20 februari 2011
Lezing uit de Thora: Exodus 22:21-27
Epistellezing: 1 Korinthe 4:6-16
Er zijn duidelijk problemen in de gemeente in Korinthe. In plaats van samen te werken is de gemeente onderling verdeeld, valt men in subgroepen uit elkaar. In plaats van elkaar te kunnen waarderen gaat de een er prat op veel en veel belangrijker, want veel en veel beter te zijn dan de ander. Er zijn immers steeds weer en overal mensen die op macht en aanzien uit zijn. Maar zijn zij wel zo verstandig als zij beweren? Zij hebben niet eens door dat hun streven van een korte-termijn-visie getuigt. Aan het einde van het leven ben je immers toch weer allemaal gelijk, want even
on-machtig, even naakt.
Waarom zijn zo veel mensen dan zo diep onder de indruk van aanzien, macht, pracht en praal? Hoe moeten de miljoenen mensen die geen macht en geen geld hebben zich dan voelen? Bovendien: mens-zijn is toch meer dan macht hebben of een dikke portemonnee hebben? Die doordenkertjes legt de schrijver van Exodus ons voor, omdat hij mensen belangrijk vindt die het niet zo goed getroffen hebben in het leven.
Hoe kijken wij tegen zulke mensen aan? Zien we doodgewone mensen wel staan, omdat alleen wie macht of geld heeft aanzien onder ons geniet? Hoe komt dat toch? Komt dat omdat de zucht naar macht van Mubarak en de hang naar de glitter van filmsterren en voetballers in elk van ons schuilgaan? Wat drijft ons eigenlijk in het leven? Het verlangen naar status of andere motieven?
Wat we ten diepste met ons leven willen is in vrede, ontspannen, voldaan kunnen leven. Maar hoe bereik je dat? Daar is meer dan economische onafhankelijkheid alleen voor nodig. En dat meer, die meerwaarde ziet Paulus zijn mensen in Korinthe NIET grijpen, NIET bemachtigen.
Paulus zit daar behoorlijk mee in zijn maag. Want hoe kan je mensen wiizer maken, inzicht geven in wat belangrijker is dan geld of macht, wanneer ijdelheid en jaloezie zo hoog scoren onder mensen? Waar gaat het in het leven in feite om? Om ‘ik een beetje meer dan jij’ of om belangrijker waarden dan materiële zaken? Een zeker bezit is belangrijk; maar misschien graven andere waarden wel dieper, leiden andere zaken tot een zinvoller bestaan, dat meer voldoening geeft.
Om zijn mensen wakker te schudden gaat Paulus de draak steken met wat men zo belangrijk vindt. ‘O natuurlijk, jullie zitten al stevig in de slappe was. Jullie zijn al koning, vanzelfsprekend’.
Zouden ze nu inzien hoe belachelijk het streven naar aanzien is? Waarom willen we toch altijd weer belangrijker zijn dan anderen? Waar komt dat streven, zoveel ijdelheid toch vandaan?
Is het misschien gebrek aan zelfvertrouwen, het compenseren van innerlijke onzekerheid of misschien wel het compenseren een minderwaardigheidscomplex? Welke onderbuikgevoelens of onderbewuste drijfveren drijven ons voort?
Tja, dan gaat het er om hoeveel zelfkennis wij hebben. Dan komen we bij een heikel punt, want in hoeverre kent een mens zichzelf? Zelfoverschatting, zoals in Korinthe, komt vaker voor. Dat gevoel van eigenwaarde hebben we blijkbaar nodig om overeind te blijven. Maar is het niet triest, al die schone schijn? Is het geen masker dat zo dik is, dat het een plaat voor ons hoofd is geworden? Want dan is je kijk op de werkelijkheid behoorlijk eenzijdig.
Wie denkt U wel dat U bent? Waarom gaan wij zo prat op geld en goed of op wat onze kinderen allemaal bereikt hebben in het maatschappelijk leven? Waar komt die trots vandaan? Waarom willen kleine mensjes toch altijd weer groot zijn of in ieder geval belangrijk LIJKEN?
Paulus probeert ons als tegenwicht de nodige nuchterheid bij te brengen, opdat wij weer in balans komen in plaats van te zweven. Daartoe stelt hij ons een paar vragen. Al die talenten van je, waar komen die vandaan? Al die bezittingen van je, waaraan heb je die te danken? Het zijn allemaal krijgertjes, geen eigen verdienste. Het is genade, door God aan je gegeven, in bruikleen.
Dat werkt even ontnuchterend. Geen eigen verdiensten. Je kunt er dus alleen maar blij mee zijn, dankbaar voor zijn, er dankbaar mee aan de slag gaan ten dienste van de samenleving.
Heel het leven, het duurt maar even. Dus waar hebben we het over? Het zijn allemaal genadegaven. Dus kunnen we beter alleen maar dankbaar in het leven staan in plaats van met van alles pochen en pronken.
Dankbaarheid schenkt je zelfkennis; opscheppen niet. Dankbaar in het leven staan verrijkt het leven wezenlijker dan hebbedingetjes. Dankbaar zijn zorgt er voor dat je goed in je vel zit, evenwichtig in elkaar steekt. Heerlijk in balans; wat wil een mens nog meer?
Paulus is er niet zo zeker van dat je een blijvend positief zelfbeeld kunt ontlenen aan rang en stand, geld en goed. Daarom schildert hij zijn gemeenteleden in Korinthe dat je ook zonder van alles en nog wat te hebben iets voorstelt. Dan mag je misschien geen aanzien genieten, eerder net als Paulus zelf als uitschot worden gezien, maar daarmee ben je nog niet onbelangrijk en kan je WEL met wezenlijke zaken bezig zijn.
Als voorbeeld schildert Paulus zijn eigen, weinig rooskleurige situatie. ‘Worden we beledigd, dan geven we toch een vriendelijk antwoord’. Zo werkt de menslievendheid van God door. Niet op je strepen staan, maar door de schone schijn heen prikken en verstandig wezen, omdat naastenliefde je uitgangspunt is. Naastenliefde en dankbaarheid als wezenlijke waarden voor een goed leven voor ALLE mensen. Daarmee maak je misschien geen opvallende carrière, maar je blijft wel mens. Daardoor leef je misschien bescheiden, maar beschik je wel over zelfkennis en over inzicht in wat God met het leven beoogt.
Levenswijsheid is belangrijker dan veel spullen hebben. Want waar gaat het om in het leven, om hebben of om zijn, om wat je hebt of om wie je bent, wat je uitstraalt, wat je doet voor een ander? Blijkens de richtlijnen voor een goed leven die ons in Exodus worden aangereikt gaat het om het laatste. Niet om mensen van je vervreemden door op hen neer te kijken, maar om mensen aan je binden door oog voor hen te hebben, naar hen te kunnen luisteren. Medemens-zijn als doel van het leven. Die doelstelling kan je halen door oplettend in het leven te staan, te zien wat een ander nodig heeft om menswaardig te kunnen leven.
In onze maatschappij draait het vooral om wat je hebt. Je moet het vooral gemaakt hebben. Maar is de werkelijkheid alleen vanuit economisch gezichtspunt bezien wel veelzijdig genoeg? Je ziet volgens Jezus en Paulus meer, indien je met Gods ogen, vol liefde, mededogen, naar het leven kijkt, dus milder over medemensen oordeelt; als je al het recht hebt over een ander te oordelen. Dan laat je je niet gelden. Dan sta je bescheidener in het leven. Dan is het niet ik, maar die ander. Dan kijk je niet alleen maar met dollartekens in je ogen het leven in, maar zie je zoveel meer.
Omdat Paulus het leven van zijn mensen wil verrijken met een veelzijdig blik op het leven en zodoende de kwaliteit van het leven van zijn gemeenteleden wil vergroten, opent hij zijn mensen de ogen voor een andere dan de gebruikelijke kijk op het leven. Paulus wil dieper graven, in de hoop dat zijn gemeenteleden ook verder gaan kijken en daarmee zoveel meer gaan zien. Oog krijgen voor wat ECHT van waarde is lukt alleen bij het licht van Gods geboden, door Christus na te volgen, niet door achter je zelf aan te lopen. Zelfkennis en levenswijsheid kunnen je alleen geschonken worden. Met dat Godsgeschenk ben je pas ECHT de koning te rijk. Amen.