23 oktober 2011
Lezing uit de Thora: Deuteronomium 6:4-7.
Epistellezing: Kolossenzen 3:12-17.
Evangelielezing: Mattheüs 22:34-40.
Het eerste gebod, God lief te hebben, heeft amper geklonken of het belang van het tweede gebod, er zijn voor medemensen, wordt al onderstreept. Zo wordt duidelijk dat het God niet om zichzelf gaat, maar dat het Hem steeds weer vooral om het welzijn van mensen te doen is. WIJ staan in het middelpunt van Gods belangstelling. Als het ONS maar goed gaat. Als mensen die aandacht nodig hebben maar tot hun recht komen.
Door de mens in het middelpunt van de belangstelling te plaatsen cijfert God zichzelf steeds weer weg. Steeds weer zet Hij zich in voor mensen, geneest Hij ons met behulp van Zijn geboden van eenzijdige, onzalige, heilloze reacties. God cijfert zichzelf weg, tot op het kruis. Hij deelt continu liefde uit. God – de macht van de liefde.
Daar tegenover staan mensen die niet zo zeker zijn van hun macht, mensen die het niet zozeer om liefde gaat als wel om macht. Medemensen, onmensen die zo nodig een minderwaardigheidscomplex moeten compenseren, krampachtig proberen anderen alleen maar hun macht OP TE LEGGEN. Een breed scala van mensen, dat varieert van de buurt verziekende Marokkaanse jongeren via een krampachtig zijn wil opleggende chef tot dictators als Assad. Wie geen gezag hebben, maar macht zoeken, hebben geen oog voor het welzijn van mensen, zijn alleen maar met zichzelf bezig, nooit met anderen, nooit ten dienste van anderen.
Daartegenover staat God, die alleen maar ter wille van ONS bezig is. Jezus, die zich alleen maar geeft, voortdurend klaarstaat om medemensen van dienst te zijn, te genezen.
God is uniek, omdat Hij NIET uit is op macht, niet op zichzelf gericht leeft, maar leeft voor anderen. Vandaar deze uitgebreide oproep om deze unieke God te dienen, met heel ons wezen. Want een hart dat op God gericht is, een mens die zich aan Gods voorbeeld spiegelt en optrekt, vervalt niet langer in egoïstisch gedrag. Een hart dat naar God uitgaat, een mens naar Gods hart, is op de ander gericht, heeft anderen lief, zet zich voor hen in, heeft hart voor de zaak. Een door God gevormd mens, een mens met een aan God geconformeerde ziel, is een weinig conformistisch en juist daardoor bezielend medemens; een creatief medemens, die mensen weet te raken, mensen weet te boeien. Een bezielend medemens verstaat de levenskunst om op de juiste toonhoogte te kunnen communiceren, van hart tot hart met je te kunnen spreken, heel indringend, heel weldadig. Daarom heeft men die indrukwekkende Jezus niet kunnen vergeten, omdat Hij zo’n voorbeeldig, inspirerend mens was.
Een mens met een ziel is geen mechaniek, maar een mens naar Gods hart, een medemens met een warm kloppend hart voor anderen. Waar de ziel doodgezwegen wordt, waar bezielende mensen het zwijgen wordt opgelegd, verhardt en verkommert een samenleving. Daar hebben domme schreeuwlelijkerds, populistische demagogen, het voor het zeggen gekregen in plaats van verstandige mensen die oplossingen weten te creëren. Waar men de ziel van mensen denkt te kunnen manipuleren, is het hart uit de zaak, gaat een cultuur aan bloedarmoede lijden, is men slechts berekenend bezig in plaats van bezielend. Dat is onder de maat van Gods Koninkrijk.
Tegenover zoveel heilloze eenzijdigheid, tegenover geestelijke armoede stelt God Zijn goedheid, Zijn creativiteit, Zijn mededogen. Dat zijn stuk voor stuk eigenschappen waar een mens en een samenleving verder mee komen. God roept ons op in deze bezielende beweging mee te gaan, met Hem mee te doen, door Jezus in woord en daad na te volgen, net als Hij inspirerend, bezielend te leven. God schenkt ons spiritualiteit, Zijn geboden als vormingscentra, als impulsen voor bezielend denken en handelen.
Dan moet je wel uit alle macht je hart en je ziel op God hebben afgestemd, niet op jezelf, dus niet in een klein wereldje ronddraaien, de gevangene van je eigen autonomie zijn. Maar dan ga je, net als God, allocentrisch leven, altruïstisch, charitatief, gericht op medemensen. Alleen zo word je genezen van een altijd weer dom egoïsme dat niet veel verder komt dan ‘de hel? dat zijn de anderen’ (Sartre). Alleen door anders in het leven te staan, word je genezen van een breidelloze hebzucht die de wereld in haar greep houdt.
Alleen dankzij God en Zijn geboden kunnen je slechte eigenschappen een ingrijpende verbetering ondergaan. Zonder God en Zijn gebod, als kritische instanties, als genezende krachtenvelden, als medicijn, gaat dat niet lukken.
Door ons te vragen Hem met hart en ziel te dienen, is God niet voor zijn eigen zaak bezig, maar is Hij therapeutisch met ONS bezig, net als de genezende Jezus. Alleen via God, alleen aan de hand van Gods geboden kunnen wij een beter mens worden. Zonder God, zonder Gods geboden worden wij geen liefhebbend medemens. Wij hebben God, Zijn hulp zo nodig. Omdat alleen God iets met ons bereikt, wat wij uit onszelf nooit kunnen realiseren. God haalt uit ons iets naar boven, waar wij zelf alleen maar met veel moeite bij kunnen komen. Daarom hebben wij Gods geboden zo nodig om optimaal mens te worden. De optimale mens, de ‘Übermensch’, is volgens God wat anders dan een held, een idool of een supermens die iedereen overtreft. ‘Übermensch’, optimaal mens, word je alleen met Gods hulp, in Gods dienst, in Gods Geest levend. Vanuit onszelf worden wij geen mens op hoog niveau, omdat ons diepste wezen, ons onderbewustzijn, vol weinig fraaie impulsen zit, die zo vaak onheil stichten. Omdat Hij DAT weet, legt God ons hier weer, voor de zoveelste keer, Zijn geboden na aan het hart. Omdat die richtlijnen voor een goed leven de enige medicijnen zijn, unieke hulpmiddelen om een uniek mens, een ingoed mens, te worden.
Mens worden, een mens naar Gods hart worden, gaat niet vanzelf. Daar moet je al je krachten, al je capaciteiten voor inzetten. Jezelf aan de hand van Gods geboden terecht wijzen en corrigeren is niet gemakkelijk, vergt veel tijd en moeite. God wil ons daarbij helpen, door ons steeds opnieuw te confronteren met Zijn geboden, door ons steeds weer medemensen als voorbeelden te geven van hoe het WEL moet. God BLIJFT met ons bezig, Hij kan ons nu eenmaal niet loslaten, Hij kan ons nu eenmaal aan ons lot overlaten. Hij wil iets bijzonders met ons bereiken. Daarom houdt Hij ons een spiegel voor, als kritische instantie, om ons aan het denken te zetten over wie wij zijn en wie wij zouden moeten zijn.
Wilt U ook dat de mensheid beter wordt en niet van crisis naar crisis hobbelt? Ga dan deze je ingrijpend veranderende behandeling met God aan. Neem Zijn heilzame richtlijnen voor het welzijn van alle mensen serieus. Dien Hem met hart en ziel, met inzet van al Uw talenten en mogelijkheden. En geef het unieke recept van Gods adviezen voor een gelukkig leven voor alle mensen, dus niet alleen voor ’the happy few’, door aan de volgende generatie. Dat doe je door anderen Gods goedheid voor te leven. Woorden alleen overtuigen niet, goede daden wel. Amen.