Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

28 april 2013

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Heb God lief zo goed als je kunt, en heb elkaar lief zoals Jezus ons liefhad. Het is niet niks, wat we net gelezen hebben. Eerst het verhaal van het volk Israel. Gevlucht uit Egypte, een lange vermoeiende zwerftocht door de woestijn achter de rug en nu staat het volk voor het Beloofde Land. Mozes spreekt hen toe. Hij noemt nog eens de belangrijke geboden.

Het belangrijkste gebod is dit: God, de Heer, is de enige. Heb hem lief met hart en ziel en inzet van al je krachten. Ga er maar aan staan, in een omgeving waar de rest van de volken allerlei andere goden hebben en de verleiding groot is om daar gewoon aan mee te doen. De geschiedenis van Israel is een geschiedenis van vallen en opstaan en weer vallen geworden.

En dan Jezus en zijn leerlingen aan de maaltijd vlak voor Jezus’ arrestatie. Jezus heeft net Judas aangewezen als de verrader, waarop Judas de maaltijd verlaat. Dan spreekt Jezus de woorden die we net gehoord hebben. Hij geeft zijn overgebleven elf leerlingen een nieuw gebod: ze moeten elkaar liefhebben zoals Jezus hen liefhad, zodat iedereen zal zien dat zij leerlingen van Hem zijn.

Ook dat is nogal een opdracht. Het gevaar van de verrader was net nog zo dichtbij. En ook de resterende elf zijn niet allemaal perfecte liefhebbende mannen. Petrus zal over niet al te lange tijd zijn geliefde meester verloochenen. Kunnen zij elkaar liefhebben zoals Jezus dat deed? Ook voor hen zal het vallen en opstaan en weer vallen worden.

En dan wij. Wij zijn de gemeente van Christus. Wij hebben beide geboden gekregen als opdracht: heb God lief met hart en ziel, en heb elkaar lief zoals Jezus ons liefheeft. We weten precies wat we moeten doen. En tegelijk voel je als het hoort: dat kan ik niet. Het is zo veel. Het is voor mij teveel.

Christenen zijn volgelingen van Jezus Christus, maar de geschiedenis die achter ons ligt ziet er niet al te best uit. In die geschiedenis zijn er verhalen van geweld, van machtsmisbruik, van Jodenvervolging, discriminatie van andersgelovigen en van pronken met geld en bezit.

In de paasnacht keken we met de jongeren midden in de nacht een film, waarin een gelovige jongen zijn niet-gelovige vriendin meeneemt naar een jeugddienst. Het meisje voelt zich al na tien minuten weggekeken door de anderen, omdat ze anders is en onbekend. Helaas zijn christenen niet per definitie hartelijke en gastvrije mensen.

Tegelijk zien we niet alleen maar falen en mislukken. We zien ook de hoopvolle momenten uit het verleden. Grote momenten, waarin de kerk het opnam tegen het onrecht. Kleine momenten, waarin individuele christenen hun leven opgeven om anderen te redden of omdat ze hun geloof in God niet wilden verloochenen.

Soms denk ik: God geeft ons een te grote opdracht. We zijn mensen die fouten maken en die niet altijd zulke lieverdjes zijn. Wat een gepruts is het soms. Hoe kunnen we ooit het gebod van Jezus gehoorzamen? En ook denk ik: God liefhebben boven alles? Zelfs boven mezelf? Dat gaat wel erg ver. Ik houd toch liever zelf de regie in handen. Ik bepaal zelf wel hoe mijn leven eruit ziet.

Ik kijk niet alleen naar mezelf, ik kijk ook naar de kerk. De kerk in Nederland is inmiddels verdrongen naar de rand van de maatschappij en krimpt ontzettend hard.

Het volk Israel was een groepje vluchtelingen die voor de opdracht stond een land met sterke mensen en vruchtbare velden in te nemen. Onmogelijk, zou je zeggen.

De leerlingen van Jezus waren een handjevol mensen, zonder veel opleiding of kennis, met de opdracht om aan iedereen te laten zien hoeveel ze van elkaar hielden. Onmogelijk.

En wij zijn een minderheid in ons land, een land vol met andere verhalen en andere levensvisies waarin God niet voorkomt. Wij hebben de opdracht om de kerk van Christus te zijn, om God lief te hebben boven alles en onze naaste als onszelf. Het is onmogelijk.

Gelukkig weten we van die eerste twee verhalen, van Israel en van de leerlingen, de afloop al. Israel bestond inderdaad uit een klein groepje vluchtelingen. Maar het groeide uit tot een groot volk, dat met vallen – opstaan – weer vallen toch het volk was dat met God ging, het volk dat God niet losliet. Het was ook het volk van koning David, de koning die met vallen en opstaan toch de man naar Gods hart was en bleef. God had Israel uitgekozen en God hield Israel vast.

De leerlingen waren ook een onbeduidend groepje mensen, waar een verrader en verloochenaar uit voort zou komen. Jezus gaf hen de opdracht elkaar lief te hebben. Dat mislukte vaak, maar toch groeide er met horten en stoten een wereldwijde gemeenschap. En zijn er nu twee miljard mensen op de wereld die met vallen en opstaan Jezus willen volgen. Het Koninkrijk van God begon bij het leven van Jezus, en het is er nog steeds. Niet grijpbaar, niet tastbaar, maar bij vlagen zien we Jezus’ liefde in elkaar.

Als we een kopje koffie voor elkaar inschenken. Als we op bezoek gaan bij een eenzame kennis. Als we onze kritiek een keer inslikken in plaats van rechtstreeks te uiten. Als we op zondag een praatje maken met een gemeentelid dat we nog niet kennen. Als we onze echtgenoot vergeven als er iets gebeurd is dat pijn deed. Als we een treurende broeder of zuster troosten.

We horen vandaag de grote geboden van God. God is het belangrijkste in ons leven en we hebben hem lief met hart en ziel en inzet van al onze krachten. En we hebben elkaar lief zoals Jezus ons liefhad en heel de wereld ziet dat we zijn volgelingen zijn.

Dat zijn de grote woorden van God die we niet kunnen waarmaken. Onze eerste reactie kan zijn: dat kan ik in ieder geval niet. Ik heb heel mijn leven fouten gemaakt. En mijn kinderen proberen al niet eens meer om die grote woorden te volgen. En mijn kleinkinderen hebben er nog nooit van gehoord.

Maar we moeten niet naar onszelf kijken met al ons mislukken en gepruts. We zijn een kerk van prutsers. Ja. Wij zijn prutsers en we geloven in God. We zijn een dapper klein groepje dat het onmogelijke nastreeft. Het lukte het volk Israel niet. Het lukte Petrus, de leerling van Jezus, niet. Het lukt ook ons niet.

De Joden stoppen het belangrijke gebod in een klein doosje en hangen dat aan de deurpost. Zo worden ze steeds herinnerd aan wat God van hen vraagt. Want God weet dat wij vergeetachtig zijn en dat we het te druk hebben om voortdurend te beseffen wat onze opdracht is.

Maar wij doen het met een ander soort mezoeza, wij doen het met het levende voorbeeld van Jezus Christus. Jezus Christus, de opgestane Heer. We kijken niet naar onszelf, naar onze goedbedoelde pogingen, maar we kijken naar Hem. Alleen naar Hem. Als dat niet zo was, dan kan ik hier niet staan om het Evangelie te vertellen en dan kunnen we wel ophouden om kerk te zijn.

Pas las ik op internet een statement van iemand die teleurgesteld was in zijn kerk, een kerk die probeert alles perfect te doen en alles voor elkaar te hebben. Waarom geven we niet gewoon toe dat we niet alles kunnen? vroeg hij zich af en hij schreef dit:

We zijn de kerk van brokkenpiloten
gezegend zijn zij die het verprutsen
zalig zijn zij die proberen maar mislukken
Christus laat zich vinden te midden van brokstukken
niet om te oordelen maar om te redden
wat er te redden valt tussen schip en wal
we zijn onvolmaakt en verre van af

We zijn onvolmaakt en verre van af. We proberen, we mislukken, we proberen weer. We hebben elkaar lief, maar niet altijd zoals Jezus ons liefhad. En temidden van die brokstukken, van onze gefaalde pogingen, laat Christus zich vinden. Daar zien we de Opgestane, die het duister van het graf achter zich liet. Christus, die de strijd met het donker aanging en overwon. Wij volgen Hem.

Wij volgen Hem en we maken fouten. Bij die fouten hoeven we niet te blijven steken, alsof we dan nooit echte goede volgelingen van Jezus Christus zouden kunnen zijn. We erkennen wat we fout deden, en als we dat doen, dan laat Christus zich vinden. Dat is het Evangelie, daar begint Gods Koninkrijk. Het is Gods liefde, die ons weer opricht.

Vorige week zondag was ik bij een uitzenddienst van twee vrienden. Een jong stel met een dochtertje van nog geen jaar oud. Ze zijn deze week naar Zuid-Sudan vertrokken om hun kennis en ervaring in te zetten voor de gezondheidszorg daar. Zuid-Sudan, een land vol onrust en één van de armste landen van de wereld. En deze twee mensen gingen, als getuigen van Gods zorg en liefde, vol verlangen om te kunnen helpen. Twee idealistische mensen, die hun welvaart en hun carrière in het rijke westen opgeven om zich te verbinden met de armsten en toekomstlozen van deze wereld. Daar, in die dienst, zag ik een moment het Koninkrijk van God oplichten.

En als dat gebeurt, als we het Koninkrijk van God even zien in deze wereld, dan weten we: De God van Pasen is onze God en Hij laat ons niet los. Hoe klein en onbeduidend we als kerk ook zijn. Hij is de God die ons zijn hand reikt als we vallen.

Amen.