Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

18 mei 2008 Zondag Trinitatis

ds. Stefan Dijkhuizen

Lezingen: Exodus 33: 12-23 & 34: 4-10, Matteus 28: 16-20

Verkondiging:
 
Gemeente van onze Heer,
zoals waarschijnlijk wel bij de meeste mensen bekend, zijn we begin mei weer met een groep jongeren een hele week in de geloofsgemeenschap van Taizé geweest. Deze keer was dat samen met talloze andere jongeren, het was extra druk vanwege Hemelvaart.
 
Tijdens zo’n week in Taizé is er altijd wel een ontmoeting met één van de Nederlandse broeders. Zeker voor degenen die voor het eerst mee zijn is het best bijzonder om eens in levende lijve een echte broeder te ontmoeten. Deze worden dan meestal ook bestookt met allerlei vragen. ‘Waarom bent u broeder geworden?’, en ‘Hebben jullie ook tv hier?’
 
Deze keer was er de vraag of de broeder nog wel elke keer in die lange stilte bidden kon, drie keer per dag, dag aan dag, en week na week. Broeder Rob, want ze worden gewoon bij de voornaam genoemd, gaf toen als antwoord dat hij soms ook niet wist wat hij moest bidden. Dat het ook gewoon een woord uit één van de liederen kon zijn waaraan hij moest denken, of het geluid van een vogel buiten de kerk. Laat staan dat hij altijd het gevoel had dat God dichtbij hem was.
 
Na deze ontmoeting praatten we nog wat na. Iemand uit onze groep had zich verbaasd over het antwoord dat broeder Rob gaf. Als je nu al zolang in deze gemeenschap zat, je hele leven in Nederland er voor opgaf, en elke dag in die kerk zat, stond je dan niet ontzettend dichtbij God? Had je dan echt nog twijfels, en dat je soms niet wist hoe te bidden? Waar deed je het dan voor?
 
Ik antwoordde dat de broeder misschien wel juist kon laten zien dat geloof, bidden, en bezig zijn met God altijd een zoektocht zullen blijven. En dat dan niet een teleurstellend resultaat is, maar het geloof zo een heel stuk menselijker maakt. Het gaat nu eenmaal met vallen en opstaan, met momenten van twijfel en die van overtuiging. Daarom kan geloof ook voor ieder mens iets betekenen.
 
Iemand die ook heel dichtbij God zou moeten staan, is Mozes. We hoorden net dat prachtige verhaal waarin Mozes heel dichtbij God mocht komen. Mozes is als leider van het volk iemand die een heel intense band met God had. Met Hem spreekt, Hem opzoekt, Hem vraagt bij het volk te blijven, ondanks alles wat er allemaal steeds weer misgaat. 40 jaar lang was Mozes een prins aan het hof van de Farao. Daarna was hij 40 jaar lang herder voor zijn schoonvader, en nu al bijna 40 jaar met het bevrijde volk op weg, door de woestijn.
 
God sprak met Mozes vanuit de braambos die in brand stond, maar die niet verteerde. God stuurde Mozes op weg naar Farao, om zijn volk te bevrijden. God leidde aan de hand van Mozes het volk uit dat slavenbestaan, en door de zee op weg naar de vrijheid en een beloofd land. En in die tocht door de woestijn was Mozes voortdurend in gesprek met God. Als er iemand was, die God zou moeten kennen, dan was Mozes het wel.
 
Maar als we goed luisteren weet Mozes het ook allemaal niet zo goed. Vraagt hij veel meer aan God dan dat hij weet. Wie gaat er nu met ons mee? Wat zijn uw plannen? Bent U ons wel goedgezind? Kan ik U niet wat beter leren kennen? En als dat allemaal nog niet genoeg is, als God Mozes antwoord geeft, ‘Ja, Ik doe wat je vraagt, Ik ben je goedgezind, en ja, Ik heb je uitgekozen’, dan durft Mozes ook nog te zeggen: ‘Laat mij toch uw majesteit zien’. Laat me zien wie U werkelijk bent. Wie is die God, die me op weg stuurt, voor mij en het volk uit gaat?
 
Is dat dan je lot, ookal ben je leider van het volk van God? Of zegt het meer iets over wie of wat God is, en dat geloven een nooit ophoudend proces is nu weer eens wel en dan weer niet, of minder. Dynamisch. Groei. Openheid.
 
Vandaag vieren we zondag Trinitatis. De Drie-eenheid van God. Als toetje na Pinksteren nu alledrie ineen: we vieren en belijden God als Vader, als Zoon en als Geest. Aanwezig, of kenbaar op drie manieren. Maar laten we oppassen met te zeggen dat we daarmee weten wie of wat God is. Als God al niet te vangen is in één beeld, als we Hem niet in het gezicht kunnen kijken, dan zeker ook niet in een theorie of stelling.
 
Willem Barnard schreef er eens over: Laten we God als Triniteit in eerste plaats eren, maar erover redeneren is afkeurenswaardig. Met onze woorden vangen we de werkelijkheid niet, we ontsluiten er iets van. Augustinus sprak over de armoede van de menselijke taal als het over God gaat. We zeggen daarom niet ‘Er is een Vader, er is een Zoon en er is een Geest’, nee, we zeggen ‘Ik geloof in God, die als Schepper en Vader aan onze oorsprong staat, onze basis is, die we door de verschijning van Jezus als één van ons herkennen, soms, en dat we proberen te voltooien in ons leven, in zijn Geest’.
 
Wat valt er dan nog te zeggen over God?
We zullen het moeten doen met de verhalen die we week aan week lezen en uitgelegd krijgen. En de waarheid die daar uit naar boven komt, is in de eerste plaats een waarheid-in-relatie. Niet één van objectieve feiten en theorieën, maar een be-leef-de en ervaren waarheid. Waar het gaat om jouw hele persoon, ons hele leven, in plaats van een kale, boven de tijd verheven stelling.
 
Haast als vanzelf komen we zo weer terug bij Mozes daar op die berg. Het prototype van een gewoon mens, met vallen en opstaan, met geloof en ongeloof. Nu alweer voor de tweede keer naar boven met de stenen tafels waar de Tien Leefregels zullen worden opgeschreven, want het volk is hardnekkig en onhandelbaar. En ook deze Mozes weet het niet precies, en ook deze Mozes zit vol vragen, en ook hij wil zo graag wat meer zekerheid. Hij zou het liefste God zelf even willen zien.
 
En dat alles in een verhaal dat verloopt in vraag en antwoord, dat intiem is, want het gaat over liefde en trouw, over het willen zien, en over een hand die beschermend op je gelegd wordt, als in een persoonlijke relatie. Het gaat over een mens die zoekt, die twijfelt, die verlangt en vraagt. Daar zijn er denk ik wel meer van. Het gaat over een God die antwoordt, die niet onveranderlijk is, maar die luistert en meegaat in onze vragen. Een God die niet tegen onrecht kan, en die zoekt naar vergeving.
 
Dat is geen theorie, dat is wat zijn Naam die steeds weer genoemd wordt in dit verhaal, eigenlijk inhoudt: Ik zal er zijn, Ik ben die Ik ben. Mozes krijgt zijn gezicht niet te zien, niet omdat het niet mag, maar omdat God niet vast te leggen valt. Niet in onze bekrompen en kwetsbare beelden, niet in onze woorden waarmee we gelijk willen hebben, en anderen tekort doen.
 
Wat Mozes wel mag, en wat God wel voor hem doet, is hem op een rots zetten. Stevig, standvast. Hij beschermt hem met zijn hand. En als God, of eigenlijk de Godsnaam, want er staat steeds ‘de HEER’, oftewel JHWH, ‘Ik ben die Ik ben’, dan voor hem langs trekt, dan mag Mozes Hem van achteren zien. Ook dat moeten we niet verkeerd verstaan. In onze beleving is dat misschien juist heel afstandelijk of zelfs onbeleefd, iemand je achterste laten zien, hier gaat het om heel iets anders. Het past bij wie God is; iemand die voor ons uit gaat, die ons voor-gaat, de weg bereid. God is niet te vatten of aan ons gelijk te stellen, in onze zak, in onze woorden, in ons hoofd, want dan lopen we vast.
 
Betekent dat dan dat we nooit Gods werkelijkheid zullen bereiken, nooit zullen ervaren? Ik las ergens dat een God die altijd voor ons uitgaat, ook een oneindig verlangen in ons losmaakt. Een God waar we ons daardoor steeds naar uitstrekken. Dat is dan niet hopeloos, of doelloos, maar geeft juist een richting om te gaan. Het Christelijk ‘leven’ of ‘geloof’ is daarom ook niet iets, behalve dan als een oneindige opgave. En steeds zal Gods werkelijkheid dan weer even oplichten. Nu weer eens in een ontmoeting met iemand, dan weer in een lied, en later weer eens in hand die plotseling op je schouder ligt.
 
Meer dan genoeg om ‘Amen’ op te zeggen. Niet van ‘zo is het’, maar in de letterlijke zin ‘Moge het zo zijn’, op weg gaan in geloof, in vertrouwen. Vele eeuwen later dan Mozes, opnieuw op een berg, is dat ook wat Jezus aan zijn leerlingen meegeeft. Aan het einde van het evangelie klinkt het als een refrein op wat Mozes ooit hoorde. Begin nu maar opnieuw met die goede boodschap. Ga dus op weg, als beminde en uitgekozen mensen. ‘En houd dit voor ogen: Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld’.