23 juni 2013
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Bezeten, waardoor kun je bezeten zijn? Het evangelie van vanmorgen vertelt ons de geschiedenis van een man die bezeten is door demonen. Wat moeten we ons daarbij voorstellen? Kwade geesten, onreine geesten – en wat zijn dat dan? Kennen wij dat ook? Is bezetenheid iets exotisch? Of is dit nu typisch iets uit Bijbelse tijden en verre streken?
Bezetenheid. Ik moest denken aan de western ’the good, the bad and the ugly’ een film uit 1966, waarvan het muzikale motiefje meer bekend is gebleven dan de film zelf. De film vertelt het verhaal over drie vrijbuiters die tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) jacht maken op een goudschat. Hoewel ze elkaar voortdurend haten èn naar het leven staan, worden ze door een samenloop van omstandigheden steeds gedwongen tot samenwerking. Elk van de drie heeft een gedeeltelijke aanwijzing om de goudschat te vinden. Aan het einde van de film, als ze op de begraafplaats zijn waar de schat verstopt zou zijn, loopt één van de drie als een dolleman tussen de graven door, een eindeloze vlakte. Gedreven, bezeten door zijn hebzucht, wil hij de eerste zijn die het graf èn dus ook de goudschat vindt. Zo kun je dus ook bezeten zijn.
Misschien kunnen we nog wel meer zaken bedenken waarvoor we door roeien en ruiten gaan,
waarvoor alles moet wijken. Zijn dat de fanatieke sporters die ik ’s ochtends in het zwembad tegenkom? Bezeten om alles te controleren en te willen beheersen. Zijn het de mensen die leven voor hun werk, welstand, rijkdom, en die de menselijkheid van het leven uit het oog verliezen?
Want daar draait het vanmorgen om: bezetenheid is geen leven, het is geen leven zoals het bedoeld is. Je bent alles kwijt: je naam, een plek om te wonen, je leven. Hoe deze bezetenheid te doorbreken?
Dát is het evangelie van de genezing dat we vandaag horen.
Nog steeds zijn we geboeid door de verhalen die ons zijn overgeleverd uit het leven van Jezus.
Waarom? Ik denk omdat het wijze woorden zijn, die samen gaan met zorg en aandacht. Het klopt, wat Jezus zegt èn wat Jezus doet. Door het optreden van Jezus, in woord en daad, komt hijzélf ons tegemoet in ons verlangen door een ander mens te worden gezien en begrepen. Dat is Jezus’ kracht: iemand werkelijk zien en ten diepste aanvoelen, in woord en daad.
Jezus neemt een andere houding aan dan wij meestal doen. Zieke mensen werden toen en worden ook vandaag de dag nog steeds buiten de samenleving geplaatst. Als je ziek wordt, niet meer kunt meedraaien hoor je er vaak snel al niet meer echt bij. Voor je het weet speelt het leven zich buiten je af, en val je samen met je ziekte. Als het dan ook nog eens psychiatrische ziekten zijn, is het helemaal lastig. Het is voor de omgeving vaak onbegrijpelijk als je stemmen hoort of dingen ziet die er niet zijn, als je door ernstige depressies zó down bent dat je dit leven niet meer wilt. Dat wordt vaak niet begrepen en het maakt mensen ook angstig. Een bekend fenomeen is om wat vreemd is en angstig maakt buiten te sluiten, te doen alsof het er niet is, te negeren in vele opzichten. Gelukkig is er door onderzoek, therapieën en medicijnen veel veranderd de laatste jaren en kan er vaak met succes behandeld worden, maar niet altijd! Het blijft vreemd en raar soms, voor velen een andere wereld.
Nog steeds is het moeilijk te vertellen dat je in een psychiatrisch ziekenhuis opgenomen bent. En als je ‘gewoon’ thuis bent, als de ziekte wat gestabiliseerd is, of als je poliklinisch behandelingen krijgt, is er ook sprake van weerstand en moeite. ‘Ik sta er buiten, ik ben anders. De mensen zien mijn ziek-zijn
en niet wie ik werkelijk ben, wat ik kan, wat mijn bijdrage voor anderen kan zijn.’
In het verhaal van vandaag treffen we een man die in geen huis meer kan wonen, die geen kleding op zijn huid kan verdragen. Te midden van de dood – op een begraafplaats, tussen de holen, leeft hij een doods bestaan. Zo ervaart hij het zelf en de mensen om hem heen ook. Wat is de waarde van dit getergde en moeilijke bestaan? Zijn lichaam en zijn geest zijn tot bezet gebied geworden, het lijkt alsof hij zelf niets meer in te brengen heeft.
Juist deze mens wordt door Jezus bezocht. Het is, vanuit de optiek van Jezus gezien, een ontmoeting met een onreine man – hij is bezet door demonen, op een onreine plek: een begraafplaats, ook nog eens in het buitenland, en aan het slot de varkens: onreine dieren. Jezus laat zich niet uit het veld slaan, ook niet als de weerstand groot is ook niet als er klinkt: wat moet ik met u? ‘Wat heb ik met jou te maken, Jezus, Zoon van de allerhoogste God?’ De demonen voelen haarfijn aan met wie ze in Jezus van doen hebben. Ze proberen zich te verweren tegen deze overmacht, tevergeefs zoals zal blijken. Deze kwade machten hebben deze mens de verlatenheid ingejaagd, beroofd van al zijn menselijke waardigheid. De vrijheid, het leven van deze man is in het geding.
Jezus komt dichtbij, te dicht bij want zo komt immers niemand meer bij hem in de buurt. Ik kan mij goed voorstellen dat de omgeving die het vreemd vindt, ook moedeloos geworden is van deze hopeloze situatie. Wat valt er nog te doen? Toch komt Jezus bij hem aan land en vraagt dan naar het diepste van deze mens, met de woorden: wie ben je?
Jezus vraagt naar zijn naam. Je naam is meer dan hoe je heet en hoe je aangesproken wordt. Het gaat over je leven, het laat zien wie je bent, het is de betekenis die je geeft aan jouw bestaan. Het is je roepnaam, je roepingsnaam. De man noemt zichzelf legioen, de naam van een Romeinse legereenheid van wel 6000 manschappen. Zijn echt naam weten we niet.
Legioen, legio: zoveel zijn er, zoveel stemmen, zo groot is de bezetting. Met die naam maakt hij duidelijk hoe groot zijn angst is en dat is het keerpunt in zijn verhaal. Door het noemen van zijn naam is de anonimiteit opgeheven, met zijn naam klinkt zijn verhaal, mag zijn onmacht, zijn onvrijheid er zijn. Nu wordt eindelijk duidelijk waaraan en hoezeer hij lijdt. Jezus laat in woord en daad zien wat de Naam van God betekent: ‘ik zal er zijn voor jou’. In dat licht en vanuit die Naam komt er een einde aan de bezetting, aan de onvrijheid, aan de banden die hem gevangen houden. De uitsluiting en eenzaamheid worden opgeheven. Je bent meer, voor God, voor Jezus en voor mensen.
Legioen, legio, de demonen maken een deal met Jezus: ‘stuur ons niet in de onderwereld, doe dan die kudde varkens maar…’ De destructieve machten van deze demonen worden zichtbaar als de kudde op hol slaat en in de afgrond stort. Het moet voor de omstanders een schokkend beeld zijn:
kijk eens wat daar langs dendert… Zo kan ’t ook gaan bij collectieve massagekte, verslaving en bezetenheid. Deze weg loopt dood! Het is totale vernietiging! De man is genezen, heeft weer kleren aan en zit aan de voeten van Jezus. Gerehabiliteerd en geresocialiseerd, in het leerhuis. Hij wil meer weten van wet en profeten.
Hij krijgt van Jezus een eigen opdracht: nu hij opnieuw verbonden is met de gemeenschap Dáár moet hij gaan vertellen wat God voor hem gedaan heeft. Hij mag zich niet hechten aan zijn therapeut: dat zou een nieuwe afhankelijkheid kunnen opleveren. Hij moet en kan zijn bevrijding delen met de hele wereld, te beginnen in zijn eigen wereld, dan pas is hij echt vrij!
Over de eeuwen heen mogen wij horen welke kracht er ligt in die Naam: ‘Ik zal er zijn voor jou’. Zo wil de naam zijn voor elk van ons, in goede en in kwade dagen, in woord en daad. Te midden van chaos, onrust, storm en bezetenheid vraagt Jezus aan ons: wie ben je? Opdat je kunt leven, werkelijk leven!
Mag dit verhaal ons daartoe kracht geven en bemoedigen. Mag dit verhaal ons aansporen ‘ns kritisch naar onze bezetenheid te kijken. Want bezetenheid zit in ons, meer dan we soms voor waar willen houden. Bezetenheid is niet iets exotischMoge we, geïnspireerd door dit evangelie, mensen zijn die vragen naar elkaars naam. Overal waar dat gebeurt, is Hij in ons midden.
Amen