22 december 2013, 4e advent
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Na Tamar, Rachab en Ruth vandaag de vierde vrouw uit het geslachtsregister van Jezus: Batseba. Alleen staat haar naam er niet. Ze wordt ‘de vrouw van’ of eigenlijk ‘die van Uria’ genoemd. Dat zegt veel. Matteüs heeft in de mannenwereld die hij schetst van Abraham tot Jezus, vier vrouwen naar voren gehaald en in het licht gezet. Vrouwen met lef. Vrouwen die ieder voor zich het dunne lijntje van verwachting, van hoop op een dageraad gevoed hebben. Vrouwen die door hun initiatief hun leven in eigen hand namen. Op goed geluk of waarschijnlijker: ‘omdat ze zich de luxe van de wanhoop niet konden permitteren’.
En dan ‘die van Uria’. Als je het verhaal van Batseba tot je laat doordringen, valt op, dat zij niet de handelende persoon is. David handelt, Uria handelt. Het gaat over de heren. De decadente David op het dak die de buurvrouw begluurt en zijn lusten laat prevaleren. Uria die bij zijn manschappen blijft, ook als hij teruggeroepen is. Loyaler aan zijn maten dan aan de koning.
Batseba is eerder een figurant in haar eigen leven, iemand op de achtergrond die slechts mee beweegt in het geheel. Er wordt met haar gedaan. Ze krijgt geen gezicht, geen stem, dan alleen om te zeggen: ‘ik ben zwanger’. Zowel van buiten als van binnen zijn het anderen die haar leven bepalen. Hoe vaak is dat niet zo met vrouwen en kinderen, zeker in tijden van spanning en oorlog. Seksueel misbruik is ook een oorlogshandeling, vroeger al en nu nog steeds.
Voor de rest is het een verhaal van begeren en nemen, van machtsvertoon en spelletjes, van afschuiven van verantwoordelijkheid en zelfs niet terugdeinzen om een leven te nemen, als dat de eigen stoep schoonmaakt.
De profeten hebben er ooit voor gewaarschuwd: ‘weet wel hoe koningschap gaat’, zeiden zij. ‘Terwijl de manschappen vechten voor het vaderland, neemt de koning je vrouw en je dochters, neemt hij het beste van het land.’ (1 Samuel 8). Zie hier: het schrikbeeld is werkelijkheid geworden.
De mededeling van Batseba dat ze zwanger is, brengt koning David van kwaad tot erger. Hij slaat aan het ritselen en regelen. Het is de keuze voor de doofpot, alsof hij van de prins geen kwaad weet. Dat maakt dat het kwaad zich als een olievlek verspreidt. Zijn hele omgeving neemt hij mee in zijn keuze, hij maakt hen medeplichtig. En tot overmaat van ramp sterft ook nog het kind dat niet zijn mocht – een onverkwikkelijk en verdrietig einde van dit verhaal. De impact van doodzwijgen reikt vaak zoveel verder dan één generatie.
Hoe moet dit nog wat worden, vraag je je af. Het vervolg – dat we vandaag niet gelezen hebben – vertelt dat op dát moment God van zich laat horen bij monde van de profeet Nathan. Een parabel over dat ene lammetje van de arme dat genomen wordt doet koning David de ogen openen. Het siert hem dat hij dan wél verantwoordelijkheid neemt voor wat hij gedaan heeft. Hij erkent schuld en doet boete, hij gaat de weg van de omkeer, heel letterlijk, hij gaat stap voor stap bezig om zich òm te keren van zijn dodelijke weg.
David kan de geschiedenis niet ongedaan maken. Uria is dood en ook het kind is dood. Het kwaad dat hij – David – veroorzaakt heeft, is niet zomaar te stoppen, het ziekt nog wel even door. Maar door het erkennen van zijn schuld, nu wel! geeft David het leven een nieuwe kans.
En Batseba? Waar is zij in dit geheel? Wat zal zij gevoeld hebben? Haar man gedood, weggewerkt. Het kind dat je gedragen hebt in alles wat speelde, in angst en twijfel: ook dood. Kan zij verder gaan daarna, kan zij leven met zoveel pijn en verdriet, ontkenning? We weten het niet, maar je kunt je er wel veel bij voorstellen. Veel later wordt verhaald dat ze als een terriër vecht voor haar tweede kind, Salomo. Ze vecht om Salomo op te troon te krijgen, om David te beschermen tegen weer andere zonen die azen op de troon. Met grote vaardigheid speelt ze haar spel en ze wint, weten we. Ook dát is er naast haar slachtofferschap. Ze is meer dan wat haar overkomen is, wat haar aangedaan is. Matteüs, de evangelist, probeert recht te doen aan de geschiedenis. Bij Batseba voel je dat hij op twee gedachten hinkt. Doet hij recht aan de vreemdeling, de buitenlandse soldaat Uria die ook in zijn doen en laten, in zijn trouw en toewijding en in zijn slachtoffer zijn, van God liet horen. Of stem geven aan Batseba, háár naam noemen, de figurant in haar eigen leven de plek geven die haar toekomt. Dat laatste doet hij niet! Matteüs noemt niet Batseba als moeder van Salomo. Hij beperkt zich tot ‘die van Uria’.
Een pijnlijke noot is het in het evangelie. Ik kan ’t vandaag niet mooier en blijer maken. Het is pijnlijk. Het klopt niet. David gedraagt zich als een schurk! En tegelijk blijf je nadenken over die twee, omdat je er over struikelt. Uria wordt genoemd als de rechtvaardige vreemdeling, het leed en onrecht dat hem is aangedaan weegt heel zwaar. Batseba wordt niet weg geschreven. Uria èn Batseba staan voor al die vrouwen en mannen die tot figurant in hun eigen leven zijn gemaakt, met wie maar gedaan is, die opgeofferd zijn voor wat voor doel dan ook die niet mondig zijn, die lijden onder ondoorzichtige regels, die tussen wal en schip vallen.
Juist deze geschiedenis, van Uria, Batseba en David wordt door het noemen van hun namen opgenomen in de geschiedenis van de komst van de Messias. Mensen met wie en door wie maar wat aan gerommeld en gesold wordt, hebben een plek in de geschiedenis van de komst van de Messias. Of ze nu Uria, Batseba of David heten, of Jan en Truus, Aisha en Mohammed, ga zo maar door.
De wereld waarin de Messias geboren wordt, is geen hemel op aarde. Verre van! Hun leven in alle pijn en bitterheid maar ook in hoop en creativiteit maakt deel uit van de komst van de Messias – hun smarten zijn zíjn smarten, zijn heil is ook hun heil.
Vandaag hebben we een dopeling in ons midden. In een woeste wereld, met pijnlijke geschiedenissen wordt hij verbonden met God, delend in Gods heil. Moge hij dit overvloedig te horen krijgen in zijn leven.
Het is ook nog 4e advent. Het donker heerst in ons leven. Het licht wordt ternauwernood geboren, het wordt tevoorschijn geroepen aan verlangen en gemis. Het leven doet pijn, het schuurt soms. Bij tijden hangt het aan een zijden draadje. Maar door alles heen klinkt als noodkreet en houvast dit lied: ‘De dageraad breekt aan, uw komst is niet te keren’
Amen