Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

27 oktober 2013

27 oktober 2013
Lezing: I Koningen 21

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Op school stonden ze op het bord geschreven,
het werkwoord hebben en het werkwoord zijn;
hiermee was tijd, was eeuwigheid gegeven,
de ene werkelijkheid, de andre schijn.

Hebben is niets. Is oorlog. Is niet leven.
Is van de wereld en haar goden zijn.
Zijn is, boven die dingen uitgeheven,
vervuld worden van goddelijke pijn.

Hebben is hard. Is lichaam. Is twee borsten.
Is naar de aarde hongeren en dorsten.
Is enkel zinnen, enkel botte plicht.

Zijn is de ziel, is luisteren, is wijken,
is kind worden en naar de sterren kijken,
en daarheen langzaam worden opgelicht.

Hebben en zijn. In het gedicht van Ed Hoornik worden deze twee manieren van leven scherp tegenover elkaar gezet. Net zo scherp als de schrijver van de Koningenboeken doet. Achab is van het hebben, Nabot van het zijn.

Achab komt niet uit Jizreel, maar uit Samaria. Daar heeft hij een ivoren paleis. Achab, de man uit de ivoren toren. In de vruchtbare vallei van Jizreel heeft Achab een zomerresidentie, een buiten op het platteland, een plek waar het goed toeven is. Niets mis mee zou je zeggen.

Nabot is van Jizreel, hij is daar geworteld, geboren en getogen, met een wijngaard als erfdeel. Een erfdeel is niet wat wij zouden denken een deel van de erfenis, bijeen gewerkt en bijeen gespaard door je ouders om na hun dood aan jou te schenken. In de Bijbel is ‘erfdeel’ een theologisch begrip. Een erfdeel in de Bijbel is geen privé-bezit, maar een stuk grond waar ook jouw kinderen en kleinkinderen
weer recht op hebben en voor moeten zorgen als goede rentmeesters.

Bij het intrekken van het land van belofte wordt het land verdeeld onder de twaalf stammen van het volk Israel. Iedere stam krijgt, zo lezen we in het boek Jozua, een eigen streek, en elke familie een eigen erfdeel, voor iedereen een eigen plek onder de zon! Erfdeel is de ruimte die God aan alle mensen schenkt, om te leven. Te leven zoals God het bedoeld heeft, een leven in liefde, vrede, recht en gerechtigheid. Zo’n erfdeel verkoop je niet! Alleen in uiterste nood, als degene die voor het erfdeel zorgt zó verarmd is dat hij het niet meer in stand kan houden, alleen dán kan het erfdeel verkocht worden. Maar let wel: bij het jubeljaar gaat het erfdeel weer terug naar de oorspronkelijke eigenaar.

Hiervan is bij Nabot geen sprake. Hij verkeert niet in financiële nood, hij wil, kan en mag het erfdeel, de ruimte van leven voor zijn kinderen en kleinkinderen niet verkopen. Zo staat te lezen in de Tora, de leefregels van God de Heer, en daaraan is Nabot trouw.

Nabot heeft een lastige buurman. Tegenover Nabot staat Achab, Achab neemt het niet zo nauw met de leefregels die God in de Tora gegeven heeft. Hij heeft zich verbonden aan de goden Baal en Astarte. Goden die we, zo vond ik afgelopen week in een commentaar, dagelijkse goden zouden kunnen noemen. Die zaken die voortdurend onze aandacht vragen, maar ons afleiden van de kern.
Je werk bijvoorbeeld, je bezit, je sociale verplichtingen, het geloof in economische groei, de hebbedingetjes waarmee je indruk wil maken, je verslaving aan wat dan ook.

Achab is een jetsetkoning, een koning die zich meer bezig houdt met deze zaken, – deze dagelijkse goden, – dan dat hij koning naar Gods hart is: een koning die zich inzet voor dat waar God de Heer, de Ene voor staat: vrede, gerechtigheid, en een plek voor mensen om werkelijk te leven en tot hun recht te komen.

Achab wil het land van Nabot hebben, dat bekende groene gras van de buren. Hij wil van de wijngaard van Nabot een groentetuin voor zichzelf maken. Wat is daar mis mee? Nou, heel wat! Het is niet alleen dat de grootgrondbezitter Achab nóg meer wil hebben dan hij al heeft.

Het land van Nabot is een wijngaard. Een wijngaard is in de Bijbel model voor de wereld die God voor ogen staat. Een wijngaard is vreugde, is duurzaamheid. Het duurt jaren voor een wijngaard kwalitatief goede druiven geeft. Een wijngaard staat voor het volle en gezegende leven, dat de vrucht is van hard werken èn oog hebben voor wat kwetsbaar is. Achab wil van de wijngaard een groentetuin maken.
Producten voor de korte termijn: één seizoen. Maar ook dit: de groentetuin verwijst naar Egypte, waar het volk Israel de grond moest bewerken, in slavernij. De groentetuin is ons project, iets dat aan onze eisen moet voldoen, zeker niet iets dat je geschonken is om te bewaren.

Zo staan Nabot en Achab tegenover elkaar: het land van belofte tegenover het angstland Egypte en de slavernij. Achab met zijn bestuur, economische groei boven gerechtigheid, kindoffers en prostitutie in de tempels ten behoeve van de vooruitgang, hij ondergraaft het land van belofte met zijn gedrag.
Sterker nog: hij voert het land terug in slavernij. Achab schept een nieuwe tweedeling in de samenleving: kansrijk tegenover kansarm, wijngaard tegenover groentetuin, hebben tegenover zijn.

Achab is er ziek van, en daarin vind ik de schrijver van de Koningenboeken ook humoristisch. Achab wordt afgeschilderd als een dwarse peuterpuber die z’n zin niet krijgt. Of zou Achab toch even in verwarring zijn door het woord ‘erfdeel’? Herinnert hij zich toch iets van de verhalen….?

Zijn vrouw Izebel heeft nooit van erfdeel en hoe dat zit gehoord, en heeft ook geen last van enige twijfel. Zeer doelgericht spoort Izebel Achab aan op de staan, iets te eten en te laten zien dat hij koning is en ze onderneemt actie om Nabot uit de weg te ruimen.

Nabot moet dood, hij is de laatste die nog herinnert aan de Tora, aan dat verhaal van de andere God, die staat voor vrede, liefde, recht en gerechtigheid. In een gecorrumpeerde samenleving blijkt dat niet moeilijk te organiseren te zijn. Nabot wordt buiten de stad gestenigd op basis van een vals getuigenis. Izebel houdt schone handen. Achab kan nemen wat hij hebben wil, hij doet of er niets aan de hand is. Hoogstwaarschijnlijk is niet alleen Nabot omgebracht, maar ook zijn zonen. Er is niemand meer om het erfdeel te bewerken, en de wijngaard in ere te houden. Achab neemt het erfdeel van Nabot en maakt van de wijngaard een groentetuin.

Dan komt de profeet Elia langs, uit Tisbe, een buitenstaander. Een moeilijk slot is het: De profeet confronteert Achab met de feiten en Achab krijgt spijt. Hij trekt het boetekleed aan en buigt zich neer voor God de Heer. Tja, wat moet je daar nu weer van denken? Opportunisme? Of is het echt berouw?
Kennelijk heeft Elia ook zo z’n twijfels. God de Heer zegt tegen Elia: ‘heb je gezien dat Achab zich heeft neergebogen voor mijn aangezicht?’ God ziet het kleine beetje berouw en wil hem een kans geven. Hij laat de straf achterwege en schenkt Achab vergeving, Achab met zijn hele geschiedenis van moord, uitbuiting, van hebben en houden. Maar het vervolg dan? Pas in de dagen van de zoon van Achab zal het kwaad over zijn huis komen. Die zoon is, zo valt verderop te lezen, ook geen lieverdje, maar toch.

We kwamen daar maandag in het gesprek niet echt uit, en ik heb er nog over nagedacht. Vergeving en verzoening staan voorop. Maar let wel: het kwaad in ons leven gaat ook onze kinderen aan. We nemen soms beslissingen waarvan wij – bij de gevolgen – zelf de dans ontspringen. Een investeerder die voor het snelle geld gaat, een werknemer die de zaak flest, enzovoort. Zelf kom je er misschien mee weg, maar de mensen na je eten de zure vruchten van jouw onverantwoorde keuzen.

Het troostende is dat God bereid lijkt om zelfs de Achab-in-ons te vergeven, maar daarmee zijn de gevolgen van ons kwaad niet opgelost. Daarmee is het veroorzaakte leed niet weggenomen. De rekening blijft hoe dan ook liggen bij de kinderen. Juist door de vergeving van Achab, hoe ook ingegeven door de gelegenheid, mag de hoop bestaan dat God de kinderen blijft aanzien.

Een voorbeeld hiervan zie ik in de discussie en de vele vragen rond het gebeuren van de huisarts in Tuitjenhorn. Hoe dan ook: zijn nabestaanden krijgen volop te maken met de pijn en de zure vruchten.
Moge God ook in dit huis zijn met zijn troost en ontferming.

Hebben of zijn? Achab of Nabot. Kansrijk tegenover kansarm. Hoe staan wij in dit verhaal, vroeg ik afgelopen maandag? Dit verhaal over Achab en Nabot gaat ook over ons, over hebben en zijn, denk ik. Wie zijn wij? Zijn we mensen van het hebben? Of proberen we mensen van het zijn te zijn? Kunnen we – als Nabot – het verschil proberen te maken? De naam van God hoog houden? De één doet dat door in de politiek te gaan, de ander zoekt het in zijn koopgedrag, de derde is door zijn contemplatieve houding een voorbeeld voor anderen, of een meisje als Malala is zo’n voorbeeld in haar vasthoudendheid om het recht op onderwijs voor meisjes te realiseren, en nog weer iemand anders….

De wereld veranderen – het begint bij onszelf! Hemelbestormend? Niet altijd, maar zeker de moeite waard!

De dode Nabot is tot op de dag van vandaag een teken dat het visioen van belofte niet uit te doven is.

We weten hier van een ander verhaal dat zelfs zegt dat het is opgestaan uit de dood om nooit meer in de handen van de dood te vallen.

De groentetuin en de wijngaard, hebben en zijn. Ze staan tegenover elkaar.
Maar de wijngaard zal onze toekomst zijn, en soms even ons heden.

Op school stonden ze op het bord geschreven,
het werkwoord hebben en het werkwoord zijn;
hiermee was tijd, was eeuwigheid gegeven,
de ene werkelijkheid, de andre schijn.

Hebben is niets. Is oorlog. Is niet leven.
Is van de wereld en haar goden zijn.
Zijn is, boven die dingen uitgeheven,
vervuld worden van goddelijke pijn.

Hebben is hard. Is lichaam. Is twee borsten.
Is naar de aarde hongeren en dorsten.
Is enkel zinnen, enkel botte plicht.

Zijn is de ziel, is luisteren, is wijken,
is kind worden en naar de sterren kijken,
en daarheen langzaam worden opgelicht.

Amen