Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

18 december 2011, 4e zondag van advent

Evangelielezing: Lukas 1:26-38

Jullie hebben met vreugde naar de komst van jullie kind uitgekeken. Jullie kind was in alle opzichten welkom. Er werd op gewacht.
Maar stel dat de komst van een kind je overvalt, je er NIET op bent voorbereid. Is dat kind dan nog wel welkom? Stel dat je een kind krijgt in Afghanistan, dat je, tot overmaat van ramp, in zo’n land een ongehuwde moeder bent, net als Maria. Wat zullen de buren er wel niet van zeggen? Alleen die gedachte al levert spanning op in een gesloten, weinig tolerante samenleving.
Zo’n boodschap krijgen als Maria, het is allemaal heel erg dubbel; misschien wel helemaal niet leuk. WIJ hebben getuige allerlei schilderijen van de komst van de engel Gabriël iets moois gemaakt. Maar of het toen ook zo mooi was, ook zo’n mooi schilderij… ik weet het niet, ik betwijfel het. Al is de spanning in dit verhaal van Lukas niet zo voelbaar, ik kan mij niet voorstellen dat het voor Maria geen spannend gebeuren was. Voor Jozef was het dat in ieder geval wel. Hij denkt er volgens Mattheüs over om ‘m er tussenuit te knijpen. Wegwezen! Dit is niet kosjer, dit is niet pluis.
Bovendien een kind uit het geslacht van koning David. Vinden de bezetters, de Romeinen, dat wel een prettige gedachte? Hun zetbaas, Herodes, is duidelijk in paniek; en hij zal wel niet de enige geweest zijn.
Kan je onder zulke verwarrende, ingewikkelde omstandigheden je kind wel een veilige omgeving bieden? Want dat wil je als ouders toch? Een veilige, beschermde leefomgeving, liefst de hemel op aarde, voor JOUW kind. Dat alles kan Maria haar kind NIET bieden. Het is hier dus niet die bijzondere sfeer die WIJ van Kerst hebben gemaakt. Het is allemaal veeleer unheimisch, onveilig: hier in Nazareth en straks in Bethlehem. Ongewoon, dus met de nodige gemene addertjes onder het gras. Geen sprookjesachtige zwangerschap, geen sprookjesachtige geboorte; wel een buitengewoon gebeuren, een alleszins spannend gebeuren. Geen rozengeur en maneschijn; geen engelenhaar; wel een alleszins zorgelijke situatie.
Maria wordt zomaar voor het blok gezet. Geen inspraak, geen toestemming vooraf; zomaar voor een voldongen feit gesteld. Er is geen ontkomen aan. Meteen ligt haar bordje vol. Of je daar nou zo blij mee bent… Logisch dat die boodschapper van God zegt dat ze niet bang moet zijn. Want hier gieren de zenuwen toch door je keel? Hier voel je je toch weinig begenadigd?
Ja, God is met je. Hij is zelfs een deel van je, daar in je buik. Maar of je dat nou ook zo VOELT, dat God met je is, dat je onder gezegende omstandigheden verkeert…
Maria, Maria. Ik geloof niet dat je te benijden bent: hier niet, in Bethlehem niet, op de bruiloft in Kana niet, op Golgotha niet. Wat een leven! Wat een zwaar leven. Je je, niet alleen hier, voortdurend moeten afvragen wat de bedoeling van dit alles is, wat de rol van jouw kind is. Zoveel onzekerheid, zoveel vragen, zoveel onrust; dat wil toch niemand? Maria moet dat allemaal maar verduren.
En jullie? Weten jullie wat de toekomst voor je kind in petto heeft? Kunnen jullie het hele leven van jullie kind overzien? In feite is er net zoveel onzekerheid als bij Maria. En toch klinkt ook vandaag rond jullie: de Heer is met je. De Heer is met je en de doop is daarvan het teken, het symbool. Wat je niet onder woorden kan brengen, kan je alleen met symbolentaal uitdrukken. Waar geen woorden voor zijn, zijn gelukkig symbolen voor. De doop zegt zoveel meer dan woorden kunnen zeggen.
De Heer is met je. Kan je dat wel verwoorden? Kan je het geloof wel goed onder woorden brengen? Wordt het dan niet al gauw stamelen? Of een verhaal vertellen, steeds weer dezelfde verhalen, elke generatie opnieuw. Omdat je niet uitgekeken raakt op die verhalen. Omdat je er niet over uitgedacht raakt, vieren we elk jaar weer Advent en Kerst en dopen wij elk jaar weer kinderen. Want als God ons niet meer nabij is, als God uit het leven wordt geweerd, wordt het kil en leeg om ons heen. Maar als het doopwater alles vloeibaar maakt, vallen er fundamentele beslissingen voor een mensenleven. Dan wordt je iets aangekondigd, wat amper te vatten is: dat jouw kind ook een kind van God is, net als Jezus, dat kind van Maria. Dat jouw kind ook het avontuur met God mag aangaan. Of dat altijd een veilig leven is, is niet gezegd. Maar dat het een bijzonder leven is, een boeiend avontuur, dat is wel gezegd: door Gabriël, door Johannes de Doper, door Jezus zelf.
Net als Jezus gedoopt worden. In het spoor van Jezus door het leven mogen gaan. Net als God er zijn voor anderen. Net als God medemensen van dienst zijn. Dat is Gods-dienst in feite. Hoe dat in zijn werk gaat, leeft het Kerstkind ons voor.
Maria wil in dat spoor verder gaan. Daarom klinkt hier: ‘De Heer wil ik dienen. Laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd’. Dat is nogal wat. Dat zeggen jullie bij de doop van je kind Maria na. God dienen. Alles uit Gods hand accepteren. Het zijn grote woorden. Kan je wel overzien wat je hier zegt? En toch zeg je het Maria na, omdat je net als Maria op God vertrouwt, er net als Maria op vertrouwt dat God met je is: in voorspoed en tegenspoed, in leven en in sterven, van doop tot dood, in tijd en eeuwigheid. Wat een grote, veelomspannende woorden. Of moeten we veeleer iets anders zeggen? Wat een veelbelovend begin!
Amen.