Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

19 april 2009

19 april 2009 Quasimodo geniti

lezingen:
Jesaja 26: 1-13

Johannes 20:19-31

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Wij kennen Thomas vooral als de ‘ongelovige Thomas’. Zo functioneert hij in ons spraakgebruik. Dat hij uiteindelijk door de knieën gaat en tot een waarachtige belijdenis komt, wil maar niet blijven hangen. Thomas is één van de twaalf, één van de discipelen en als wij onszelf óók tot de volgelingen van Jezus rekenen, dan is hij ook één van ons. Met andere woorden: Thomas dat ben ik, vol twijfel en ongeloof. Het lijkt me goed om dat zo maar eens te zeggen, dat er momenten zijn waarop je het ziet en alles gelovig kunt be-amen èn dat er momenten zijn waarop je het helemaal niet ziet en wanhopig denkt: ‘wat geloof ik eigenlijk nog?’ Dit kan opgeroepen worden door verschillende gebeurtenissen, verweg en concreet in ons eigen leven.

‘Wat geloof ik eigenlijk nog?’ – deze vraag. Is dat erg? Ach, wat is erg – maar het is wel lastig. Soms kun je alles gelovig be-amen, soms zie je het helemaal niet meer. Ik bedoel maar: het is geen ramp.

Sterker nog: het lijkt me zelfs onvermijdelijk. Eerlijke en gezonde twijfel. Vroeger bestond het niet, leek het wel. Zo hoor ik het ook nog wel op huisbezoek: vroeger was het geloof overzichtelijker. Je mocht er in ieder geval niet over praten, over de twijfel Nu kunnen we het er in de kerk rustig over hebben,

zonder meteen in een kramp te schieten.

Thomas is er niet bij, die eerste keer als de gekruisigde en opgestane Jezus verschijnt en hun de zegen geeft en uitzendt over de wereld. Hij is er niet bij, hij verzuimt, hij is thuis gebleven. En waarom doet hij dat? Dat staat er niet. Dat weten we dus ook niet en zo kunnen we daar alleen maar naar gissen. Is z’n wereld niet ingestort op die beruchte vrijdag, die wij goede vrijdag zijn gaan noemen?

Jezus gestorven als een misdadiger, uit de weg geruimd op een achternamiddag aan het eind van de week. Thomas had voor hem door het vuur willen gaan, hij had mét hem willen sterven, maar als het er op aan komt vlucht ook hij weg. Hij gaat er vandoor net als alle anderen. Wat moet hij zich geschaamd hebben, voor zichzelf en voor de anderen. Het verdriet over het verlies van z’n vriend verlamt hem, hij komt z’n bed niet meer uit. Hij kan het niet meer, want verdriet vreet energie. Wie er mee te maken heeft weet dat. Misschien is Thomas ook wel erg boos, dat dit gebeuren kon nota bene met medewerking van gelovige en gewetensvolle mensen. En dat God het toelaat.

Waarom haken mensen af? Waarom blijft men thuis? Vaak hoor ik: ‘Dominee, ik kan niet of niet meer geloven bij zoveel ellende in de wereld. Als God de wereld bestuurt dan heeft Hij het wel verdraaid slecht gedaan. Kijk eens om je heen: niets is er meer heilig, er worden zelfs kinderen gedood.’
Toen ik aan iemand vroeg waarom ze nooit meer naar de kerk kwamen, zeiden zij: ‘Ach, door het kerkenraadswerk zijn we een beetje afgeknapt op de kerk. We hebben achter de schermen gezien wat er werkelijk speelt en nu hoeft het niet meer van ons.’ Het zingen in de kerk, het lezen in de bijbel, de collectezak, laat maar. Kerkverlating vindt het meeste plaats onder mensen die een tijd lang zeer betrokken bij de kerk zijn geweest. En nu zitten ze thuis, net als Thomas.

Thomas hoort het paasgezang wel, maar hij wil er niet aan. De halleluja’s, ze dringen niet tot hem door. Thomas is een kritisch mens, die zich niet zomaar gewonnen geeft. Hij gelooft niet zomaar op gezag van anderen. Er komen teveel vragen op hem af waar hij geen antwoord op heeft. Hij heeft teveel gezien: de wonden en het bloed bij de kruisiging van Jezus en z’n eigen wonden, z’n eigen lafheid en z’n verdriet. Hij komt er niet meer uit, hij zit vast, op slot, dicht.

En dan, acht dagen later, zijn ze voor de tweede keer bij elkaar en Thomas ook. Geweldig, hij is er ook bij. Zijn vrienden hebben het voor elkaar gekregen. En dan komt Jezus binnen, terwijl de deuren gesloten zijn. Alweer. Dat was de eerste keer ook al zo. De deuren zijn steeds gesloten. Wat denkt u: kwam Jezus door een gesloten deur of kwam hij voor een gesloten deur en heeft Hij heeft net zo lang staan kloppen, totdat de discipelen de grendels wegschoven? Ik denk het laatste, niet omdat het een kleiner wonder is, maar omdat het een groter wonder is. Hij komt, terwijl de deuren gesloten zijn.

Hij komt, terwijl er niet op Hem gerekend wordt. Hij komt onverwacht bij mensen binnen die hem buiten sluiten. Dat doet Hij niet als een soort geestverschijning, maar als een aanhouder die wint.

De deur springt open van blijdschap, zoals het graf zich had geopend van schrik. We moeten altijd oppassen dat we het paasevangelie niet sensationeel maken. Dan wordt het nog ongeloofwaardiger dan het al is zeker voor zulke kritische mensen als Thomas.

De aarde werd geen hemel, ook niet die 12 vierkante meter rond de discipelen. Thomas blijft een mens van vlees en bloed – een gezonde twijfelaar. Hij had dagenlang lopen ijsberen: ‘Als Hij komt dan zal ik me niet met een kluitje in het riet laten sturen. Dan wil ik precies weten hoe het zit.’ Maar toen Hij kwam wist Thomas niets meer. Toen kon hij niets anders doen dan uitroepen, uitschreeuwen: “Mijn Heer en mijn God”.

Als gelovige wil je inderdaad ook wel eens weten hoe het zit. Je wilt de zaak op een rij hebben: wat geloof ik nou eigenlijk? Netjes en overzichtelijk, en ik ontmoet in mijn werk op het seminarium mensen die om deze reden theologie gaan studeren. Weet u dat de naamdag van Thomas op 21 december viel? De dag met de langste nacht, omdat Thomas het langst aan Christus twijfelde en dus het langst in de ‘donkere nacht van het ongeloof’ verbleef.

Thomas wordt een gelovige op het moment, dat hij door de knieën gaat en vol overgave uitroept: “Mijn Heer en mijn God”. Hij gelooft niet iets, hij gelooft iemand. Hij breekt uit de gesloten cirkel van zijn bestaan naar buiten en vertrouwt zich toe aan de ander. “Mijn Heer en mijn God.” Prachtig is dat, dat woordje ‘mijn’. Die plotseling herkende relatie. Niet langer ik: “als ik niet zie, zal ik niet geloven”,

maar: “mijn Heer, mijn God”. Dat is een wonder, als je je zo kunt overgeven, met al je twijfels kunt overgeven aan de ander, aan die grote God, die er altijd wil zijn voor u en voor mij.

Heeft Thomas nu zichzelf geweld aan gedaan? Heeft hij een deel van zichzelf om zeep geholpen?

Thomas, is er een van een tweeling. Hij is een Didymus. Maar wie die andere broer is en waar die is, komen we niet te weten. Thomas is een tweeling in z’n eentje. Een beetje verdeeld, heen en weer geslingerd tussen nu eens ja en dan weer nee.

Heeft hij nu voorgoed een van de twee het zwijgen opgelegd? Heeft hij al z’n twijfels en vragen ingeslikt? Nee – die blijven, maar ze zijn niet meer alles bepalend. Er is meer dan weten, meer dan inzicht, er is ook vertrouwen en geloof.

“Zalig zij, die niet gezien hebben en toch geloven”, zegt Jezus. Misschien is dit ook wel de paaservaring van Thomas, dat de onzekerheden die hem kwelden, dat de wonden, die hij zo goed zag bij anderen en zichzelf, hem niet langer beheersen, dat hij er los van gekomen is, bevrijd. Ze zijn er wel, beslist, maar ze zijn geheeld in de ontmoeting met de ander.

De pijnlijke plekken in ons leven, de littekens die we oplopen en waarmee we verder moeten leven,

ze zijn er en ze horen erbij. En als iemand dan tegen je zegt: wat ben je mooi, niet ondanks maar juist dankzij die littekens, die wonden, ja, dan wordt het toch wel een beetje Pasen.

Moge het zo zijn.