14 juli 2013
Gemeente van Jezus Christus,
Laatst was ik in de supermarkt.
Ik had afgerekend en mijn aankopen gleden naar het einde van de loopband.
Terwijl ik daar heen liep,
viel mijn portemonnee uit mijn handen
en al mijn pasjes en kleingeld vlogen door de lucht en daarna op de grond.
Ik had dit allemaal nog maar net geregistreerd of ik zag
de twee kleine kinderen van de moeder die na mij aan de beurt was bij de kassa
naar de grond schieten
en als kleine miertjes hadden ze binnen no time alle munten en pasjes in hun handen verzameld.
Ik denk dat ze zo’n 4 en 6 jaar waren en terwijl ik alles weer aannam zag ik in hun ogen de lol die ze hadden in het helpen.
Ik was wel ontroerd toen ik ze
zo zag gaan in hun enthousiasme.
Hoe ze zonder nadenken op de grond waren gedoken.
En de snelheid waarmee die actie,
van zien naar handelen, was gegaan.
Het herinnerde mij aan dat wat je als volwassene soms een beetje kwijtraakt. Die reactie op een impuls.
Het zonder nadenken gaan.
Vaak komt daar in de loop der jaren een rem op.
En dat is ook niet gek, je hebt meer levenservaring opgedaan,
Je bent minder naief.
Je weet dat je soms afwegingen moet maken.
Toch is het zo dat juist daardoor ons zicht vertroebeld raakt.
In de gelijkenis van vandaag gaat
het ook over zien en handelen.
Er ligt iemand langs de weg, in elkaar geslagen.
Iemand die dringend hulp nodig heeft.
Gelukkig komt er iemand langs, een priester.
Hij ziet de man, maar laat hem liggen.
Nu begint de tijd meer te dringen.
De man moet echt geholpen worden anders redt ie niet.
Gelukkig komt er nog iemand langs, een leviet, een soort hulppriester in die tijd,
Ook werkzaam in de tempel.
Ook hij ziet de man, maar hij laat hem liggen.
De leviet en de priester: het zijn eigenlijk twee professionals in kijken, in zien.
Hun werk in de tempel moet hen toch visie hebben gegeven en de verhalen die kennen uit de joodse boeken inzicht?
Wat maakt hen dan nu zo blind?
Waarom kijken ze weg.
Waarom lopen ze met een grote boog heen om dat wat niet te missen is, en vervolgen ze hun route?
Het staat niet in het verhaal.
En hun afwegingen blijven onduidelijk.
Maar daarna komt er nog een ander langs.
Het is een samaritaan.
Een vreemdeling in het gebied, een buitenstaander in die tijd,
Ook hij ziet.
En hij krijgt medelijden.
Hij wordt geraakt.
In het grieks wordt hierbij het werkwoord splagchnizomai gebruikt.
Waardoor er letterlijk zoiets staat als:
Zijn ingewanden roerden zich.
Er gebeurt iets in het binnenste van zijn binnenste.
En van daaruit stapt de samaritaan in de situatie:
hij gaat er naar toe,
Verzorgt de wonden van de man,
verbindt ze, en brengt hem naar een veilige plek.
Meester Wat moet ik doen om deel te krijgen
aan het eeuwige leven?
Zo begint het verhaal eigenlijk, nog voor die gelijkenis, met een vraag van een wetsgeleerde
aan Jezus.
Nou, wat staat er in de joodse wet? geeft Jezus hem terug.
Heb God lief en je naaste als jezelf, antwoordt de man.
Kijk zegt jezus, precies. Doe dat en je zult leven.
Waarom doet de samaritaan juist dat?
Waarom schiet hij te hulp?
Misschien juist omdat hij iets niet kan wat de andere twee wel konden:
Voorbij gaan aan de situatie,
Weigeren, je ogen sluiten.
En misschien werden de priester en de leviet
ook wel geraakt in hun binnenste,
maar steeg het geheel hen daarna naar hun hoofd.
En de stem van het hoofd smoort soms de stem van het hart.
Eigenlijk vergt dat volgens mij uiteindelijk juist een extra stap, een extra krachtinspanning.
Weigeren, je afsluiten voor de ander,
dat vraagt energie.
De priester en de leviet, zij moeten zich extra inspannen om niet te luisteren naar hun binnenste.
Terwijl de samaritaan wel wordt geraakt daar,
en daarbij durft te blijven.
Daarmee missen de priester en leviet een kans.
En dat is uiteindelijk ook misschien wat Jezus met de vergelijking wil vertellen.
Geraakt worden is eng.
Het is eng, want je weet niet waar je je in begeeft,
Je weet niet welk risico je zelf loopt.
Je weet ook van te voren niet of en waar er een einde
aan de hulp komt en of je dat zelf wel vol kunt houden.
Maar het is wel waar echt leven begint.
Een paar jaar geleden
speelde ik dit verhaal uit met een bibliodramagroep.
Bij bibliodrama bekijk je de verschillende rollen in het verhaal en kies je er een daarvan uit om je verder in te leven.
Alle groepsleden konden zich goed identificeren met de priester
En met de leviet.
Naar hun beweegredenen om door te lopen moesten we gissen,
maar we konden ons er wel wat bij voorstellen.
Zoals ik ook in de rij bij die kassa van de supermarkt
Weer moest denken
aan de geremdheid die we
als volwassenen vaak ontwikkelen.
om wat voor legitieme of niet legitieme redenen dan ook, onzekerheid, zelfbescherming.
Het kan van alles zijn waardoor we soms een kans om echt deel te nemen aan het leven voorbij laten schieten.
De plek van de barmhartige samaritaan bleef die avond leeg.
Misschien omdat het ons te hoog gegrepen leek.
Misschien was het onze eigen bescheidenheid.
Hoewel ik niet denk dat de plek van de samaritaan alleen door een soort van morele superhelden kan worden ingenomen.
Het heeft denk ik meer te maken met je openstellen voor dat wat op je pad komt (of al ligt)
en er op die oorspronkelijke manier naar te proberen te kijken zoals kinderen dat kunnen.
Zodat je weer ziet.
Het is misschien niet gek dat die plek van de barmhartige samaritaan leegbleef.
Natuurlijk raakt onze blik soms vertroebelt, raken we het zicht kwijt. Het leven kan zorgen voor oogkleppen.
Toch denk en geloof ik dat dat oorspronkelijke kijken, het echte zien, mogelijk is op alle leeftijden.
Tobias en Judith,
Vandaag laten jullie Zoe hier dopen.
Zoe, haar naam betekent, Leven.
En ik wens voor haar dat zij blijft kijken zoals een kind, zoals die barmhartige samaritaan, zoals ook Jezus.
Dat wens ik voor Zoe, en het leven waaraan zij begint.
Maar ook voor onszelf.
Dat onze ingewanden geroerd blijven worden,
Zodat we geraakt worden, en ons verbonden weten.
Zodat we daardoor geen kansen missen om werkelijk deel te nemen en te hebben aan het leven.
Amen.