Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

28 september 2008

ds. Alida Groeneveld

lezingen
–    Ezechiel 18: 25-32
–    Matteus 21:23-32

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Ja zeggen en ook doen, deze zin is de kortst mogelijke samenvatting van het evangelie van vanmorgen. Doe dat dan ook. Amen.

Zo eenvoudig is het echter niet. We moeten vanmorgen samen proberen de vraag van de hogepriesters en oudsten naar de bevoegdheid van Jezus en de gelijkenis van de vader met zijn twee kinderen en het werk in de wijngaard onder één noemer te brengen.

Wat ook van belang is, is te weten dat dit evangelie komt na het Palmpasen bericht. Lijden en sterven zijn nabij.Je kunt je voorstellen dat de hele stad Jeruzalem in rep en roer is vanwege de intocht: ‘Hosanna voor de zoon van David’. Dat is nog niet alles: de scène van de tempelreiniging staat ook nog bij velen op het netvlies. De hogepriesters en oudsten, de geestelijke en politieke leiding van het volk, komenn het verweer als Jezus mensen geneest. Deze gebeurtenissen vormen de aanleiding voor de vraag van de officials: ’op grond van welke bevoegdheid doet u deze dingen en wie heeft u die bevoegdheid gegeven?’ (Mt. 21:23)

Ik vind het lastig om deze vraag neutraal te horen. Stellen de hogepriesters deze vraag uit werkelijke interesse, of is het jaloezie, angst, een kwestie van beoordeling en wantrouwen? Voelen de hogepriesters zich bedreigd nu deze populaire leraar nota bene op hun eigen terrein, in de tempel, komt leren en genezen? De vraag naar de bevoegdheid is een vraag naar je volmacht. Het gaat om je gezag en om de inhoud, de betekenis van dit gezag. Deze kunnen alleen blijken uit de woorden en daden waar het op aan komt.

Jezus stelt een tegenvraag en zo kunnen de kaarten op tafel komen. ‘Wanneer jullie blijk van je gezag geven, zal ik het ook erkennen.’ Een eerlijk antwoord van de hogepriesters en oudsten over hun visie op Johannes de Doper is risicovol. Erkenning van zijn gezag uit de hemel dan wel van mensen houdt een gevaar in en zij houden zich dan ook op de vlakte: ze weten het niet. Johannes de Doper en Jezus staan beiden voor een eigen unieke invulling van de rechte weg naar het koninkrijk van God, de weg van de rechtvaardigheid, de weg waarlangs het leven goed zal zijn, zoals God dat voor alle mensen heeft bedoeld.

Jezus vertelt de gelijkenis als een spiegel, voor de hoorders van toen en nu. Een vader heeft twee kinderen, een bekende opening. Twee zonen, zegt de NBV vertaling, maar het gaat nog even over twee kinderen. Zonen kunnen ze wórden, als de wil van de vader gedaan is, de wil die geschieden moet. Dit is niet bedoeld als chantage ‘als je dit doet, dan…’  maar bedoeld is de lofzang zoals Psalm 119, de lofzang op de wil, opgeslagen in de Tora, Gods wet.  Het doen van de wil is het heiligen van Gods naam, de weg naar het koninkrijk van God volbrengen.

Op de vraag van de vader om naar de wijngaard te gaan, zegt het ene kind ja, maar doet het niet. Het andere zegt nee, maar gaat wel. ‘Wie van de twee heeft de wil van de vader gedaan?’ vraagt Jezus aan de hogepriesters en oudsten.
Hij laat ze dus zelf het antwoord geven en hoopt dat zij alsnog ja zeggen op de  doop van Johannes van Doper en ingaan op zijn oproep: ‘Keer je om, want het koninkrijk van God is nabij!’

Ja zeggen, maar niet doen – dat wordt afgekeurd. Tellen de daden zwaarder dan de woorden? Is een woord gemakkelijker gezegd dan een daad gedaan? Soms zeggen wij ook aanvankelijk nee, maar schrikken ervan en keren ons om.

In de gelijkenis gaat het om deze ene vraag van God: wil je de weg gaan die voor jou is weggelegd? Wil je je roeping volgen en blijven volgen? De roeping die je gekregen hebt in de doop en die blijkt uit je woorden èn daden? Over die doop wijst Jezus naar Johannes de Doper en zegt van hem dat hij ‘de weg van de gerechtigheid’ is gegaan. Dit betekent zoiets als: dat je doet wat je moet doen. Naar Johannes kwamen tollenaars en hoeren, zegt Jezus in het evangelie. Zij zijn de klassieke voorbeelden van zondaren, met alle negativiteit die daarbij hoort. Omdat zij bij Johannes de Doper komen, zijn zij ook het voorbeeld van het tweede kind: de nee-zegger die ja doet. Zij die geloof hechten aan de woorden van Johannes. Het pleidooi voor het geloof in de mogelijkheid van verandering maken zij in hun leven waar. Ja zeggen en nee doen, daar heeft niemand iets aan. Nee zeggen en ja doen, daar gaat het om. Ik neem de vrijheid er nog een derde kind bij te denken: iemand die ja zegt en ja doet. Het derde kind is bij uitstek de zoon van de vader.

Als we ons al kunnen verplaatsen in deze gelijkenis, beperkt zich dat tot de twee kinderen. Het troostrijke is dat het handelen de doorslag geeft, goede bedoelingen zijn tamelijk goedkoop. Wie aanvankelijk weigert, wordt daar niet definitief op afgerekend. Je mag van gedachten veranderen. De profeet Ezechiel zegt iets dergelijks: je verkeerde daden worden je niet eindeloos nagedragen, als je maar van een ommekeer weet. Woorden en daden worden door deze gelijkenis onder spanning gezet. Welke woorden en wat voor daden, woorden en daden die beantwoorden aan de weg naar het koninkrijk van God. De kreet van een zekere voetbalclub ‘geen woorden, maar daden’ is in het evangelie geen vertoon van spierballen. Het gaat niet om onze eigen macht, maar om de weg van hem die gekomen is om ons te dienen.

Daarom ook vind ik het mooi en passend dat we deze tekst lezen op de dag dat in deze gemeente nieuwe ambtsdragers  bevestigd worden. Straks bij de vragen zullen we horen dat het God zelf is die hen roept. Grote woorden en tegelijkertijd geeft dit het perspectief aan waarin de bevestiging plaats vindt. Het is niet alleen de gemeente die jou roept. Dat streelt vast je ego. Er zijn zo van die verwachtingen over en weer. De teleurstellingen liggen op de loer. Juist het feit dat God je roept, geeft vertrouwen en steun. Ja zeggen en ook doen en daarmee het onvermoede tegemoet gaan. Zo klinkt er vandaag niet alleen het ‘ja’ van de ambtsdragers, maar ook het ‘ja’ van de gemeente. De gehele gemeenschap is betrokken bij het gaan van de weg van de gerechtigheid, naar het koninkrijk van God. Heel diep ja zeggen, ook al gaat het met moeite en hortend en stotend. Zo blijft de hoop levend naar de toekomst toe, open voor een komend rijk van God.

In de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest. Amen.