Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

14 december 2008

14 december 2008 3e Advent Gaudete

lezingen:
Jesaja 65: 17-25
Johannes 3: 22-30

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

‘Jesaja schildert een utopie, onrealistisch. Wat hij beschrijft, kan niet waar zijn’, zo luidde kort samengevat het commentaar van één van de meelezers afgelopen maandag. Met deze opmerking zaten we direct midden in de zaak. Is het utopie, een droom, het koninkrijk van God waarnaar we verlangen?

Zolang er mensen zijn, wordt de vraag van het ‘hoelang’ al gesteld. Het verlangen naar vrede en geborgenheid, dat je er mag zijn, op jouw wijze. Als je het vredesvisioen uit Jesaja 65 leest, dan proef je dat verlangen. Jeruzalem ligt in puin, kinderen sterven voor hun tijd, mensen worden uitgebuit, altijd bezig voor de grillen van een ander. Een leven als een verschrikkelijk lot, slavernij.

In deze situatie klinkt het visioen dat de stad herbouwd zal worden en zal bloeien. Kinderen worden geboren, niet om dood te gaan, maar om te leven. Honderd jaar mogen ze worden! Het huis dat je bouwt, mag je zelf bewonen, de wijngaard die je plant, daarvan mag je zelf de vruchten plukken. Geen verschrikkelijk lot, maar een gezegend leven is er voor je weggelegd. Het visioen eindigt met die mooie woorden over de wolf en het lam die samen weiden, de leeuw en het rund die samen stro eten.
En de slang heeft genoeg aan het stof.

Wie is het die dit visioen waar maakt? God! “Zie, ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde”.
God schept het nieuwe. Maar daar zit meteen de moeilijkheid. Geloven wij dat, dat God schept en herschept? Grijpt God in in onze situatie? Grijpt God in, of zijn het de mensen? Als er dan geen mens in de buurt is…

Van Jezus geloven wij dat in hem God zichtbaar en tastbaar aanwezig is. Een hand van Jezus op je schouder is een hand van God. Zou dat ook zo zijn met onze handen? Het roept de vraag op naar jezelf. Wie ben je, wat geloof je, wat inspireert je?

Vorige week ging het over Johannes die doopt met water. Wie zich daarin onderdompelt, wie zichzelf onder ogen durft te zien, open stelt voor God, staat als nieuw mens op uit het water. Vandaag staat er expliciet: “Johannes doopt, in Enon, bij Salim, een waterrijk gebied”. Ook Jezus doopt. Op vele plaatsen in de evangeliën staat dat Jezus doopt met de Heilige Geest. Dat wil zeggen dat hij zijn geest, zijn inspiratie overdraagt, op ons legt, opdat ook wij gaan leven met het visioen van vrede,
met de wil om te leven en leven te scheppen. Zo mag je Jezus’ leven samenvatten, zo is hij de gestalte van God. Dàt legt hij op ons, opdat ook wij beeld en gelijkenis van God zullen zijn.
Wij, als de mensen die te hulp schieten als de boot dreigt te zinken.

Er zit spanning in Johannes 3. Johannes doopt met water. Velen, allen kwamen bij Johannes. Nu wordt het minder want Jezus doopt ook, met de Heilige Geest. Nu komen allen bij Jezus. Concurrentie, zo beleven de leerlingen van Johannes het, ze zeggen het hem ook. Maar Johannes beaamt en ondersteunt wat er gebeurt. “Zo hoort het, en hij maakt het duidelijk met de beeldspraak van de bruiloft: zij (de mensen) zijn de bruid, Jezus is de bruidgom: de bruidegom krijgt de bruid”.
Johannes ziet zichzelf als de ‘bestman’, de vriend van de bruidegom.

Het hoort zo, om te worden gedoopt met de Heilige Geest en te gaan léven in en met de Geest van Jezus. Alleen zo kan met dat visioen van vrede uit Jesaja 65 iets nieuws geschapen worden.

Welke macht hebben wij, welke invloed om de vrede te bewerken? In de afgelopen week, op 10 december was het de Dag van de rechten van de mens, met de 60e verjaardag van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Hoeveel effect heeft ons handelen als we dat feit onder ogen zien? Wat geloven wij ervan? Of zijn we cynisch, en kan het ons geen fluit schelen. Of sluiten we ons aan bij Johannes en Jezus: het ligt in onze handen om beeld en gelijkenis van God te zijn.

Dopen met water en de Heilige Geest: je laten inspireren door het visioen van vrede, je tot het visioen van vrede keren en erin deelnemen. In het bijbelboek Spreuken staat de wijsheid: “Waar het visioen ontbreekt, verwildert het volk”. Verwilderen mag niet, dan is de menselijkheid, de medemenselijkheid in het geding, en vervallen we opnieuw in slavernij. Daarom is het zo belangrijk om met de Geest van Jezus te leven. Dán houd je het visioen van vrede levend. “Het is goed zo dat allen naar Jezus gaan,” zegt Johannes. Het is goed om te leven met en in de Geest van Jezus, om te leven zoals hij en in zijn voetsporen te gaan, om door hem meegenomen te worden en door hem geïnspireerd. U bent de bruid, Jezus is de bruidegom. Keer u naar hem toe, in hem spreekt God u aan.

Dat is de troost en de inspiratie, waarmee we ons samen met Johannes onder het gehoor van Jezus zetten. Wie leeft met de Geest van Jezus, houdt het visioen van vrede levend. Het visioen van vrede: is dat de hemel? Maken we dan een hel van ons bestaan? Luister naar dit oude verhaal.

Er was eens een man die zich al sinds zijn jeugd verbaasde over de dingen die de mensen elkaar vertelden over de hemel en de hel. Zo hoorde hij hen zeggen dat de hemel een goede plaats was met engelen en heiligen. De hel een slecht oord met gemene lieden. De man wist niet goed wat hij hiermee moest. Pas als hij met eigen ogen had gezien, kon hij een oordeel vellen. Op een nacht werd hij gewekt door een engel die hem vroeg om mee te gaan. Samen gingen ze door een dichte, eindeloze duisternis tot ze bij een gesloten poort aankwamen. De engel duwde de zware deur open en zei: “Dit is de hel. Houd je ogen goed open en zorg er voor dat je geen detail mist.” De man was zeer verbaasd. Al wat hij zag was een gigantische zaal vol eettafels en elke tafel was volgeladen met de verrukkelijkste gerechten, schalen met het sappigste fruit, hoog opgestapelde taarten, de beste wijnen en de zachtste kazen. Zo ver hij kon zien zag hij mensen aan deze beladen feesttafels zitten.
In eerste instantie benijdde hij hen, tot zijn blik op hun armen viel. Toen pas merkte hij op dat hun armen vanaf hun schouders veranderd waren in vorken. Deze vorken waren zo lang dat, hoezeer de feestgangers er ook hun best voor deden, ze niet in staat waren het voedsel naar hun mond te brengen. Hun vruchteloze pogingen waren zo frustrerend dat ze paars zagen van woede, haat en honger.

De engel nam de man opnieuw bij de hand en leidde hem naar buiten. Ze gingen verder, tot ze bij een andere poort aankwamen. De engel deed de deur open en riep: “dit is de hemel!” In eerste instantie raakte de man in grote verwarring, want de hemel zag er exact hetzelfde uit als de hel! Het was precies dezelfde gigantische ruimte, en ook hier stonden lange eettafels, volgeladen met de meest exquise gerechten uit alle delen van de wereld. Zelfs de feestgangers zagen er identiek uit: ook bij hen waren de armen veranderd in onhandige, lange vorken. Even dacht de man dat de engel een flauwe grap met hem uithaalde, totdat hij nog eens goed keek en het verschil opmerkte. De mensen in de hemel waren niet kwaad of hongerig, integendeel, ze lachten allemaal en waren goed doorvoed. Want deze mensen gebruikten allemaal hun lange gevorkte armen om hun buren te voeden. Ze werkten samen, ze hielpen elkaar en deelden het fantastische eten, zodat ze allemaal in gelijke mate aten, dronken en plezier hadden.

Amen.