal gaan. Waar moet het goede anders vandaan komen? Op grond van welk ander uitgangspunt zouden wij op het idee zijn gekomen lijden en pijn te lijf te gaan? Wet en profeten zijn net zo onmisbaar in ons rugzakje als het licht van de schepping en de herschepping, dat naast de ene Heer deze drie discipelen hier zo bemoedigend omstraalt. Want hoe vind je een weg door het leven zonder het licht van God, zonder Zijn Thora, Zijn geboden? Het licht van Pasen maakt toch het verschil van hoe je tegen het leven aankijkt? Neem je de tijd of moet alles haastig hier en nu gebeuren? Sta je open voor het licht, gaat het om ontvankelijkheid en dankbaarheid of draait het om hier en nu van alles en nog wat hebben, beleven?

Zonder Thora zouden wij lijden en pijn fatalistisch ondergaan. Op grond van wet en profeten komen wij er tegen in opstand. Telkens als Jezus iemand geneest komt Hij tegen het noodlot in opstand, verweert Hij zich tegen pijn, lijden en dood. Het is nog geen definitieve afrekening; maar toch! Een veelbelovend begin, waarmee de Levende, net als op deze berg, vertrouwen kweekt.

Dat vertrouwen willen wij vasthouden. Vertrouwen is echter altijd weer breekbaar. Maar wie blijft vertrouwen ziet, net als de discipelen, Jezus alleen. Die ziet raadselachtige gebeurtenissen die pijnlijke vragen oproepen, maar vooral: Jezus alleen, als enige Redder uit de nood. Is er wel een ander, een beter antwoord dan deze Ene, die licht brengt in ons bestaan? Amen.