Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

28 juli 2013

Ds. Lamfers

Evangelielezing: Lukas 11:1-13
Evangelielezing: Mattheüs 18:21-35

Ons onze schulden vergeven, dat doet God, omdat Hij ons geen stenen voor brood geeft, geen slang in plaats van een vis te eten geeft. Vergeving moet juist het kwaad, het bedrog beteugelen. Daarom verbindt God wel een expliciete voorwaarde aan vergeven: dat wij eerst ANDEREN, die bij ons in het krijt staan, hun schuld vergeven, voordat wij kunnen verwachten dat God ONS vergeeft. Vergeving is dus niet gratis en voor niets, maar vraagt ook van ons het nodige en niet alleen van die ander die WIJ als schuldige zien.
Vergeving is geen goedkope genade, geen goedheid op een koopje. Vergeving is daarom niet alleen iets tussen God en ons, nee, ook hier handelt God niet buiten medemensen om. Ook hier draait het er om hoe WIJ met onze medemensen omgaan. Wij hebben dus ZELF de sleutel tot Gods vergeving in handen en kunnen daarom niet net zo te werk gaan als die ene slaaf die met zijn medeslaaf geen medelijden had. Net zelf vergeving ontvangen en dan anderen onbarmhartig behandelen, dat gaat dus niet. Genadeloos optreden in plaats je naaste lief te hebben, dat gaat er bij God niet in, daar heeft Hij geen goed woord voor over. Verhoren wij de smeekbede om genade van een ander niet, hoe zouden wij dan ooit willen dat ONZE gebeden verhoord worden? Zijn wij harteloos, meedogenloos, hoe kunnen wij dan verwachten dat God een en al goedheid is?
Het eerste wat wij van God leren is barmhartigheid, als bron van naastenliefde. Barmhartigheid, daar draait het steeds weer om in Jezus’ optreden, opdat er geen verharding optreedt in intermenselijke relaties, maar mildheid het laatste woord heeft. Barmhartigheid, opdat het kwaad geen kans, geen speelruimte krijgt, maar goedheid het eerste en het laatste woord heeft. Barmhartigheid, opdat medelijden en liefde het eerste en het laatste woord hebben in de wijze waarop mensen met elkaar omgaan, tot zegen van elkaar leven.
Vergeving is dus nooit even snel, snel te regelen in een onderonsje met God. Vergeven WIJ niet, behandelen wij een medemens harteloos, dan zetten wij ook onze relatie met God op het spel.
Wij kunnen alleen iemand vergeven, indien die ander ons om vergeving vraagt. Ook hier ontvang je vergeving niet gratis, maar op de voorwaarde dat wat er gebeurd is nooit meer zal gebeuren. Een herhaling van fouten is dus uitgesloten. Vergeving is alleen mogelijk, indien iemand er duidelijk blijk van geeft berouw te hebben over wat er is misgegaan en indien iemand duidelijk laat zien nooit meer dezelfde fout te zullen maken. Iemand die zijn leven niet betert, heeft daarmee het recht op vergeving verspeelt. Datzelfde geldt, denk ik, voor mensen die veel kwaad hebben aangericht, veel mensen leed hebben berokkend: oorlogsmisdadigers of fanatieke partijleden die bloed aan hun handen hebben. Joden kunnen zo iemand nooit vergeven zonder dat die ene misdadiger die jou heeft geslagen jou PERSOONLIJK om vergeving komt smeken. Van collectieve vergeving kan dus geen sprake zijn. Excuses van politici zijn dan ook veelal goedkoop. Zonder een persoonlijke verhouding te herstellen, zonder meer dan goede voornemens wordt vergeving schenken een spelletje, terwijl het hier om een uiterst serieuze zaak gaat: om geschonden verhoudingen die moeten worden omgebouwd tot goede verhoudingen. Dat gaat niet zomaar, een, twee, drie.
Vergeving ontvangen en vergeving schenken doen pijn. Dat gaat niet zomaar. Vergeving ontvangen en vergeving schenken is SAMEN een crisis doormaken, waarbij het licht pas aan het eind van de tunnel gloort. Vergeving ontvangen en vergeving schenken is vervolgens SAMEN Avondmaal vieren, om SAMEN te delen in Gods goedheid.
Alleen door te vergeven wordt het kwaad met wortel en tak uitgeroeid. Een andere oplossing is er niet, want een andere weg dan die van de toenadering is te gemakkelijk.
Moet je dan iedereen vergeven? Ik denk het niet. Want kan je een onverbeterlijke misdadiger met veel bloed aan zijn handen, die geen spijt heeft van wat hij gedaan heeft, vergeven? Ik kan het niet, want zo iemand heeft te veel mensen kwaad aangedaan, te veel mensen in elkaar geslagen. Dat bloed blijft van de aarde roepen.
In plaats van te vergeven wraak nemen voor wat je is aangedaan, heeft geen zin, want dan zou je ZELF kwaad stichten, iets wat nu juist voorkomen moet worden. Afstand houden tot iemand die te veel op zijn kerfstok heeft om te kunnen vergeven is, denk ik, de enige mogelijkheid om schijnheiligheid, ook een vorm van het kwaad, te voorkomen.
Spijtbetuigingen voor de rechtbank die met strafvermindering worden beloond lijken mij dan ook een dubieus middel, net als vergeving vragen op je sterfbed. Dan ben je, denk ik, te laat en zet je mensen onder druk op een manier die naar chantage riekt. Dan moet de vergeving van één kant komen, terwijl vergeving nooit eenzijdig is, maar altijd van twee kanten moet komen.
Vergeven kent dus grenzen. Vergeving schenken is dus geen verplichting; wel een door God geschonken mogelijkheid, omdat wij getuige de gelijkenis van de verloren zoon mogen weten dat Gods goedheid groter is dan onze schuld. Daarom kan alleen Hij die ons vergeving heeft geschonken, op Golgotha, het gesprek over vergeving met ons aangaan, ja meer nog, samen met ons om vergeving bidden.
Hij die zelf na Gethsemané ervaren heeft dat niet elk gebed verhoord wordt, leert ons bidden, voert ons binnen in die merkwaardige, ondoorgrondelijke wereld van gebed, verhoring en vergeving. Aan ZIJN hand verkennen wij Gods wereld, waarin mysterie en mystiek samenkomen, een leven lang. Amen.