Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

16 oktober 2011

Lezingen:
Jesaja 45:1-7

Matteus 22:15-22

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Het gaat vandaag over geld, en over belasting betalen. Een onderwerp dat de laatste tijd kranten en diverse media beheerst. De Euro, steun voor Griekenland of niet, overheidssteun aan omvallende banken, hypotheken die niet meer gedekt zijn, pensioenen die in waarde dalen. We zijn er op onze manier allemaal druk mee.

Ook in de evangelielezing gaat het over een moeilijke kwestie, geld. Is het geoorloofd de keizer belasting te betalen of niet? Het is een lastige vraag in een reeks van gesprekken, die Jezus vaak beantwoordt met een gelijkenis. Aanleiding is de vraag naar het gezag van Jezus. ‘Op grond van welke bevoegdheid doet u deze dingen? En wie heeft u deze bevoegdheid gegeven? (Mt 21:23)

Met recht een serieuze zaak.

Deze keer zijn de gesprekspartners de Farizeeen en de Herodianen. Herodianen zijn aanhangers van Herodes die met steun van de Romeinen koning was; zij zijn nauw verbonden met het regime.

Een moeilijke kwestie, beter nog: een strikvraag, ingeleid met een ware lofuiting op Jezus: ‘u bent oprecht en in alle oprechtheid geeft u onderricht over de weg van God’. Het klopt allemaal. Ja dat zal wel, maar het is een onoprecht gevlei, ze menen er niets van!

Een strikvraag, en dat houdt in dat je nooit een goed antwoord kan geven. ‘Is het toegestaan’ houdt steevast verband met de Tora. Is iets geoorloofd in dat kader. Belasting betalen aan de bezetter heeft te maken met geloof en leefregels.

De heffing waar het over gaat, is een vorm van directe belasting dat aan ieder hoofd van de bevolking wordt opgelegd. Daarnaast worden grondeigenaren nog eens extra aangeslagen. Ook op kruispunten van wegen, bij bruggen wordt tol geheven, dat is indirecte belasting. Deze laatste vorm is vaak uitbesteed aan pachters of tollenaars voor een bepaalde periode met een verplichte afdracht èn de ruimte om winst te maken. Dat loopt wel eens uit de hand.

De kwestie is ingewikkeld: als Jezus zegt dat het niet toegestaan is belasting te betalen, klagen de Herodianen hem aan als opruier. Als Jezus zegt dat het wel toegestaan is belasting te betalen, laat het volk Jezus vallen. Nu is er met de munt waarmee het zogenaamde hoofdgeld betaald moet worden nóg iets aan de hand. De Romeinse keizer staat erop afgebeeld en er staat de volgende tekst op: ‘keizer Tiberius, goddelijke zoon van de verheven god Augustus, hogepriester’ Het is dus niet zo maar een munt, er komt een hele ideologie bij kijken. Een keizer die meent god te zijn. De afbeelding van de keizer strookt niet bij het beeldverbod uit de Tora. De ‘icoon’ – dat staat er letterlijk – van de keizer herinnert de gebruiker ook nog eens dagelijks aan de vreemde bezetting.

Jezus verzoekt de vragenstellers de munt te laten zien waar het allemaal om gaat. Let wel: plaats van handeling is het tempelplein, dat is nu net de plek waar deze Romeinse munten niet gebruikt mochten worden. De gesprekspartners zijn meteen op hun nummer gezet als nota bene zij een muntje met de afbeelding van de keizer – en alle bijbehorende gedachten – uit hun beurs tevoorschijn halen. Ze hadden daar op die plek, op het tempelplein, dit Romeinse muntje niet op zak mogen hebben.

‘Geef wat van de keizer is aan de keizer, en geef aan God wat God toebehoort’ (Mt 22:21)

Hoe moet je deze zin verstaan? Is het ironie: wat is het belang van belasting betalen als binnenkort het Koninkrijk van God toch zal aanbreken? Is het hoe dan ook verzet tegen het betalen van belasting?

Volgens mij is Jezus geen belastingweigeraar. Jezus neemt wel afstand van de overheid, maar hij betaalt belasting. Maar dat is nog niet het enige. Ik word vooral schichtig als aan zijn eventuele belastingweigering verbonden wordt, dat God alleen de heerschappij van de wereld heeft. Alsof we niet met de overheid te maken hebben; alleen maar met God te maken hebben. Dat lijkt misschien aantrekkelijk, maar dat is toch niet waar. Wij leven in een democratie. Wij hebben deel aan de overheid. We kunnen het niet met de overheid eens zijn. Dat gebeurt vaak genoeg en daar zijn genoeg redenen voor. Maar zoveel weet ik niet van God, dat ik zelfs maar zou dromen van een overheid met goddelijke allure. Laat staan dat ik die zou mee helpen oprichten. Het doet mij denken aan het verhaal van de verzoeking van Jezus in de woestijn. Daarin neemt de duivel Jezus mee naar een hoge berg om hem te verleiden het koningschap van alle koninkrijken op zich te nemen. Jezus weigert. Hij wil de duivel niet aanbidden. En zo is het. Als mensen de pretentie hebben de koninkrijken van de wereld als een god te kunnen besturen, is dat de duivel aanbidden.

Een mens kan en mag zich niet verheffen boven anderen. Op die manier gebeuren er ongelukken. In het licht van God kan je het falen van de ander zien; het falen van de overheid. Maar datzelfde licht legt ook je eigen falen bloot. Wie niet bereid is zichzelf kritisch te bekijken, loopt het gevaar de fouten van de ander te herhalen.

Als het gaat om de overheid, dan gaat het om politiek. En politiek moet altijd gaan tussen gelijken. Zodra de een zich boven de ander verheft gaat het fout. Dat gaat er natuurlijk fout in de tijd van Jezus.

De keizer verheft zichzelf tot god. Daar moet Jezus niets van hebben. Maar jezelf tot god naast de keizer maken is ook fout. De keizer te geven wat van de keizer is, komt mij in het licht van het evangelie voor, als een oproep de realiteit onder ogen te zien. Het leven is het leven van mensen onder elkaar. Het mag geen titanenstrijd om de gerechtigheid worden die ons tot slot allemaal kapot maakt. Natuurlijk is de keizer fout. Als Jezus belasting betaalt dan is het niet van harte en hij geeft ook geen cent meer dan nodig is. In het licht van God zit de keizer fout. Jezus zegt het en hij handelt ernaar.

Als het over geld gaat en belasting betalen dan wordt het al snel een geanimeerd gesprek, zo bleek ook in de voorbereidingsgroep. Niemand had een € 2 muntstuk bij zich, maar daarvan dachten we dat er op staat ‘God met ons’.Dat kun je opvatten als legitimatie van al ons handelen, een goddelijke goedkeuring, je kunt het ook opvatten als een waarschuwing om verantwoordelijk te blijven, voor elkaar, voor elkaars gerechtigheid.

Iets daarvan wordt ook zichtbaar in de maaltijd van de Heer. Het houdt niet op met het breken en delen hier en nu, hier begint het pas!

Amen