Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

29 december 2013

Epistellezing: Galaten 3:23-4:7

Ja, er zijn verschillen tussen de synagoge en de gemeente van Christus. Maar zijn die verschillen wel zo groot als de ex-Farizeeër Paulus in zijn brief aan de Galaten schildert? Spreekt hier ook niet de convertiet, de bekeerling, die op een overdreven manier wil laten zien dat hij gebroken heeft met zijn verleden?
Nee, in de gemeente van Christus wordt de besnijdenis niet meer gepraktiseerd. Dat is een van de ceremoniële joodse tradities waarmee men in het christendom heeft gebroken. Maar betekent dat nu ook dat leven bij de Thora niet langer van belang is? Is de Thora hier al het Oude Testament geworden, een in de ogen van veel christenen achterhaald stuk geschiedenis? Nee, natuurlijk niet, want men las op zondag in Galatië, net als in de synagoge, een gedeelte uit de Thora en uit de profeten. En verder een gedeelte uit een brief van Paulus. Waarbij het maar de vraag is of men de beschikking heeft gehad over meerdere brieven van Paulus. En het is maar helemaal de vraag of men een gedeelte uit een Evangelie heeft gelezen, want bezat men wel een Evangelie, laat staan de tekst van alle vier de Evangeliën? Waarschijnlijk nog niet. Men zal eerder herinneringen opgehaald hebben aan de prediking van Paulus. De mondelinge traditie heeft dus een grote rol gespeeld.
Een kerkdienst in Galatië zag er dus heel anders uit dan een kerkdienst in Weesp, want men heeft alleen Psalmen gezongen, opnieuw volgens de synagogale traditie, en verder had men slechts de beschikking over een paar nieuwe liederen, zeker geen dik liedboek zoals wij. Het christendom stond nog slechts in de kinderschoenen. Het ceremonieel was dus nog kaal. Het protestantisme is niet uit de lucht komen vallen. Van synagoge naar kerk moest er nog een hele ontwikkeling volgen, een ontwikkeling waarin men steeds meer afstand nam van de gebruiken in de synagoge en van het Oude Testament. Of dat in de geest van Jezus is, is maar helemaal de vraag, een pijnlijke vraag.
Want had Jezus de Thora afgeschaft? Nou niet bepaald. Jezus heeft de Thora streng toegepast. Jullie hebben gehoord dat tegen de Ouden gezegd is, maar Ik zeg jullie. Jezus zet de puntjes op de i, doet eerder meer dan alleen dat wat men gewoon was. Meer dan het gewone is niet bepaald niet langer leven volgens de wet. Meer dan het gewone is volgens Paulus het niet langer van de wet verwachten, alsof men via wetsbetrachting rechtvaardig zou kunnen worden, maar het van Christus verwachten: de rechtvaardige zal door het geloof leven. Maar dikt Paulus hier tegenstellingen niet te veel aan? Is hier wel sprake van een tegenstelling? Liggen kerk en synagoge, Nieuwe en Oude Testament niet veeleer in het verlengde van elkaar? Is en blijft het Oude Testament niet het EERSTE testament, de basis van alles, getuige het leven van Jezus, die tot op het kruis bij Psalmen leeft?
Ja, via Christus, het Kerstkind, de gekruisigde, zijn wij kinderen van God geworden. Maar toch niet buiten de Thora, Gods geboden voor een goed leven, om? Juist door ons, net als Jezus, aan Gods geboden te houden, DAARuit en nergens anders uit te leven, laten wij zien dat wij kinderen van God zijn. Wet en Evangelie als eenheid, niet als valse tegenstelling die in de kerk in de loop der geschiedenis een kwalijke rol heeft gespeeld. ‘T’En zijn de Joden niet, Heer Jesu!’die U kruisten’ (Revius).
Onder kinderen van God zijn er geen raciale of maatschappelijke tegenstellingen. Allen zijn wij immers gelijk voor God. De tegenstelling tussen Joden en niet-Joden of die tussen Grieken en barbaren bestaat daarmee niet langer. Kinderen van God zijn daarentegen met elkaar in eenheid verbonden. Een eenheid in verscheidenheid, maar vooral een eenheid, want allemaal erfgenamen van Abraham, allemaal kinderen van de belofte, allemaal achter aartsvader Abraham aan onderweg naar het beloofde land.
Allemaal roepen wij God de Vader aan. Allemaal zijn wij dus mondig. Mondig via het gebed, via Christus, via de Schrift. Dat is een andere mondigheid dan waarover men sinds de jaren zestig spreekt. Geen mondigheid op grond van een grote mond waarmee het recht van de sterkste overheerst, maar mondig omdat God ons de juiste woorden in de mond legt, mondig omdat vanaf het begin het woord heeft geklonken, mondig omdat het Woord vlees is geworden, in ONS midden, mondig om, net als de profeten, te protesteren waar dat nodig is, protestant te zijn.
Mondige erfgenamen in plaats van mensen die verslaafd zijn geraakt aan tradities die wij zelf hebben bedacht en ingesteld. Mondige erfgenamen die zich daarom met Nietzsche durven afvragen of bepaalde tradities wel juist zijn, niet al te menselijk zijn. Juist door, net als Jezus, uit de Thora te leven word je mondig, sta je kritisch in de wereld, leef je niet bij de waan van de dag, maar onderzoek je alle dingen en behoud je het goede.
Het Kerstkind opent dus een andere wereld voor ons. Christus ontsluit een wijds perspectief, niet van dat benauwde wat er in de kerk vaak van is gemaakt.
Door God en Christus na te volgen ben je niet op je bekkie gevallen, zie je meer dan het gewone, prik je door de nodige luchtbellen heen. Alleen de Thora schenkt ons die kritische zin die ook de profeten kenden. Ik zou geen andere bron kennen die je zo kritisch en zo vrij maakt.
Is de Thora in strijd met Gods belofte (vs. 21)? Absoluut niet. Daarom lezen we het Nieuwe Testament op basis van het Oude, het eerste Testament. Daarom leven kinderen van God vrij en vrolijk dichtbij de Thora, niet vanuit een zelfbedacht zondebegrip. Daarom leven kinderen van God dichtbij Christus, vanuit de vreugde van Kerst en de vreugde der wet. Amen.