Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

15 februari 2009

15 februari 2009 IKON dienst

thema GAAF!

lezingen:
II Koningen 5: 1-3 en 9-15b
Marcus 1: 40-45

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Gaaf! Een gave huid en een gaaf leven, dat wensen de buitenlander Naaman èn de man met huidvraat uit het Marcus-evangelie.

Huidvraat, vroeger spraken we over melaatsheid, was een gevreesde ziekte. De ziekte werd als zeer besmettelijk gezien en gaf een groot sociaal stigma. Een ieder die aan huidvraat leed, werd gedwongen tot een leven in isolement. Je gold als dood voor de gemeenschap. Je was volledig afhankelijk van anderen om te kunnen overleven. Melaatsheid werd als straf van God ervaren, als gevolg van zonde en schuld. De messias zou, zo was de verwachting, genezing in deze ellende kunnen brengen.

De voorschriften, beschreven in het bijbelboek Leviticus, rond deze en andere huidziekten waren streng, maar genezing en dus ook rein-verklaring was mogelijk.  Wie onverhoopt in aanraking kwam met een melaatse, werd eveneens als onrein beschouwd. Voor hem golden dezelfde regels

Mogelijk is er bij zowel Naaman als de man die in het Marcus evangelie bij Jezus komt, sprake van een te genezen huidziekte. Niet besmettelijk, maar hun uiterlijk is door de aandoening dermate gehavend, dat de kreet ‘gaaf’ zeker niet van toepassing is. Beide mannen zijn in ieder geval niet om aan te zien, naar zo iemand wordt vaak niet geluisterd.

Beide mannen zijn ook zeer verschillend: Naaman heeft zijn sporen verdiend als legeroverste in Aram,
hij is een man van hoog aanzien. Maar dat alles helpt niet bij zijn aandoening. De zieke Naaman staat hier centraal. Het dienstmeisje wijst hem de weg, terug naar Israel, naar de profeet, haar oorsprong,
voor hem vijandelijk gebied waar hij zijn werk als militair uitgevoerd heeft. Het dienstmeisje wijst de machtige Naaman de weg naar genezing. Is zij een klein schakeltje, een flonkerend lichtje van hoop in tijden van oorlog en ziekte en ellende? Hoe groots Naaman ook mag zijn, in zijn ziekte is hij aangedaan, en afhankelijk van anderen.

Naaman arriveert als een militaire topman in Israel. Ik stel mij zo voor dat hij en zijn gevolg met zijn eigen vervoer komt: per strijdwagen met een mooi koppeltje paarden ervoor, een imposant schouwspel.

De deceptie komt bij het huis van de profeet Elisa. De profeet verwaardigt zich niet buiten om Naaman te woord te staan, wat zou hij ook met iemand uit het buitenland, die vreemde goden aanbidt, en die ook nog eens in een strijdwagen aankomt? Denkt Naaman de hele zaak, de zo gewenste genezing, te kunnen regelen alsof het een militaire operatie betreft? Elisa laat een boodschapper de mededelingen doen. Naamans reactie: moet hij de opdracht om zichzelf in de rivier de Jordaan zeven maal onder te dompelen werkelijk serieus nemen? Naaman was de rivier al overgestoken op de heenreis, het is een miezerig stroompje. Had Naaman dan een spektakel verwacht? Toeters en bellen, en veel vertoon?

Opnieuw zijn het de bedienden die Naaman op de weg naar de genezing zetten: “doe het maar wel! Baad je in de rivier, je zult weer rein worden.” En zo gebeurt het ook. Naaman wordt rein en keert terug naar huis van Elisa. Dan heeft hij wél een ontmoeting van aangezicht tot aangezicht met deze godsman en Naaman belijdt dat er buiten Israel geen God is. Genezing gaat over menselijke grenzen heen, zo groots is deze God van Israel. Naaman, nu niet meer onrein, behoort tot de beminden van Israels God,  en in hem geldt dat voor alle volkeren.

Over de man met huidvraat die in het Marcus-evangelie bij Jezus komt, weten we niets. Hij is naamloos en zonder bijzondere staat van dienst. Maar net als Naaman heeft hij een wens: een gaaf leven! Ook hij wil weer deel uitmaken van de gemeenschap. Hij accepteert zijn situatie niet, hij legt zich niet neer bij de feiten. Hij wil niet gestigmatiseerd door het leven. Hij neemt zelf het initiatief.
Tegen alle sociale conventies in, doet hij een ongewone daad. Hij komt naar Jezus toe en knielt voor hem neer, smekend om hem rein te maken. De knieval is een teken van goddelijke eer. Uit zijn woorden en zijn gedrag kunnen we opmaken hoe groot het vertrouwen van deze man in Jezus is: ‘als u wilt, kunt u ….’ De man weet het zeker, bij Jezus moet hij zijn, Jezus kán het. Maar zal Jezus hem helen zoals hij wil?

De reactie van Jezus op dit gebeuren is eveneens ongewoon. Jezus kreeg medelijden, zo staat er geschreven, dat wil zeggen, een vorm van medelijden die je door merg en been gaat, die je ingewanden doorsnijdt.  Hij is met barmhartigheid innerlijk bewogen, diep ontroerd, in zijn binnenste geraakt. Geen medelijden in de zin van ‘iemand zielig vinden’, maar een van binnenuit aanvoelen van en meevoelen met de nood van de ander.

Deze bewogenheid zet Jezus om in actie: het is zijn ‘nee’ van godswege tegen het aangetaste leven dat dergelijke ellendige ziekten als melaatsheid oplevert. Probleemloos zoden we de lijst kunnen aanvullen, waartegen wen een goddelijk nee zouden willen horen.

Vanuit zijn bewogenheid doet Jezus waar de man het meeste behoefte aan heeft: hij raakt hem aan.
Jezus maakt letterlijk contact met deze man en in hem met alle mensen die het gevoel hebben er vanwege hun ziekte niet meer bij te horen. Jezus overbrugt de scheiding tussen de zieke en de gemeenschap. Hij maakt met dit gebaar duidelijk dat de gemeenschap met hem begaan is, en dat hij daar weer deel van uitmaakt. Een leven zo gaaf!

‘Ik wil het, word rein.’ en onmiddellijk is hij van zijn huidvraat genezen. Op zijn woord breekt het Rijk van God door, daar waar geen plaats meer is voor ziekten. Jezus breekt door als de vervulling van de oude profetische verwachting.

In de voorbereidingsgroep struikelden we over de woorden van Jezus ‘ik wil het, word rein’. We vroegen ons af of de mogelijkheid ook zou kunnen bestaan dat Jezus het niet zou willen. Enerzijds is dat moeilijk voor te stellen gezien de verhalen van een barmhartige en bewogen Jezus, anderzijds zijn er verhalen te over, waar van genezing geen sprake is en de wond van het verlies blijft schrijnen.

De woorden en daden van Jezus, die de grenzen van de reinheidsregels te boven gaan, zijn gedekt door God. Wát er ook staat, God heeft dezelfde hartstocht voor mensen die buiten de gemeenschap staan.

Boven dit alles staat het woord ‘barmhartigheid’, een door en door begaan zijn met de nood van de ander. Zo’n houding van je daadwerkelijk om de andere bekommeren is niet natuurlijk en vanzelfsprekend. Het is lastig in te plannen in de nieuwe zakelijkheid van indicaties, planning en afrekeningen.

Barmhartigheid moet je oefenen, wat is het precies? Waar begint het? Welke invloed heeft barmhartigheid op mijn leven, op mijn bestemming als mens? Wat heeft het te maken met een gaaf leven? Jezus kiest ervoor om heel dicht te staan daar waar mensen lijden, de gangbare grens over te gaan, en geheel en al bij deze mens betrokken te zijn. Daarmee zijn niet alle ziekten in eens genezen,
maar mogen we elkaar aanzeggen dat God er zijn zal in onze pijn en mèt ons onze pijn en moeite meetorst. Zo mogen we met elkaar die extra mijl gaan, kome wat ervan komt.

Jezus vraagt de genezen man te zwijgen over het gebeuren en geeft hem de opdracht naar de priester te gaan om zich te laten zien. Wat een moeilijke opdracht: de priester kan nog wel even wachten. Eerst alles vertellen aan vrouw, familie, vrienden en bekenden. Hoe zou ook deze genezing, waarmee hij weer voluit mee mag doen, verborgen kúnnen blijven?

De genezen man was aan het goede adres, zijn roep om hulp en verlossing is gehoord.
Hij is weer als individu op eigen benen gezet, en zal zijn eigen leven weer ter hand moeten nemen, daarvoor weer zelf verantwoordelijkheid dragen.
Dat zal nog een tijd van rijping vragen.
Dit genezingsverhaal en ook de andere genezingen is bedoeld als getuigenis dat bezetenheid of ‘bezet zijn’ plaats kan maken voor geloof, hoe aarzelend en stamelend verwoord ook.

Jezus doet bij deze man een beroep op het geloof dat het koninkrijk van God komen zál, waar sprake is van werkelijke gemeenschap, waarin iedereen mee kan doen.

De prijs van het enthousiasme van de genezen man is voor Jezus hoog. Volgens de gangbare regels wordt hij nu aangemerkt als onrein en moet hij verblijven daar waar de melaatsen hun plek hadden, op eenzame plaatsen buiten de stad: uitgestoten. Tegelijkertijd wordt hij achtervolgd door mensen, wachtend op een wonder, de genezing verwachtend.

Gaaf, een gaaf leven, gericht op heelheid en heil. We verlangen ernaar en weten het ook niet altijd waar we dit moeten zoeken. Uit dit evangelie komt Jezus ons tegemoet als de barmhartige die er niet voor terugdeinst door te dringen in het levensgebied van ziekte, onaanraakbaarheid en dat wat letterlijk niet om aan te zien is. Daar deelt hij met ons het menselijke bestaan en laat hij ons zien hoe groots en gaaf God is.

Amen