Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

30 oktober 2011

Gemeente van Jezus Christus,

Op de voorkant van uw liturgieboekje
vindt u een olielamp.
Hij ziet er wel wat anders uit dan het olielampje
dat ik mee heb genomen.
Hij lijkt een beetje op zo’n wonderlamp,
zo een uit een Aladinsprookje.
Waar je over kan wrijven, en dan komt er een
geest uit en dan mag je drie wensen doen.

Dat zou handig zijn, zo’n lamp, met wensen.

Maar dan moet je wel eerst
drie goeie wensen formuleren.
Dat is nog niet eens zo makkelijk, een goeie wens doen.
Een slechte of onhandige wens is zo gemaakt.
Er is bijvoorbeeld een sprookje over een koning,
die wenste dat alles wat hij aanraakte
in goud zou veranderen.
Zijn wens ging in vervulling, precies zoals hij wilde,
maar toen zijn eten, en zijn drinken,
en tenslotte ook zijn kind in goud veranderden
bij zijn aanraking,
zag de koning zijn fout in,
en schreeuwde om
verlossing van zijn eigen wens.

Als je een goede wens wilt maken,
een waar je echt wat aan hebt,
dan moet je dus eigenlijk eerst weten
wat echt belangrijk is in het leven.
Want als je weet wat van belang is,
dan kun je met je wens daar aan bijdragen.
Voor een goede wens is dus eigenlijk een
beetje levenswijsheid vereist.

Soms kom je wel
eens iemand tegen
waarbij je denkt: dat is nou een wijs persoon!
Die weet waar het leven over gaat.
En dat denk je dan omdat
wat die persoon zegt of doet
jou ineens weer herinnert aan wat belangrijk is.
Het is iemand bij wie als het ware de donkerte of zwaarte optrekt,
zodra hij of zij gaat praten.
Alsof opeens het licht aangaat.
Alsof er opeens weer toekomst is.

Ik moet denken aan indrukwekkende
wijze mensen,
mensen die beroemd zijn geworden
door wat ze hebben betekend:
mensen zoals Ghandi,
of Martin Luther King
of moeder theresa
Maar ik moet ook denken aan mensen
zonder die bekendheid.
Zoals de vrouw bij wie ik logeerde,
terwijl ik stage liep in Rotterdam, jaren geleden.
75 jaar was ze, en ze woonde midden in het hart van een
onrustige, multiculturele wijk.
Ook toen al was er,
na de moorden op pim fortuyn en theo van gogh,
angst en verwarring in de samenleving.
En dat merkte je ook in de stad Rotterdam.
Maar daar midden in die samenleving,
midden in die wijk,
was zij bezig.
Ze had een gemeenschappelijke tuin tot stand
weten te brengen,
samen met en voor alle andere bewoners in de wijk.

En eens in de zoveel tijd hielden die bewoners
daar Open Tuin.
Een feest, met eten en drinken voor iedereen.
En dat beeld is bij mij blijven hangen,
en heeft zich als een soort diafragma,
als een soort extra plaatje gevoegd bij
bij het beeld dat ik van feest heb.
En op die manier ook als extra associatie bij het
beeld van het koninkrijk.
Want in de bijbel
is ‘feest’ een beeld van het koninkrijk van God.
Een feest,
daar waar eten zal zijn en drinken,
en plezier en geluk.
Een feest waar je naar uitkijkt.

Ik denk nog wel eens aan die vrouw,
en met haar ook aan alle andere naamloze mensen
zonder enige bekendheid
die hun leven leiden in deze wereld
alsof zij op weg zijn naar iets wat hén leidt.
Alsof ze uitzicht hebben op, of uitkijken naar iets dat hen drijft.
Mensen die in hun doen en laten,
getuigen van moed,
alsof ze beschikken over een geheime voorraad aan energie,
een geheim voorraadje olie.
Zoals de olie van de wijze meisjes
uit het verhaal van vandaag.

Maar hoe kom je aan zo’n voorraadje olie?

In het verhaal komt het wel hard over
dat juist de meisjes met die extra voorraad
hun olie niet delen met de anderen.
En dat gaat weer zo in tegen
de boodschap van Jezus van breken en delen,
dat ik vermoed dat hier
iets anders aan de hand is.

Ik denk dat die olie staat voor de manier
waarop je in het leven kunt staan.
En dan is het punt denk ik dit:
dat is wel uit te dragen,
maar niet over te dragen.
Je kunt je eigen voorraadje olie,
dat wat jou drijft,
niet zomaar overhevelen naar iemand anders.
En andersom, je kunt niet zomaar iemand
anders z’n olie gebruiken.
Omdat je het zelf moet gaan zien.

Wat moet gaan zien?
Nou, wat belangrijk is.

De koning in het sprookje kwam er op
een nogal ruwe manier achter wat voor hem van belang was.
Zijn eigen geliefde kind veranderde in koud edelmetaal
bij zijn aanraking. Een onhandige wens.

Voor een goede wens heb je een beetje levenswijsheid nodig.
En de eigenlijk is enige manier daartoe
om zelf door dat leven te gaan.
Of in de woorden van het verhaal van vandaag:
op weg te gaan,
je olielamp te pakken en erop uit te trekken.

Ik noemde grote namen
als die van Martin Luther King, van Ghandi, bijna halve heiligen.
Toch zijn ook dit gewone mensen geweest,
die het leven hebben geleefd,
en ín dat leven gingen zien, of beter gezegd
gingen uitkijken naar iets.

Zo kan het zijn voor elk gewoon mens, u, jij, ik,
als je durft te zoeken, durft uit te kijken naar
iets beters, eerlijkers en vreugdevollers,
Een Open tuin, een Bruiloftsfeest.
En op het moment dat je daar je naar gaat uitkijken,
sijpelt al iets van die vreugde en geluk
in het nu door.
Als olievoorraad voor je eigen lamp.

Het paradoxale is,
dat als je op het punt bent gekomen in je leven
dat je weet dat je een goede wens zou kunnen formuleren,
dan heb je geen wonderlamp meer nodig!
Op dat moment ben je zelf al bezig het koninkrijk
vorm te geven.
Ben je zelf al op weg naar het feest.
Je hebt genoeg aan je eigen voorraad olie.

Je bent zelf een drager van licht geworden.

Amen.