31 december 2011
Psalmlezing: Psalm 121
Epistellezing: Romeinen 8:31-39
Evangelielezing: Lukas 2:8-14
Wat hebben zij daar eigenlijk van gezien in hun leven, van ‘vrede op aarde’? Bar weinig toch zeker? Herder zijn is een hard bestaan. Herders leven aan de rand van de samenleving. Weinig contacten, 24 uur per dag inzetbaar zijn, altijd opletten of er geen gevaar dreigt voor je kudde. Een vredig, ontspannen, rustig voortkabbelend bestaan is heel wat anders. En toch leggen deze herders die merkwaardige, haast sprookjeachtige boodschap niet achteloos naast zich neer; zo van: dat is toch niets voor mij; wij hebben wel wat anders aan ons hoofd. Nee, zij durven met de moed van het geloof in gevolge deze boodschap op weg te gaan; zij durven het met God te wagen. Ook al weten zij niet wat zij daarvan moeten denken. Ook al weten zij niet wat hun te wachten staat.
Op weg gaan. Een kwestie van vertrouwen, Godsvertrouwen. Op weg naar … een kind. Alsof dat iets bijzonders kan wezen. Er worden zoveel kinderen geboren. Tja, als je zo reageert, is de sjeu al gauw uit het leven verdwenen. Maar mensen die dit jaar een kind gekregen hebben, mensen die verwonderd boven een wieg hebben gestaan, zullen heel anders reageren; heel wat minder cynisch.
Hoewel zij weinig aanknopingspunten hebben, gaan deze herders op weg. Zij gaan net als Abram tot actie over, omdat zij een oproep van God hebben gehoord. Een mens hoort wel eens meer wat. Maar dan toch op weg gaan, omdat God je daartoe heeft opgeroepen, heeft aangespoord. Met de moed van het geloof het onbekende tegemoet gaan. Als God voor ons, wie kan dan tegen ons zijn? Wie kan ons dan tegenhouden? Angst, ziekte, tegenslag, gevaar? Dan kan zelfs de dood ons niet tegenhouden, omdat het Pasen is geweest en de Paasman ons vooruit gaat op de weg ten leven. De Opgewekte wekt ook ons op: kom op, laat je niet kisten; ga door!
Maar doorgaan is zo moeilijk, als je achter een kist hebt aangelopen. Doorgaan is zo moeilijk, als je je zo alleen voelt en het gemis niet minder wordt, maar eerder meer, intenser, heviger. Ben je dan nog wel vooruit te branden? Dan bekruipt je aan de ene kant het gevoel ‘was ik ook maar dood, het is toch allemaal maar niks, mijn leven is voorbij’. Maar aan de andere kant, wat hangt een mens, als het er op aan komt, aan het leven!
Wat is het leven toch verwarrend! Wat is het leven toch verwarrend geworden, nu die ene er niet meer is, je steun en toeverlaat is weggevallen. Dat dat je zo in de war zou brengen, dat dat zoveel met je doet, wie had DAT kunnen denken?
In het leven maak je allemaal van die momenten mee, waarop aan de ene kant je leven op instorten staat, maar je aan de andere kant verder moet. Momenten waarop je het er alleen met God op moet wagen, wil je overeind blijven. Crisismomenten waarop alles onzeker is geworden, alles zo onoverzichtelijk is, behalve die ene: God. God, die je er doorheen sleept. God, die je niet de kans geeft om bij de pakken neer te gaan zitten. God, die met ons meetrekt door het leven, de woestijn door. God die ons in beweging houdt.
Een alternatief voor God heb je niet, want buiten God IS er geen redelijk alternatief. Dat denken wij wel eens, maar uiteindelijk is dat alternatief er NIET. Buiten de God van Israël IS er geen redelijk alternatief. Dat heeft Paulus ook ondervonden. Daarom schrijft hij deze openhartige brief aan zijn gemeenteleden in Rome.
Wat zullen we dan van deze dingen zeggen? Ja, wat kan je nog zeggen? Als het er op aan komt in het leven, zijn daar wel woorden voor? Ben je dan niet veeleer, net als Zacharias, met stomheid geslagen? Je zoekt naar woorden, maar zijn hier wel woorden voor te vinden? Het enige woord dat zich niet laat uitwissen is dat kleine woordje: God. Dat kleine woordje voor een groots iets, dat niet te omvatten is, niet onder woorden te brengen valt: God. Want buiten de God van Israël is er geen redelijk alternatief. Hebben wij dat ook ondervonden of zitten we nog middenin de crisis, zonder uitzicht, zonder perspectief, zonder hoop?
Middenin de crisis klinken tot ons die woorden van Gods boodschapper: ‘wees niet bang!’ Laat je niet ondersneeuwen. Blijf overeind! Blijf de Opgestane volgen. Laat je niet overwinnen door het kwaad van de angst! Laat je er niet onder krijgen! Luister naar die ene stem, de enige die ons op ons gemak kan stellen. Wees niet bang!
Maar kan je angst dan zomaar van je afschudden? Ja, uiteindelijk wel. Uiteindelijk gaat Bonhoeffer, zonder enige angst, naar de galg, gedragen door het gebed, gedragen door God, op weg naar de Levende. ‘Door goede machten trouw omgeven’. Hoe kan dat? Vol vertrouwen op weg gaan naar de dood, terwijl je de kanonnen van de er aan komende bevrijders hoort bulderen, maar weet dat JIJ dat uur van bevrijding niet zult meemaken? Hoe houd je dat vol? Dat kan je alleen aan, omdat je diep van binnen, net als Paulus, weet dat de Heer je behoedt voor alle kwaad, je dwars door lijden en dood heen trouw blijft, vasthoudt. Dwars door lijden en dood heen geborgen bij God, omdat niets ons kan scheiden van de liefde van Christus. Uiteindelijk hoef je dus nergens bang voor te zijn. In feite kan je niets gebeuren.
Dat is raar, weten dat je in feite niets kan gebeuren. Dat is bevrijdend, dat te weten. Dan valt alles van je af: angst, verdriet, zorgen; weg ermee! Omdat die Ene ons vasthoudt, ook nu. Omdat God ons niet KAN loslaten, omdat onze Schepper zich verantwoordelijk voor ons voelt. Dan komt er een vrede over je waar niets tegenop kan.
Vrede, op aarde verder weg dan ooit, na de eeuw van het geweld, die we gewoon voortzetten, alsof dat de gewoonste zaak van de wereld is. Geweld alom. Domme mensen zijn het, die denken dat wapens ook maar iets oplossen.
Vrede op aarde is je deel, wanneer God je deel is, je je geborgen weet bij de Eeuwige, geprezen zij Zijn Naam. Vrede is je deel, wanneer je diep ervaart: De Heer zal je uitgaan en je ingaan bewaren, van nu af aan, tot in eeuwigheid. Amen.